60
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 April 1866.
B. en W. te magtigen, met Jonkheer Mr. Willem En
gelhart Engelen, lid van het collcgie van Ged. Staten
van Friesland, wonende te Leeuwarden, eene overeenkomst aan
te gaan waarbij a. Jhr. Mr. W. E. Engelen toestaat dat
het fundament van den westelijken muur van het, door de
gemeente Leeuwarden te stichten gebouw, bestemd voor eene Rijks-
hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, ter breedte van 46
duimen in zijn erf worde gelegd en daarin ten allen tijde onge
hinderd worde gehoudenvoorts zich verbindt daartoe de bestaaude
schutting dienende tot afscheiding van zijn erf en dat van gezegde
gemeente, zoomede nevens die schutting staande boomen te doen
wegruimen, voor zoo ver zulks voor het leggen van het bedoelde
fundament mogt worden vereischt, en eindelijk vergunning ver
leent, dat van gemeld schoolgebouw langs den westelijken muur
de goot ter breedte van 30 duimen en langs de pijlaster op den
noordwesthoek de kroonlijst 70 dm. de cordonbanden en dekstuk
ken 10 duimen en de plint 3 duimen buiten dezelve over zijn
erf worden getimmerd en voortdurend ongehinderd gehouden;
h. de gemeente aan Jr. Mr. W. E. Engelen toestaat, om, zulks
verlangende, ten allen tijde op het fundament van den westelijken
muur van bedoeld schoolgebouw, voor zoover dat zich in zijn
erf bevindt, te bouwen of cenig klein gewas te planten des ech
ter met inachtneming van het bepaalde bij de voorwaarden in
het bereids geélfectueerde contract van ruiling sub 3o. gesteld
en c. wordt bepaalddat de kosten van zegels, registratie en
overschrijving in de hypotheek-registers door de gemeente Leeu
warden geheel betaald worden.
De Vergadering zich met dit voorstel kunnende vereonigen, is
buiten beraadslaging en stemming, dienovereenkomstig besloten.
8o. Rapport en voorstel van de Commissie van rapporteurs uit
de sectien van den gemeenteraad van Leeuwarden, betrekkelijk
liet voorstel van B. en W. in zake de uitbreiding van de gemeen
telijke gasfabrijk te Leeuwarden, uitgebragt ter raadsvergadering
van 26 Maart jl. De beraadslagingen over dit rapport worden
door den Voorzitter geopend.
De heer Bruinsma geeft te kennen zich met de conclusie van
het rapport der Commissie van rapporteurs niet te kunnen ver
eenigen. Bij de beoordeeling van beide plannen heeft hij zich
de vraag voorgesteld of de loealiteitcn en de instrumenten van gc-
noegzamen omvang zijn te achten bij eene productie van ongeveer
een millioen kub. el gas. Naar zijne overtuiging, bezit eene fa-
brijk, ingerigt naar de beide plannen, te weten dat van den Di
recteur, waaraan B. en W. hunne adhacsie hebben geschonken en
dat van den Architect, daartoe de vereischtc capaciteitin
zoover komen hem dan ook die plannen beide aannemelijk voor.
Nu zijn cr aanmerkingen gemaakt, dat de kanalisatie in het ont
werp van den Architect driemaal langs de fabrijk en derhalve
driedubbeld wordt voorgesteld te plaatsen, doch Spr, moet op
merken, dat ook de heer v. d. Made dit in zijn plan heeft voor
gesteld. 't Spreekt wel van zelf, hoe eenvoudiger, hoe gemakke
lijker en beter, doeh het veroorzaakt geenszins cenig inconvenient;
gegraven moet er toch worden en een eind pijp meer of minder,
levert op het geheele werk geen overwegend bezwaar. Voorts is
ten aanzien van het ontwerp van den Architect, de opmerking
gemaakt, dat de stokers van uit het retorthuis de gashouders
niet zouden kunnen zien en waarnemen, en dit aangemerkte zou
steunen op het oordeel van een deskundige. Spr. is van oor
deel dat niet de stokers met de bedoelde waarneming van den
gashouder behooren belast te worden, maar dat die eigenaardig
moet worden opgedragen aan de beambten boven hen gesteld,
b. v. de Directeur of de Opzigtcr, aan wien tevens wordt opge
dragen de waarneming van den regulateur, maar niet aan de sto
kers; maar bovendien, al ware die waarneming noodig, dan nog
stelt het ontwerp vau den Architect daaromtrent gecnc belemme
ring daar, want van uit het machinehuis zijn de beide nieuw
daartestellen gashouders waarteneraen. Ook Spr. oordcel berust
op de zienswijze van autoriteiten in dezen van der Made achtte
het niet bepaald noodzakelijk dat de gashouders van uit het re
torthuis zouden moeten waargenomen worden; ook bij groote fa-
brijken schijnt dit geen direct vereischte te wezen, althans in het
belangrijk werk van Schilling, Handbuch fiir Gasbeleuchtung, blijkt
pl. 69, dat het retorthuis links en de gashouders regts zijn geplaatst
ook aan de gasfabrijk te Frankfort zijn de gashouders zoodanig
gesteld, dat men ze van uit het retorthuis niet kan zienhet is
dus geen volstrekt vereischte, wel is eene plaatsing zoo als de Com
missie wil, niet aftekcuren, doeh zij geeft geen overwegenden
grond daarom het plan van den Architect minder aannemelijk
te beschouwen.
Volgens het plan van den Directour zal het zuiveringshuis digt
aan het rctortluiis belenden, naar dat van den Architect zullen
die op meer verwijderden afstand van elkander geplaatst worden,
opr. acht dit laatste ook betervraagt men welke der plannen
is te dien opzigtc liet beste, dan aarselt hij niet zich te verklaren
voor eene meer geïsoleerde plaatsing, Het is bekend dat in het
zuiveringshuis het meeste gevaar bestaat voor explosies; valt die nu bij
minder goede ventilatie of onachtzaamheid voor, dan is men nader
aan het beloopen van schade wanneer die gebouwen belendende
dan wel van elkander geïsoleerd zijn; ook dit bewoeren wordt
gestaafd o. a. door G. J. Mulder, die de wcnschelijkheid van ver
wijderde plaatsing der hier bedoelde gebouwen heeft betoogd.
Wat de verplaatsing van de 70<?; betreft, dienaangaande zijn door
B. en W. ecnige cijfers medegedeeld. I11 hun rapport wordt omtrent,
do kosten van het door hun Collegio voorgedragen plan gezegd,
dat zij met inbegrip eencr som van p. m. 22,000 voor stichting
van nieuwe lokaliteiten ter vervanging van de woning van den
Architect en de Stads timmerwerf, en voor aankoop van het daar
toe benoodigde terrein, in het geheel zijn geraamd op ƒ51,552
enz. waaruit blijkt, dat het plan van den Directeur f 16,000,
duurder is dan dat van den Architect, maar dat wanneer men
van deze som slechts de rente berekent, dit slechts een zeer
gering verschil zal maken met den prijs van het gas. Die bere
kening is juist, maar Spr. stelt daar ecno andere tegenover, en
wel deze, de uitgave ad 98,000 voor de daarstelling van het
inwendige gedeelte is iu beide plannen gelijk. Wat de lokalitei
ten aangaat, deze zijn bij daarstelling volgens het plan van den
Directeur 16,000 lioogcr, zoodat dit een verschil oplevert van
ten minste 30 in de kosten van daarstelling. Spr. wenscht,
dat de zuinigheid op het oog worde gehouden, ook de Raad
neemt die bij iedere gelegenheid in acht. Tegen dc door den
Architect in zijn plan opgenomene aanplomping van een gedeelte
der gracht is mede bezwaar geopperd, dat Spr. evenwel geen
zoo overwegend bezwaar achtvoor de kanalisatie kan ze niet
schaden en wat dc gracht zelf betreft, zou hij van oordeel wezen,
dat het vaarwater er beter door werd, de tegenwoordige zakvor-
mige gedaante zou verdwijnen en de versmalling zou wel geen
bezwaar bij heeren Gcri. Staten opleveren.
Men beweert, dat de fabrijk volgens het plan van den Archi
tect te beknopt is ingerigt, z. i. is dit niet het geval, want zij
kan desnoods in een verbruik van pl.m. 1,000,060 kub. cl gas jaar
lijks voorzien, ook is voor kolen- en coaks berging genoegzaam
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
gezorgd. Wanneer dc coaks echter onverkocht blijft liggen, dan
spreekt het wel van zelf, dat dc ruimte daarvoor gerekend on
voldoende is, doch er bestaat naar Spr.'s raecning geene vrees,
dat die brandstof onverkocht zal blijven met de aanstaande ophef
fing van de gemeentelijke belasting, zal dc coaks 20 cents per
mud goedkooper worden en zij is beter dan turf, want zij is veel
moer warmtegevend dan deze, en het bezwaar dat dc minvermo
genden er minder goed mede teregt kunnen, valt weg bij dc
bedenking, dat de arbeiders aan dc fabrijk vroeger niets anders
dan eoaks brandden. Bij behoorlijken gercgclden afzet van de
eoaks, zal cr dus daarvoor geen gebrek aan bergruimte ontstaan.
Overigens ontveinst Spr. het niet, dat de fabrijk wel van beperkten
omvang zal zijn, doch men zal die beknoptheid eerst dan ont
waren, wanneer het verbruik van 600 tot 900 duizend kub. el
gas zal zijn gestegen, zelfs op enkele, op de zoogenaamde tatale
avonden is het mogelijk aan de aanvraag 0111 gas te voldoen,
want met het oog op het gelijk getal retorten in de beide plan
nen opgegeven, zal de fabrijk voor eene productie van gemiddeld
5000 el gas per etmaal genoegzaam zijn. Wat wijders aangaat
de welstand voor de fabrijk naar de verschillende plannen te ver
krijgen, komt het Spr. voor, dat dat van den Architect dc voor
keur verdient, want daardoor erlangt de fabrijk beter aanzien.
Ware het plan van den Architect meer kostbaar het ware iets
anders, maar bij een sierlijker voorkomen, zal de fabrijk minder
kosten. Op grond vau een eu ander zal hij zich voor het plan
van den Architect verklaren. Echter is hij van gevoelen, dat
wanneer men de fabrijk naar een der beide plannen inrigt,
dan de vereischte hoeveelheden gas, door beiden zullen kunnen
worden geleverd, dit punt levert derhalve geen bezwaar op.
De heer Gorter verklaart wel geen deskundige in dezen te zijn
doch zijne opmerking ten aanzien van het terrein toeh niet te
willen terughouden in het belang van de fabrijk lacht hem het
plan vau den Directeur het meest toe, en toeh vindt hij wel
cenig bezwaar in het gemis van de stads werf ter dier plaatse,
en indien inen bij de beoogde uitbreiding, in eene streksehc rig
ting van af het huis van den Directeur tot aan do rijksbrug kon
bouwen, dan zou waarschijnlijk aan dat bezwaar kunnen worden
tegemoet gekomen. Had men aan v. <1. Made bij de op hem
verstrekte opdmgt, kunnen zeggen, de grond vóór het huis \an
den Architect is disponibel, hij zou voorzeker dien grond liever
hebben benuttigd. Oppervlakkig geoordeeld komt hem de plaat
sing van de gashouders op verwijderden afstand van elkander,
minder gelukkig en ondoelmatig voorindien men cr geen bezwaar
in vond, dan zou Spr. het huis van den Architect en den daar
voor gelegen grond willen benuttigen, liet huis vooruit brengen
en het overige ten dienste van dc fabrijk inrigtcn. Dus te werk
gaande zou de tegenwoordige woning van den Directeur, op den
duur voor deze minder geschikt zijnde, kunnen strekken voor eene
woning van den Boekhouder, wiens bestendige aanwezigheid bij
de fabrijk hij hoogst nuttig acht. Neemt Spr. nu de aangegeven
rigting met de rijksbrug als basis voor de operatie aan, dan ver
krijgt. men bij betere rigting ook eene betere voorziening in het
geen de fabrijk en haar toezigt aanbelangt, dc werf kon meer
achterwaarts gebragt en dc daar aanwezige voorraad keijen opge
ruimd worden. Spr. heeft gemeend dit in het midden te moeten
brengen, hij verklaart overigens, dat het plan van den Directeur
de voorkeur verdient.
De heer Bloembergen verklaart het woord niet te hebben ge
vraagd om te trachten den eersten Spr. van zijne meening terug
te brengen, omtrent dc meest geschikte wijze waarop de uitbrci-
Zitting van Donderdag 26 April 1866. 61
ding der fabrijk zou zijn tot stand te brengenhij zou zulks
nutteloos achten nadat hij reeds vroeger heeft getracht den ge-
eerden Spr. deswege de noodige overtuiging te verschaffen, doch
aangezien sommige leden der Vergadering, in dezen welligt niet
ingelicht zijn, omtrent hetgeen tegen de consideration door den
vorigen Spr. ten voordeele van het plan des architects bijgebragt,
kan worden aangevoerd, wenscht hij nog bij cenige punten stil
te staan. Vóór alles moet hij verklaren dat het hem verheugt
dat de Commissie van rapporteurs hare adhacsie aan het voorstel
van B. en W. heeft kunnen schenken. Van onderscheidene kan
ten zijn bij de behandeling in de sectien aangaande het plan
van den Architect bedenkingen gerezenwanneer men nu elk
punt afzonderlijk in beschouwing en bescherming neemt, zal het
welligt mogelijk zijn die bezwaren weg te cijferen, doch blijft er
van ieder punt slechts iets van dit bezwaar bestaan, dan zullen
deze te zarnen vereenigd toch een algemeen bezwaar daarstellen,
zoo is het ook hier met het voorstel van den Architect. Er i3
gesproken over dc kanalisatie bij dc fabrijk en de geëerde Spr.
heeft gezegd er geen bezwaar in te zien dat die op dc door den
Architect voorgestelde wijze worde aangebragt. Spr. erkent, dat
eenige ellen meer of minder van die buizen te leggen, geen grond
zou opleveren daarom het plan af te keuren, doeh ze kosten al
tijd, en het terrein iu aanmerking genomen, dan blijft er toch
wel bezwaar bestaan zoo vele buizen nevens elkander te plaatsen,
vooral wanneer men daarbij let op het aanwezig zijn der putten
waarin de in- en uitlaatbuizen moeten nederdalen, die de ge
meenschap met de inwendige ruimte der gashouders daarstellen
bovendien heelt eene veelvoudige kanalisatie naar het oordeel
van deskundigen in dc daad bezwaren in. Hetzelfde betreft de
gashouderser zullen fabryken zijn waar de werklieden van uit
het rctorthuis het oog niet kunnen hebben op dc gashouders;
brengt de gesteldheid van het te-rein dit volstrekt mede, welnu,
men behoeft de andere inrigting der zaak daarvan niet afhanke
lijk te stellen, doch waar die gelegenheid bestaat of bestaan kan
om ze op het oog te hebben, dan is het toch wel van eenige
beteekenis de inrigting daarnaar te regelen, want het geldt hier
eene surveillance niet bij dag alleen maar ook gedurende den
nacht uit te oefenen. Voor de stokers is het behoefte den stand
van den gashouder te kunnen waarnemen en zich daarnaar te re
gelen. Voorts is gesproken over de plaatsing van het zuiverings-
huis in de onmiddellijke nabijheid van het retorthuis en het daar
door meerdere gevaar, ingeval van explosie. Hij erkent., dat bij
de plaatsing van het zuiveringshuis, 11a het opgedane voorbeeld
te Utrecht, met dc meeste voorzigtigheid behoort te worden te
werk gegaandoeh wanneer hij dc verzekering heelt dat het huis
in geen direct rapport met het retorthuis wordt gebragt en er
zal worden gezorgd dat de inwendige ruimten niet in dadelijke
communicatie staan zoo dat het in het zuiveringshuis door eenig
toeval ontsnappend gas niet naar het rctortluiis stroomen zal maar
naar elders ontwijken kan, dan blijft hij er bij, dat tegen de voor
gestelde plaatsing geen overwegend bezwaar bestaat. Wat nu
aangaat de door den gcachten Spr. bijgebragte berekening om
trent dc meerdere kosten welke uit het plan van den Directeur,
met inbegrip der verplaatsing van dc werf zullen voortvloeijen,
hieromtrent zij aangemerkt dat dit verschil op ongelijke wijs kan
worden voorgesteld. Immers wanneer men alleen de kosten van
aanbouw in berekening brengt, dan ja maakt het zeker procen-
tisch een aanzienlijk verschil of men circa ƒ35000 dan of men
51000 besteedt; maar men vcrgetc niet dat die kosten slechts
ceu gedeelte van het geheel uitmaken en naar beide plannen eer