H
jr #r w w jr' '^err - 't^as^ n
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 24 Mei 1866.
om in eene volgende vergadering in behandeling te worden ge
nomen.
15. Is gelezen een brief van mevr. P. Houwink, wed. Mr.
P. Wierdsma Schik, dd. 22 Mei jl., houdende mcdedceling aan
den Raad dat hare echtgenoot Mr. Petrus Wierdsma Schik,
lid dezer vergadering, op den 17 dezer in den ouderdom van
34 jaren is overleden.
De Voorzitter, na een woord van hulde aan de nagedachte
nis van den heer Schik, wegens zijue trouwe, ijverige en naauw-
gezette behartiging der belangen van deze gemeente te hebben
toegebragt, stelt voor dat de Raad het Collegie van B. en W.
magtige, om namens hem een brief van rouwbeklag aan mevr.
de wed. Wierdsma Schik te zenden. Hiertoe wordt eenstem
mig besloten.
16. Gelezen en voor notificatie aangenomen een schrijven van
den voormalige» huurder der Stadsplaats „de Magere Weide,"
E. G. Dorhout, bevattende dankbetuiging aau den Raad, voor
dc ten zijnen aanzien betoonde welwillendheid, ter zake de ovcr-
dragt van het huurregt dier plaats.
17. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. omtrent de in hunne handen ten fine van berigt en raad
gestelde adressen van handelaren enz. in wijn, tot het erlangen
van restitutie van betaalde gemeentelijke belasting wegens den op
ulto. Dec. jl. nog niet in consumtie gebragten voorraad wijn.
Luidende dit rapport en voorstel als volgt
MIJNE HEEREN!
Bij besluiten Uwer Vergadering van den 22 Februarij en 9 Mei 11. werden
leu line van rapport cn voorstel in onze handen gesteld onderscheidene adres
sen van wijnhandelaren te dezer stede, alle de strekking hebbende om tc ver
zoeken, dat hun restitutie moge worden verleend van den betaalden gemeente-
accijns wegens den bij hen op nltimo December des vorigtn jaurs nog voor
handen zijnden wijn.
Dat verzoek is het gevolg van het in werking treden der Wet van 7 Jnlij
18G5 (Staatsblad no. 79), houdende wijziging der Gemeente-wet in verband
met die van 7 Augustus daaraanvolgend, (Staatsblad no. 1Ü4), krachtens welke
laatste dc plaatselijke belasting op wijn met ultimo December 1865 heeft opge
houden een middel van inkomst der gemeenten te zijn.
Adressanten inlnsschen hadden die belasting voor dien tijd reeds voldaan,
ook van den voorraad die op dat tijdstip nog bij hen voorhanden was.
Zulks vloeide voort uit de bepaling van art. 29 der verordening op de invor
dering dezer belasting dd. 9 Jnnij 1864 volgens welke, de handelaren of nering
doenden in wijn, wier voorraad doorgaande beneden de zes vaten beloopt, de
belasting dadelijk bij den invoer hadden te voldoen als wordende die wijn
geacht, in dadelijke consumtie te zijn gebragt.
Voor andere handelaren en neringdoenden, wier doorgaande voorraad meer
beliep, hield dc verordening daarentegen bepalingen in, die inedcbragten, dat
zij, bij invoer van wijn binnen de gemeente voor de plaatselijke belasting op
dit artikel bloot werdeu gedebiteerd, doch de betaling eerst dan behoefde te
geschieden, wanneer de wijn in consumtie werd gebragt, terwijl afschrijving
op hun debet werd genoten voor het uitgevoerde.
liet gevolg hiervan was, dat deze laatsten met begin van Januarij 1866
slechts zooveel op hunne rekening aanzuiverden, als noodig was om het ver
schil tusschcn hun debet iu rekening en het beloop der belasting van den op uit.
December voorhanden voorraad, te vereffenen.
Die aanzuivering vond naar cisch plaats, nadat bevorens op ulto December
de hoegrootheid van dien voorraad behoorlijk was geconstateerd.
De vraag rees nu, hoe door ons moest worden gehandeld ten aanzien van
het saldo, waarvoor de laatst bedoelde handelaren alzoo op ulto December in
rekening gedebiteerd bleven, wegens den hij hen voorhanden voorraadof
namelijk nog, hetzij geheel hetzij gedeeltelijk voldoening van dat saldo door
óns kon worden gevorderd, dan of dat saldo, als tengevolge der veranderde
wettelijke bepalingen met 1 Januarij niet meer verschuldigd, behoorde tc
worden afgeschreven tot afsluiting der rekening.
Wij ziju na ernstige overweging tot de overtuiging gekomen, dat eene be
slissing in lnatstbedoelden zin, geacht moet worden in overeenstemming te zijn,
en met de Wet van 7 Augustus 1865 (Staatsblad no. 104, èn met het begin
sel, dat aan de heffing der wijnbelasting iu deze gemeente sedert I Januarij
1866 ten grondslag lag.
Immers dit begins. 1 was, blijkens de verordening op de invordering en de
memorie van toelichting op deze, om den wijn wel bij invoer in dc gemeente
als aan belasting onderworpen te beschouwen en dus onder surveillance te
blellcn, maar de belasting slechts door betaling te heffen van den wijn, die
binnen de gemeente werd verbruikt en eerst dan, wanneer zij in consumtie
werd gebragt.
Terw ijl nu dit laatste, wat den wijn op ulto December 1865 bij de wijnhande
laren, bedoeld bij art. 14 dier verordening, voorhanden voorraad aangaat, eerst
van 1 Januarij 1866 af kou plaats vinden, en art. 2 der bovengenoemde Wet
dc uitdrukkelijke bepaling inhoudt, dat, te rekenen van gezegd tijdstip geene
plaatselijke verbruiksbelastingen meer op den wijn worden geheven, zou het,
ouzes inziens, in strijd met die bepaling zijn, alsnog de belasting van dien
voorraad te beffen door de saldo's van rekeuing hetzij voor het geheel hetzij
voor eeu deel, alsnog in te vorderen.
Wel scheen er oppervlakkig iets voor te zijn, dat die belasting toch nog
voor een deel kon worden gevorderd, namelijk tot een bedrag van t 8.U0 per
vat, zijnde het beloop der verhooging, die «Ie Rijksbelasting met 1 Januarij
heeft ondergaan en voor welke verhooging door het Rijk van de handelaren
geene aanzuivering is gevorderd, wegens dcu bij hen voorhanden voorraad,
dan alleen voor zoo ver zij over 1865 meer wijn haddeu ingeslagen dan hun
gemiddelde jaarlijksche inslag en voor zooveel die meerdere inslag na l Dcc.
mogt zijn geschied.
Yan .litn voorraad toch was slechts 20 gulden per vat aau Rijksbelasting
betaald met 1 Jan. klom die belasting tot 28 gulden per vat en, waar nu
de gemeente geene plaatselijke belasting van den voorraad vorderde, had dus
de handelaar de gelegenheid dicu met eene verhoogiug van 8 gulden per vat
uitteslaan. Hem scheen dus geen onregt te geschieden indien de gemeente
nog tot dit bedrag het saldo invorderde.
Bij nadere overweging evenwel kwam ook dit ons niet geraden voor, uit
aanmerking dat de verhooging der Rijksbelasting ingevolge art. 11 der wet
van 7 Augustus 1865 (Staatsblad uo. 104) geheel is van tijdelijke» aard om
jaarlijks weder verminderd te worden, in dier voege dat het geheel der be
lasting, nu 28 gulden per vat bcloopende, met 1867 tot op 26, het daaraan
volgend jaar tot op 24 cn met 1868 weer tot op 20 gulden terug gebragt
zal zijn, waaruit volgt dat, waar de wijnhandelaar zijnen doorgaandeu voor
raad op gelijke hoogte behoudt, hij van die verhoogiug der belasting geen voor
deel zul trekken terwijl hij integendeel in het vervolg schade zou lijden, in
dien van dien voorraad nu ook gemeente-belasting werd geheven, ware hit
ook slechts voor het beloop der verhooging, aangezien dan met 186S, 28
gulden van dien voorraad betaald zou zijn, waar slechts 20 guldcu zou kun
nen worden terug genoten.
Het is op dezen grond, dat wij ook eene gedeeltelijke heffing dier belasting
ongegrond achten en dierhalve van oordeel ziju geweest dat de bedoelde
saldo's als tengevolge der veranderde wettelijke bepaling opzigtens de hcffiug
van plaatselijke verbruiksbelastingen nht meer vorderbaar, behoorden te wor
den afgeschreven, waarvoor nog te meer aanleiding bestaat, omdat krachtens
art. 2 der wet van 7 Aug. 1865 [Staatsblad no. 104] de gemeente voor de
l eerste maanden des jaars wegens bet. gemis der inkomsten uit dit middel
tot 1 Mei voor haar voortvloeiende van het Rijk vergoeding erlangt door
eene evenredige uitkeering.
Wij hebben gemeend Mijne Iieeren, het aangevoerde ouder Uwe aandacht
te moeten brengen omdat de wijze waarop gehandeld moest worden ten aan
zien der handclareu met welke eene doorloopcude rekening werd gehouden,
vermoedelijk van invloed zal kunnen zijn op uwe beslissing omtrent de on
derhavige adressen van neringdoenden in wijn, bedoeld bij art. 29 der ver
ordening op de invordering.
Dezen hebben de belastiug reeds betaald cn vragen restitutie, van het be
taalde. Naar de bepaling aan liet slot van dat artikel werd de wijn door
hen ingeslagen, geacht in dadelijke consumtie te zijn opgeslagen.
Strikt genomen hebben zij alzoo geene dadelijke aanspraak op restitutie.
In allen geval rekenden wij, op grond van evengenoemde bepaling, ons Col
legie niet bevoegd om die restitutie toe tc kennen anders dan na daartoe door
uwe vergadering gemngtigd te zijn. Met het oog intusschcn op het boven
omschreven beginsel voor de heffing dezer belasting cn in aanmerking ge
nomen dat ook deze bandelaren geacht moeten worden steeds eenen, zij het
dan ook veel geringeren voorraad van wijn voor hunnen handel voorbanden
te moeten hebben, komt het ons voor dat ook ten hunner aanzien allezius
termen bestaan om hen in dezen op gelijken lijn met de andere handelaren
te stellen, waarvoor te meer grond bestaat omdat men zich, door den voor
1 Januarij gehouden aaupcil, van het beloop van hunnen voorraad heeft over
tuigd. Naar aanleiding hiervan hebbeu wij de eer voor te stcllcu dat de
Raad besluite
B. cn W. te magtigen aan dc adressanten, zoomede aan andere handelaren
en neringdoenden in wijn in deze gemeente, als zoodanig gepatenteerd, wier
voorraad op ultimo December 1865, blijkens gehouden aanpeil meer dan
vijftig kannen beliep, restitutie te verlccncn vau de deswege betaalde plaat
selijke belasting.
Aldus gedaan ter Raadsvergadering den 24stcn Mei 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DIRK ZEPER.
De Secretaris, De SVV ART.
Is besloten, dit stuk ter visie van de leden te leggen om in
eene volgende vergadering in behandeling te worden geDomcn.
Dc Voorzitter sluit hierop de Vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag 6 Junij 1866.
81
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergadering
van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op
Woensdag den 6 Junij 1866.
Eerst, 13 later 14 leden tegenwoordig. Afwezig de hh. Mr. C.
Wiersma, C. I. Boltcn, Dr. A. Meursinge Ilz., K. Tigler Wijbrandi,
Mr. W. J. van Weideren baron Rengers en Mr. J. L. v. Sloterdijck.
Voorzitter de heer 1). Zeper, die, na opening der vergadering
voorstelt om het genotuleerde wegens de vorige vergadering, niet
in deze', maar iu de volgende gewone vergadering te resumeren
waartoe eenstemmig is besloten.
1. Is gelezen een rapport van B. en W. van heden, houden
de aanbieding aan den Raad, ten fine van behandeling en vast
stelling, van het kohier der plaatselijke directe belasting onder
den naam van hoofdei ijken omslag, ten behoeve dezer gemeente
voor het dienstjaar 1866, zoomede van dc bezwaarschriften tegen
aanslagen op dat kohier ingekomen.
De Voorzitter stelt voor het kohier met de reclames evenge-
meld, tot het beoogde onderzoek, te brengen in de section van
den Raad, waartoe eenstemmig besloten wordt.
Wijders bepaalt de Voorzitter, overeenkomstig art. 67 van het
reglement van orde, dat bedoeld onderzoek vóór of op den 20
Junij e. k. zal moeten zijn afgeloopen, terwijl hij voorts aan de
vergadering mededeeling doet dat, vermits drie leden van het
Dagelijksch Bestuur tot leden der 2e sectie zijn aangewezen, de
wethouder Bruinsma in de 3* sectie zitting zal nemen.
2. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
vervat in hun besluit van den 5 Junij 1866, no. '/35, tot het
nemen van een' tijdelijken maatregel, om tegen den aanstaanden
winter in het alsdan te verwachten gasverbruik naar cisch te
kunnen voorzien.
Dit stuk luidt als volgt
Gezien dc missive van de Commissie voor de gemeentelijke Gasfabriek al-
bier, dd. 5 Junij 1866 no. 10, houdende onder anderen voorstel tot het nemen
van een' tijdelijken maatregel om tegen den aanstaanden winter iu het alsdan
te verwachten gasverbruik naar eisch te kunnen voorzien.
Overwegende, dat deze vergadering de beschouwing der Commissie, op
zigtens het noodzakelijke vau dcrgelijken maatregel allezius deelt en dat ook
dc wijze, waarop die maatregel ten uitvoer zal dienen te worden gebragt, nl.
door het aanbrengen van twee bedden met het vcreischte getal retorten en
een derden gashouder, haar geschikt voorkomt
Is besloten
Onder overlegging van voormelde missive aan den Raad voor te stellen
om te besluiten
lo. Burgemeester en Wethouders te magtigen om, in afwachting van de
vaststelling der plans tot uitbreiding der Gasfabriek, den noodigen tijdelijken
maatregel tc nemen, om gedurende het aanstaande winter-saizoen iu het als
dan te verwachten gasverbruik te kunnen voorzien, speciaal tot het doen
aanbrengen van
a. twee nieuwe bedden met het vcreischte getal retorten
b. een derden gashouder ten noorden van de voorste der twee bestaande
gashouders nagenoeg ter plaatse waar hij, op het reeds in beginsel door dcu
Raad aangenomen plan tot uitbreiding der fabriek, is aangeteckend.
2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen deu Raad nader «le
noodige voorstellen te doen, om iu de kosten van geuoemden tijdelykeu
maatregel te voorzien.
En zal ten voorschreven einden enz.
De desbetreffende missive van de Commissie voor de ge
meentelijke gasfabriek aan B. en W. is van den volgenden inhoud
In eene gisteren avond gehouden vergadering werd ons door onzen Voor
zitter mededeeling gedaan van eeu aau uw Collegie gerigt schrijven van den
Architect der gemeente, van den 3deu dezer, met bijbehoorende teekening van
een geheel nieuw plan tot uitbreiding der gemeentelijke Gasfabriek, echter met
iuachtncming van het, door den Raad genomen besluit, om tot die uitbreiding
de timmerwerf en daarbij gelegen gebouwen, zooverre noodig, tc gebruiken.
Die vergadering werd door genoemden ambtenaar en den directeur bijge
woond. 't Bleek ons daarbij, dat, zooals trouweus ook reeds in bedoeld schrij
ven werd vermeld, tusschen beide ambtenaren over het nieuwe plau eeue vol
maakte overeenstemming bestond.
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
Ook wij konden thans eenparig onze goedkeuring aan dat plan hechten. Wij
vonden daarin gepaard doelmatigheid en de vcreischte ruimte, terwijl tevens
wat het uitwendige betreft, èn dc fabriek èn de bijbehoorende gebouwen, eeu
allezius goed aanzien, met inachtneming vau de vereischten der symétrie
zullen erlangen.
Wij vinden alzoo alle redenen, u tc adviseren, deu Raad voor te stellen,
voormeld plan thans tot grondplan aan te nemen, waarnaar de uitbrcidiug dtr
fabriek zal plaats hebben.
Het komt ons evenwel voor, dat dc uitvoering van dat plan nog vóór bet
aanstaande wintersaisoeu aan bezwaren onderhevig is. In de eerste plaats mag
de voorhanden tijd daartoe te kort worden geacht; in de tweede plaats zou
zeer moeijelijk vóór het aanbreken vau dat saizoen nog kunucu worden voor
zien iu de behoefte aau eene andere gelegenheid tot vestiging der stads tim
merwerf, om er niet van te spreken, dat men den Architect incde eene nieuwe
geschikte woning zal behooren te verschaffen iu dc derde plaats eindelijk,
zou eene gcldleening, om de kosten van een en ander te bestrijden, bij deu
tegenwoordigeu stand der geldmarkt, niet anders dan op voor dc gemeente
zeer uadeelige voorwaarden kunnen worden aangegaan, iets waarvan zich uit
den aard der zaak de invloed nog lang op dcu prijs vau het gas zou laten
gevoelen.
In het vooruitzicht van dc geschetste moeijelijkhedcn, hadden wij intusscheu
reeds vóór lang onze gedachten er op gevestigd, om voor het aanstaande win-
tersuizocn een tijdelijken maatregel te nemen, ten einde in de aanvragen om
gas, naar bchooreu te kunnen voorzien. Herhaalde besprekingen hadden daar
over met den directeur plaats, die van gcvoeleu was, dat die maatregel allé-
zins uit te voeren en bovendien ook zeer raadzaam was. Daartoe zou in de
eerste plaats noodig ziju het aanbrengen van meer retorten, ten einde meer
gas te kunnen produceren, cn wel dooraan de tegenwoordige 29, een 14tal (2 bedden)
toetevocgen, waardoor de productie van gas met ongeveer de helft zou kunnen
worden vermeerderd en zeer waarschijnlijk wel in de eerste behoeften zal kun
nen worden voorzien. Ten tweeden zou een nieuwe of derde gashouder moe
ten worden aaugebragt, ten einde eene behoorlijke berging voor bet meer te
verkrijgen gas tc erlangen. Wel is waar, k innen de beide bestaande gashou
ders geacht worden eene capaciteit te bezitten, meer dan voldoende om met
het thans iu gebruik zijnd getal van 29 retorten te werken, doch, met het
oog op dc vermeerdering van dat getal met de helft, zou de bergruimte op
een gegeven oogenblik, toch welligt te kort kunnen schieten, daargelaten de
mogelijkheid, dal het een of ander gebrek aan een der gashouders kan ont-
staau, zoodat eeu derde gashouder wel in gebruik zou moeten worden geno
men. De Architect uitte zich iu gelijken geest, met dc bijvoeging dat, zoo
tot den tijdelijken maatregel werd besloteu, dan ook behoorlijk tijd voorhan
den zou zijn, om het bestek der voorgenomen uitbreiding in gereedheid le
brengen en de aanbesteding reeds in den aanvang van 1867 te doen plaats hebben.
Wat nu de plaatsing der retorten betreft zoo is daartoe, volgens den Direc
teur, voldoende gelegenheid ter zijde van het bestaande retortenhuis. Den
derden gashouder zouden wij wenschen te hebben aaugebragt vóóraan, daar
waar hij, èu op het tegenwoordige nieuwe plan èn ook reeds op het door deu
Raad aangenomcue is aangeteckend.
Ten aanzien van de retorten geldt voorts dc opmerking, dat het daartoe te
bezigen materieel, later weder grootendecls in het nieuw tc stichten retorthuix
zal kunnen worden gebpzigd. Wat den derden gashouder aangaat, zoo achten
wij voldoende er op te wijzen, dat die in ieder geval noodig is, bij de voor-
genomeue uitbreiding, en dus, ook al zou dc behoefte er aan voor het oogen
blik minder groot kunnen worden geacht te zijn, des neen, te dien aanzien
hoogstens vau een maatregel vau anticipatie of gepaste voorzorg sprake zou
kunnen zijn.
De kosteu van eenen gashouder van dezelfde afmetingen als dc bestaands
zullen volgens den Directeur p. ra. ƒ15,000 bedragen, behalve het graven der kuil.
Ofschoon ous na den Diiectcur te hebben gehoord, aanvaokelijk het denk
beeld ecnigzins toelachte, om het maken vau den gashouder, dat niet het werk
van iedereen is, ouderhands aan te besteden, b. v. door óf hem van de eene
of andere gunstig bekende fabriek te ontbieden, óf twee of drie gerenoraeerde
fabriekanten daarover te verstaan, ziju wij ten slotte echter tot het gevoelen
gekomen, dat dc aanbesteding in het openbaar, toch wel het meest aanbeve
lenswaardig is, vermits de concurrentie alligt ten voordeclc der gemeentekas
zal zijn en door eeu naauwlettend en goed tocz'gt genoegzaam kan worden
gewaakt dat het werk overeeukomstig het bestek zal worden verrigt.
Wij mcenen ten slotte hier nog te moeten bijvoegen, dat volgens het oor
deel van den Directeur, de gashouder vóór het volgende wintersaisoeu zal kun
nen worden geplaatst.
Op grond van het aangevoerde hebben wij mitsdien de eer U te adviseren
om eeu in bovcugemelden zin strekkend voorstel den Raad aan te bieden.
De Commissie voor de Gemeentelijke Gasfabriek
E. BLOEMBERGEN, Voorzitter.
A. DUPARC, Lid jr Secretaris
24
4