GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 14 Junij 1866.
.Met genoegen heeft Spr. uit den mond des Voorzitters onder
anderen, gehoord, dat B. en W. op het instellen eener cholcra-
commissie zijn bedacht geweest. Ilij zou echter gaarne het Col-
legie wat verder zien gaan, nl. om die commissie niet bloot op
liet papier te hebben, maar haar reeds in werking te doen tre
den. Hij is het geheel eens met den Voorzitter, dat men de
gemoederen der ingezetenen vooral thans niet ounoodig moet ver
ontrusten, maar, ofschoon hij leek is, aarzelt hij niet als zijn
gevoelen tc uiten, dat, zoolang eene plaats het voorregt heeft
van de cholera bevrijd tc zijn, angst en vrees alléén de ziekte
niet zullen doen ontstaan. Zoodanige commissie kan ook in pre
ventief opzicht zeer veel nut stichtenin vele andere gemeenten
bestaat zij reeds in werkelijkheid. Spr. heeft wel alle vertrouwen
in den ijver en de werkzaamheid van het Collegie van Dagelijkseh
Bestuur, waarin men bovendien het voordeel heeft twee mannen
te zien zitten, die tevens leden zijn van den provincialen genees
kundigen raad, maar hij ziet niet. voorbij, dat de gewone taak
van dat Collegie reeds zoo groot is, dat het, ook met de groot
ste ambitie en met den besten wil, al het buitengewone werk
zoo als het behoort, niet kan afdoen. Hij beveelt deze zaak flus ten
zeersten aan de nadere overweging en de prudentie van B. en W. aan.
De Voorzitter betreurt het ora den vorigen Spr. aangaande
het eerst door hem besproken punt, niet al die inlichtin
gen te kunnen verschaffen', als noodig zouden zijn daaruit
«•en stellig besluit te trekken omtrent de al of niet uitvoe
ring van liet bewuste dempingswerk in dit jaar. Omstandigheden,
geheel onafhankelijk van den wil van bet Collegiehebben de
uitvoering van het werk tot dusver vertraagddoch binnen
kort zal dien aangaande een bepaald voorstel ter overweging
worden aangeboden. Wat de reiniging aangaat, het Collegie be
treurt het dat men daarmede niet eerder is aangevangendc
voorgenomen demping deed dit onnoodig achten, hij kan evenwel
de verzekering geven dat men reeds nu met die reiniging is aan
gevangen, even als dit ook werkelijk ten vorigen jare plaats vond.
De sloot wordt om dc 2 of 3 dagen, om zich zoo eens uit te
drukken, afgeroomd en op daarvoor bepaald aangewezeu plaatsen
geleikt; 'tis evenwel niet mogelijk daar alle onaangename odeurs
weg te nemen.
Wat betreft het. dadelijk in werking doen treden eener cholera -
commissie is hij van oordeel dat het Collegie den te kennen ge
geven wensch in attentie zal houden.
De lieer d.6 Haan acht het instellen eener eholera-commissic
van het meeste rut, doch bij hem is dc bedenking gerezen of
het ook niet zeer zijn nut zoude hebben dat, hetzij door eene spe
ciale commissie, hetzij op eenige andere wijze, toczigt werd uitgeoe
fend op de woningen van onvermogende ingezetenen, derwijze dat
sommige dier woningen werden gereinigd en van schadelijke be-
standdeelen gezuiverdvroegere ervaring heeft hem geleerd
dat vele dier woningen, zeer het kenmerk van onzindelijk
heid dragen. Men zou aan eene speciale commissie of wel aan
arraverzorgers zoodanig toezigt, dat onvermijdelijk tot meerdere rein
heid zou leiden, kunnen opdragen. Hij wcnscht dit aan de aan
dacht van B. en W. aan te bevelen.
De Voorzitter zegt hieromtrent tc kunnen mededcelen, op
offieieuse wijze in kennis te zijn dat door sommige armbesturen
zoodanig toezigt reeds wordt uitgeoefend. Van B. en W. is
daartoe geene officiële uitnoodiging uitgegaan.
De heer Bminsma meent tc moeten opmerken dat, gedurende
de drie hier geheerscht hebbende cholera-epidemiën, telkens eene
dusgenoemde oholera-commissie heeft gefungeerd en dat die uit
muntend hebben gewerkt. De laatstelijk in 1854 bestaan heb
bende commissie was eene groote commissie, die zich in kleinere
commission verdeelde, die zich mede belasten de woningen der
onvermogenden te bezoeken, en de reinheid daarvan zooveel mo
gelijk te bevorderendie wijze van handelen heeft toen voldoend
goede resultaten opgeleverd.
Treedt eene commissie als door den heer de Haan bedoeld,
nevens de in te stellen cholera-commissie in werking, dan er
langt dc zaak te grooteu omvang en vereischt eigenaardig veel
geld. Spr. betwijfelt of zulk een maatregel hier wel zaak is,
het is vroeger ook in den regel goed gegaan.
Wat betreft den wen9ch van den heer Duparc tot dadelijke be
noeming der cholera-commissie, deze wordt niet floor den Spr.
gedeeldalles is reeds voor dc inwerkingtreding georganiseerd
op het oogenblik wanneer de ziekte zich hier onverhoopt open
baart, wordt tot de benoeming overgegaaneene vroegere benoe
ming zou eene impulsie geven, die onraadzaam is tc achten,
want angst en vrees oefenen in geval van cholera, een merkbaren
invloed op het ligchaam uit, daarom moet men in dezen niet al
te zeer aan de zucht tot publiciteit toegeven. Wat aangaat dc
onreinheid van dc te dempen sloot, moet hij opmerken, flat flit
grootendccls de schuld van de ingezetenen zelve isintusschen het
bestuur doet al het mogelijke tot reiniging en zuivering.
De lieer f'crwij* itieenl de attentie van het dagelijksch bestuur tc moeten
vestigen op eene erge roekeloosheid die pcniire dagen geleden aan dc viscli-
markt plaats vond, toen daar ter plaatse namelijk, nadat eene partij visch was
afgekeurd en weggevoerd, nog een scheepje dat niet onderzocht was cn waarop
zich vele meuselien bevonden, daar bleef liegen, een aller oud rage I ij ks ten stuud
verspreidende; Spr. wenscht, dat tegen zulke misbruiken worde gewaakt.
De heer Jzegt met genoegen dc onderscheidene tnedcdcelingcn
van den Voorzitter te hebben gehoord, vooral omdat daaruit duidelijk is ge
bleken, dat bet hoofd van het bestuur doet wat van hem kan worden ge
vorderd in zijne gewigtige betrekking dat hij waakt. Daarbij heeft hij
echter tevens vernomen, dat, ondanks die waakzaamheid door den heer Burge
meester aan den dag gelegd, vele ingezetenen van hunnen kant die waakzaam
heid niet op prijs stellen niet alleen, maar zelfs tegenwerken cn nalatig zijn
in de uitvoering hunner verpligtingen. Hij moet het bekennen mat misnoe
gen te hebben vernomen, dat er li ij sommigen zelfs onwil bestaat, om naar
hun vermogen mede te werken ter bevordering van reinheid. Daarom is bij hem
de vraag gerezen of het niet wenschclijk ware te achten, om in de verorde
ning, die in dut opzigt minder afdoende bepalingen schijnt tc bevatten, nog
eenige bepaling op te nemea waardoor die onwil voldoende zou kunnen wor
den beteugeld. Ilij geeft daarom den Voorzitter in overweging, om óf zelf
óf door de vcrordenings-comtnissio te doen nagaan of en in hoeverre er ter
men bestaan de bewuste verordening op dat punt tc verbeteren.
De Voorzitter moet den gcccrdcn 8pr. van zoo even opmerken, dat
bij zich door eigen onderzoek heeft vergewist of de uitnoodiging aan de inge
zetenen gedaan, door dezen inderdaad werden nagekomen cn dan moet hij er
kennen, dat liij sommigen gccne medewerking werd waargenomen, doch ook
velen werden gevonden die met de toegepaste maatregelen ingenomenheid lie
ten blijken en de gezindheid aan den dag legden daartoe van hunnen kant
met lust mede te werken. Het komt hem voor dat men met zulke maatre
gelen liever de zachte, dan de strengere hand moet toepassen; de meerdere
zindelijkheid dan vroeger op het Schocnmakcrsperk, op de Nieuwcburen cu
in de Muntjcmuurstraat, levert het bewijs, dat de een den ander tot zinde
lijkheid opwekt.
De heer W ierxina merkt aan dat in de bedoelde politic-verordening
veel wordt gevonden wat niet behoorlijk woidt uitgevoerd; zoo hoort
men bij nacht en ontijd soms iets in de gracht werpen wat op andere wijze
moest worden verzameld, om de eenvoudige reden, dat dc politic niet op alle
plaatsen te gelijk kan zijn; zulk een misbruik is niet to keeren hoezeer bij
de verordening verboden; dit i« evenzeer het geval met het verbod om geen
bloed in dc goten tc laten loopen cn hoe dikwijls ziet men dat verbod over
treden. Ook Spr. komt het voor, dat men in dezen niet te gestreng moet
te werk gaan.
Dc uurzitler zegt ten slotte: de vergadering zal na do gedane mede-
devlnig begrijpen, dat het ten uitvoer leggen van buitenwone maatregelen, ook
buitengewone kosten veroorzaakt; het Collegie zal daarom in eene volgende
vergadering desbetreffend een voorstel doen.
18o. Bij monde van den heer Gorter wordt namens dc betrokken Raads
commissie rapport uilgebragt omtrent de, van den schuttersraad der dd. schut-
tenj alhier ingekomene aanvraag, tot het doen van overschrijving van een der
posten van de schuttcrij-begrootiog, dienst 1865. Ter visie, om in eene
volgende vergadering af te doen.
Dc Voorzitter sluit hierop de vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUW ARDEN
Zitting van Donderdag; 21 Junij 1866.
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone verga
dering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, ge
houden op Donderdag den 21 Junij 1866.
Aanvankelijk elf later, veertien leden tegenwoordig. Afwezig
waren de hoeren E. Bloembergen, C. I. Bolten, Z. S. de Haan en
Mr. J. L. van Sloterdijck.
Voorzitter de heer D. Zeper, die, na dc vergadering geopend
te hebben voorstelt, om de notulen van de laatstvoorgaande ver
gadering, niet in deze maar in de volgende vergadering te resu-
méren; hiertoe wordt besloten.
lo. De Voorzitter brengt ter tafel een voorstel van B. en W.
betrekkelijk den aanleg van eenen kunstweg van af den straatweg
Leeuwarden-Groningen naar de grens van de gemeente Leeuwar-
deradeel, daarbij raededeelcndc, dat de zaak dier wegs-verbete-
ring nog al eenig onderzoek heeft gevorderd en daardoor eene
vroegere indiening van voorstellen deswege heeft vertraagd dat
men gaarne een langeren termijn voor het onderzoek in den Raad
zou hebben willen beschikbaar gesteld, doch dat de zaak, met het
oog op de aan Provinciale Staten te floene aanvraag, om provin
ciaal subsidie, nu inderdaad spoed vordert en afdoening eischt,
waarom hij dan ook zoo vrij is geweest de leden bijeen te roepen
in deze buitengewone vergadering.
Na de lezing van liet even vermelde voorstel, wordt dan ook
eenstemmig tot de onmiddellijke behandeling daarvan besloten, en
de beraadslagingen daarover geopend.
De heer Gorter geeft te kennen de zaak der wegs-verbetering
volgens het voorstel wel goed tc keuren, doch niet te kunnen na
laten op te merken, dat daardoor het beginsel 'twelk de Raad
tot zijn besluit tot wegs-verbetering leidde, niet zal worden ver
wezenlijkt. Dat besluit toch was oorspronkelijk betreffende het
zoogenaamde Lckkumerdijkjc volgt men nu dc in het voorstel
aangegeven regtc lijn dan zal de weg onmiddellijk tot Lekkum
loopen cn dit was niet het doel van den Raad, want deze be
oogde toen dc verbetering van den weg achter Snakkcrburen, wat
zeer noodzakelijk is te achten. Spr. erkent wel, dat dc behoeften
van de bewoners van Snakkcrburen niet behooren tot de voorzie
ning van dezen Raad, maar hij oordeelt de rigting langs Snak
kcrburen beter en bovendien het was het beginsel van den Raad
te meer, vooral omdat het voetpad tot aan de Bonkebrug ook
veel te wenschen overlaat. Hij zal zich evenwel niet tegen de
conclusie van het voorstel verklaren, doch zou gaarne zien, dat
men aan Leeuwarderadcel in overweging gaf, om in eens nu ook
den weg achter Snakkcrburen te verbeteren.
De Voorzitter kan de verzekering geven, dat de belangen van
de bewoners van Snakkerburen ook door hem in overweging zijn
gebragt in dc conferentie met de besturen van Lceuwarderadeel
en Tietjerksteradceldat dit dan ook bij den Raad van Leeuwar-
dcradeel aanleiding heeft gegeven die zaak in ernstige bedenking
te nemen cn dat men zeer goed van dc belangen der bewoners
van Snakkerburen in dezen overtuigd is, doch de overweging, dat,
werd die weg door begrinding verbeterd en zou men aanspraak
hebben op provinciaal subsidie, die weg dan ook de bij het regle
ment vastgestelde breedte zou moeten erlangen; die breedte nu
kan niet worden verkregen tenzij men tot belangrijke onteigening
overging. Daarenboven heeft Leeuwarderadcel een gunstig aan
bod ontvangen wat het te onteigenen gedeelte betreft, wanneer
de weg op de voorgestelde wijze in regte lijn op Lekkum wordt
gerigt, waardoor, behalve het min kostbare wegens onteigening
dan nog het voordeel wordt verkregen, dat de weg zal worden
bekort, wat vooral in het belang der uiteinden van den weg, Doc-
kum en Leeuwarden, is tc achten.
Lceuwarderadeel heeft op grond van 't bovenstaande dus niet
kunnen besluiten dadelijk een bijweg naar Snakkerburen te ma
ken, doch wel daartoe in beginsel beslotenis de voorgestelde
verbetering tot stand gekomen dan zal men zeer waarschijnlijk tot
het leggen van dien bijweg overgaan.
De heer Wiersma had aanvankelijk hetzelfde bezwaar als de
heer Gorter, ook hij heeft met leedwezen gezien, dat men bij liet
voorstel niet tevens de verbetering van den weg bij Snakkerburen
had opgenomenhij ontveinst zich evenwel de daaraan verbonden
bezwaren niet en zal op grond van de medegedeelde inlichtingen dan
ook geen bezwaar maken liet voorstel aantcnemcn.
Doch er is een tweede punt waarop hij de aandacht wenscht
te vestigen. Bij de stukken heeft hij aangetroffen het in der tijd
gesloten contract wegens den afstand van den zoogenaamden
Zwarten weg, krachtens hetwelk het onderhoud van dien weg aan
het Rijk behoort en waarbij in art. 4 melding wordt gemaakt van
den afstand aan de Stad van het plekje vergraven grond, dat
door onteigening uit de polderlanden van Mevr. Medcndorp in
het bezit is gekomen van den nieuwen straatweg. Voor zoo
ver Spr. zich herinnert was genoemde eigenares daar ter plaa'.sc
als bezitster niet bekendeen onderzoek daaromtrent acht hij dus
wel noodig; mogelijk is die grond later veralicneerd anders is
het nog eigendom der gemeente.
Dc Voorzitter zegt zeer in zijne meening tc moeten dwalen
wanneer de bewuste grond niet was het hoekje land tusschcn de
Zwarte weg en den staatweg daar waar deze van elkander loopen
eertijds was dit eigendom van Mevr. Medcndorp, thans is het als
't ware aan den straatweg geannexeerd.
De heer Wiersma is van meening dat, tegen een afstand door
de gemeente van 1015 ellen wegs, een ruil van een zoo klein
hoekje gronds wel zeer onbeduidend is te noemen.
De Voorzitter is van oordeel dat het toch geen ander land
dan het door hem bedoelde hoekje gronds kan zijn. Wat betreft
het gecontracteerde zij opgemerkt, dat de gemeente daarbij eige
nares van den weg bleef en dat het Rijk het onderhoud op zich
namhij zal echter gaarne een onderzoek naar het afgestane
land instellen.
De heer Brilinsma moet opmerken dat dc kosten voor de ver
betering van het Lckkumerdijkjebij de bcgrooting over 1866
op ongeveer ƒ2000 zijn geraamd; met de kosten van onteigening
zal de wegverbetering, op de voorgestelde wijze aangelegd wor
dende, dat cijfer in geen geval te boven gaan cn dan heeft men
nog het voordeel eener betere rigting; bedriegt hij zich niet dan
is reeds een voorstel tot verbetering van den weg bij Snakker
buren aanhangig. Voor het geval dat men zich bleef bepalen
het bestaande Lekkumerdijkje voldoende te verbeteren, dan zou
het op sommige, ja de meeste plaatsen belangrijk opgehoogd
moeten worden en daarbij gerekend dc kosten van begrinding,
dan zouden de kosten bij slot van rekening nagenoeg op het
zelfde neerkomen het onderhoud van het voetpad naar de Bonke
brug blijft in elk geval bestaan.
Na de sluiting der discussien wordende punten van het voorstel
van B. en W. achtereenvolgend eenstemmig aangenomen, zoodat
is besloten
1. B. en W. te magtigeu om gemeenschappelijk met de be
sturen der gemeenten Leeuwarderadcel en Tietjerksteradcel
a. eene subsidie van 30% uit de provinciale fondsen aan te
vragen voor den aanleg van eenen kunstweg, loopendc van af den
straa tweg LeeuwardenGroningen langs den ouden Zwarten weg
Bijvoegsel tot de Provinciale Piuesche Courant.
26