90
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag 21 Junij 1866.
door eenige perceelen land langs het zoogenaamde Bouwe-dijkje
naar Lekkum voorts langs den cingel van het buitengoed Eeburg
en den Lekkumerdijk naar Miedum en van daar langs den Egge-
en Kanterlandsdijk over de Kanterlandsbrug naar den bestaancien
kunstweg bij het tolhuis te Giekerk, in verbinding aldaar met
den kunstweg door Tietjerksteradeel en Danturaadeel naar Dockum;
tot de uitvoering van den sub a omschreven aanleg, voor zoo
ver de gemeente Leeuwarden daarbij is betrokken, over te gaan
na, zoo noodig vooraf, aan den Raad de daartoe betrekkelijke
voorstellen te hebben gedaan.
2. B. en W. uit te noodigen met gepasten spoed aan den Raad
een voorstel te doen tot aanwijzing der fondsen waaruit de kos
ten van den gemelden aanleg, voor zoover dc gemeente Leeuwar
den aangaat, kunnen worden bestreden.
3. B. en W. mede uit te noodigen inmiddels bij het Rijk stappen
te doen, ten einde zoo mogelijk tot eenc schikking te gera
ken omtrent het onderhoud van het door de gemeente Leeuwarden
aan te leggen gedeelte kunstweg, en den Raad ter zijner tijd ver
slag te doen van het resultaat waartoe die pogingen zullen heb
ben geleid.
Dc heer Attema het woord erlangende wcnscht nog een enkel
punt te releveren omtrent de executie dezer zaak, te weten, dat
het hem zeer nuttig en noodzakelijk voorkomt dat in de aanvraag
om provinciaal subsidie, door de gezamenlijke gemeente-besturen
te doen, de conditie worde aangetroffen dat op den aan te leg
gen weg geene tolheffing zal plaats vinden. Het niet heffen
van tol is bij de beoordeeling van zoodanige aanvraag eene con
ditio sine qua non, daarom acht hij het best om, ten einde tijd
verlies te voorkomen, daarvan al dadelijk in de aanvraag te
doen blijken.
De Voorzitter geeft de verzekering dat men dezerzijds gaarne
de gemaakte opmerking zal observéren.
Wijders i9 nog besloten aan dit besluit vóór de resumtie der
notulen de vereischte uitvoering te geven.
2o. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de voog
den van het Nieuwe Stads Weeshuis alhier, dd. 21 Junij jl no.
13, houdende, voor de vervulling der betrekking van voogdes van
gemeld gesticht, nog vacérende door het bedanken van mevrouw
de wed. Vening-Le Maire, aanbeveling van de dames
Mevrouw van Bienema-Mulier, Tromp-Slichtenbrce, en Smeding-
Tobias. Is besloten deze aanbeveling voor de leden ter visie
te leggen, om in de eerstvolgende vergadering tot dc benoeming
over te gaan.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN
Zitting van DonderJag 28 Junij 1866.
91
VEIISLAG van liet verhandelde ter vergadering
van den Gemeenteraad van Leeuwarden
gehouden op Donderdag den 28 Junij 1866.
Tegenwoordig 16 leden, afwezig de hceren Mr. J. Minnema
de With, P. T. Plantcngn, Z. S. dc Haan en Mr. J. L. v. Slotcr-
ilijck. oorzitter dc heer 1). Zeper, die op het bepaalde tijdstip
de vergadering opent.
l)e Voorzitter stelt voor, alvorens tot dc lezing en vaststelling
der notulen over te gaan, de beëedigiug en installatie te doen
plaats bebben van het nieuw gekozen Raadslid, den heer G. T.
N. Suringar, en wordt daartoe eenstemmig besloten.
De heer Suringar hierop door dc hh. G. O. Gorter en Mr. W. J. van
Weldcrcn Baron Rengers, daartoe door den Voorzitter uitgenoo-
digd binnengeleid zijnde, rigt de Voorzitter tot hem het woord
en herinnert, dut na, hij de op den 5 Junij 11. gehouden herstem
ming, de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd
te hebben, hij zijne geloofsbrieven aan den Raad heeft ingezon
den deelt voorts aan den heer Suringar mede, dat na ingesteld
onderzoek der stukken, de Raad heeft besloten, hem als lid dier
Vergadering toe te laten, dat alvorens echter zitting te kunnen
nemen de bij de wet voorgeschreven eeden door hem zullen moe
ten worden afgelegd. De heer Suringar op de deswege door den
oorzitter gerigte vraag, zich daartoe bereid hebbende verklaard,
legt daarop in diens handen den eed af, voorgeschreven bij art.
89 der Grondwet en die bij art. 39 der wet van 29 Junij 1851
(Staatsblad no. 85). De Voorzitter hierop nogmaals tot den
heer Suringar het woord rigtende, zegt: Gij hebt daar zooeven
plegtig verklaard, geene gaven te hebben gegeven, er is voor
zeker niemand onzer die daaraan heeft getwijfeld, maar gij
bezit wei gaven, wij kennen ze, welnu, gebruik die gaven tot bevor
dering van het heil en den bloei der gemeente, die thans mede
aan Uwe zorgen is toevertrouwd, licht ons daarmede voor, op
den soms moeijelijken weg die tot dat doel leidt, behoud daartoe
gezondheid, lust en kracht! na welke toespraak de heer Suringar
als lid van den Raad zitting neemt en de V ergadering dienten
gevolge 16 leden telt.
2. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld, de notulen van de
gehouden Vergaderingen op 14 en 21 Junij 1866.
3. Rapport cn voorstel der commissie betrekkelijk eene aan
vrage om magtigiug tot het doen van af- en overschrijving op
de begrooting der dienstdoende sehutterij over het jaar 1866,
waarvan dc conclusie luidt als volgtden Raad voor te stellen,
met eenparige stemmen zich met die overschrijving te vercenigen.
De Vergadering daartegen geen bezwaar hebbende, is buiten
rondvraag daartoe besloten.
4. Voorstel van B. cn W. aangaande een adres van de
hoofdonderwijzeres aan de Franschc dag- en kostschool voor jonge
jufvrouwen alhier, houdende verzoek tot tijdelijke wijziging der
bestaande bepalingen omtrent het aan die inrigting te verbinden
hulppersoneel, luidende de conclusie van dat voorstel als volgt:
Aan de adressante te kennen te geven, dat de Raad van oordeel
is zwarigheid te moeten maken, dc betrekkelijke verordening in
den floor haar bij adres dd. 8 Mei 1866 aangegeven zin te
wijzigen.
Dc lieer Suringar zegt, dat het naar hij meent, onbescheiden
zou zijn zijne stem uit te brengen over zaken, die hem niet be
kend zijn. Nu legt echter art. 36 van het reglement van orde
\oor deze Vergadering aan hem dc verpligting op, tot medestem
men, hij vraagt derhalve of de Vergadering geene termen zou
kunnen vinden, hem in dezen van de vervulling zijner ver-
pligting te vcrschoonen.
Bijvoegsel tot de Provinciale Priesciie Courant.
Dc Voorzitter beaamt het verzoek van den heer Suringar en
wil gaarne, omdat hij niet bij magtc is geweest inzage te nemen
van dc stukken die thans ter behandeling zijn gesteld, dat ver
zoek aan het oordcel der Vergadering onderwerpen.
Den lieer Attema komt het voor dat het verzoek van den heer
Suringar is turdicf. Over het 2e punt toch stemde de heer Su
ringar raeê en Spr. vindt daarom volstrekt geen redenen hem te
vergunnen zich van medestemming over punt 3 ie onthouden.
De heer Jongsma deelt het gevoelen van den laatstcn Spr.
cn merkt daarbij nog op, dat dc heer Suringar zelfs over het
verbaal van het verhandelde ter vorig3 vergadering, waar ZEd.
geen lid van was, mede heeft gestemd.
Dc heer Suringar wil aannemen dat zijn verzoek welligt tar-
dief is, doch meent te moeten opmerken, dat het lezen en vast
stellen der notulen op den oproepingsbrief vóór zijne installatie
voorkomt.
De Voorzitter zegt dat dit steeds gewoonte is, ten einde dc
nieuw benoemde leden niet te lang buiten de Vergadering te
laten wachten.
Dc heer Suringar onderwerpt zich aan het oordeel der Verga
dering cn maakt thans geene zwarigheid, over dit en de vol
gende punten zijne stem uit tc brengen.
De Voorzitter brengt daarop de conclusie van het voorstel
in rondvraag en wordt dienovereenkomstig eenstemmig besloten.
5. Benoeming van eene voogdes van het Nieuwe Stads Wees
huis, ter vervulling van dc vacature ontstaan door het bedanken
van Mevrouw de wed. Veiling le Maire. De daartoe strekkende
aanbeveling, van het bestuur over gemeld gesticht bestaat uit
Mevr. v. Bienema-Mulier, Mevr. Tromp Slichtcnbree, cn Mevr.
Smeding-Tobias. De daarover gehouden stemming leverde de volgen
de uitkomst op: Mevrouw v. Bienema-Mulier, 12 stemmenMevr.
Tromp-Slichtenbree, 3 stemmenMevr. Smeding-Tobias, 1 stem
zoodat Mevr. v. Bienema-Mulier, met meerderheid van stemmen
is benoemd tot voogdes van bovengemeld Nieuwe Stads Weeshuis.
6. Aan dc orde is de benoeming van een lid van de vaste
Raads-commissic voor het toezigt op- en beheer van het stedelijk
muzijkkorps, ter vervulling van dc door het overlijden van den
lieer mr. P. Wierdsraa Schik ontstane vacature.
De daartoe gehouden stemming leverde de volgende uitkomst
op: de heer mr. W. J. v. Weideren baron Rengers 13 stemmen
en de hecreti dr. E. Verwijs, G. T. N. Suringar en mr. E. Jong
sma ieder 1 stem, zoodat de heer mr. W. J. v. Weideren baron
Rengers met meerderheid van stemmen tot lid van bovengenoemde
commissie is benoemd geworden.
Dc Voorzitter zegt tc vertrouwen dat de heer Rengers dc hem
opgedragen betrekking wel zal aanvaardenwaartegen de hoer
Rengers verklaart geen bezwaar te hebben.
De Voorzitter stelt voor aan dit en het vorige besluit vóór
de resumtie der notulen uitvoering te geven, waartoe is besloten,
7. Alsnu is aan de orde de benoeming van een lid der Raads
commissie, belast met het onderzoek naar het doeltreffende der
oprigting eener stads-apotheek, ter voorziening in de ontstaiu
vacature door het vertrek van den heer dr. A. Meursinge Hz. in die
commissie benoemd bij besluit dd. 23 November 1865.
Overgegaan zijnde tot die benoeming, blijkt dat de eerste stem
ming de volgende uitkomst oplevert: de hceren J. Oostcrhoff Wz.
8 stemmen, A. Dupavc 4, Mr. E. Jongsma 2, P. T. Plantenga
1, G. T. N. Suringar 1 stem, zoodat dc heer J. Oosterhoff Wz.
tot lid van gemelde commissie is benoemd geworden.
8. Wordt ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B.
27