110 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 Julij 1860. van den inhoud dier adressen kennis te nemen, en over het daarin gedane verzoek 11a te denken. Spr. zal er mitsdien tegen zijn de behandeling der zaak 14 dagen uit te stellen. De heer Duparc is van hetzelfde gevoelen als de heer Gorter. Hij zou uitstel der verdere behandeling goedvinden, indien een nieuw denkbeeld ware opgeworpen, doch dit is niet het geval. Het maken van eene voetbrug toch, waarop de heer Bolten heeft gewezen, is reeds herhaaldelijk ter sprake gebragt, ook nu weder in het rapport van B. en W., en de leden hebben dus gelegen heid gehad, hunne gedachten daarover te laten gaan. Dewijl dus geene bijzondere reden voor verdaging aanwezig is, zal Spr. er minder gaarne toe medewerken, deze zaak nog langer hangende te doen blijven. De heer Bloembergen merkt op, dat in het voorstel van B. en W. onderscheidene middelen zijn aangevoerd, waardoor de verlangde kortste gemeenschap zou kunnen worden tot stand gebragt. Het blijft nu aan den llaad over te beslissen, welke van die middelen, zoo in het belang der bewoners van de Oldc- galileën. als in dat van de gemeente het meest wenschelijk wordt geacht, 't Is mogelijk dat eene voetbrug als door den heer Bolten wordt bedoeld, met veel minder kosten kan worden daargesteld, als die, welke in het betrekkelijk rapport is omschreven, Spr. zal zich echter met de daarstclling er van niet kunnen vercenigen. De Voorzitter kan zich met het voorstel tot verdaging niet vereenigen. De leden dezer vergadering tocli hebben naar zijne racening voldoende gelegenheid gehad om van de vele adressen door de bewoners van Olde-galileën ingediend, en het daaromtrent door B. en W. uitgebragt rapport kennis te nemen, en de belan gen van de bewoners van die buurt rijpelijk te overwegen. Wordt in beginsel aangenomen, dat aan de onderwerpelijke verzoekschrif ten gevolg zal worden gegeven, en daardoor het rapport en voor stel thans in behandeling zijnde, afgestemd, dan zal men kunnen overgaan te besluiten, op hoedanige wijze in die verlangde com municatie moet worden voorzien, en daarop bij de opmaking der gemeente-begrooting voor 1867 bedacht zijn. Om de behan deling van de onderwerpelijke zaak uit te stellen komt Spr. niet wenschelijk voor, dewijl het te vreezen is, dat alsdan al weder adressen van gelijken inhoud, aan den Baad zullen worden ingediend. De heer Rengers trekt, na hetgeen door ondersoheidene Spr.'s is aangevoerd, zijn voorstel in. De heer de Haan stelt alsnu voor: lo. te besluiten, dat de door de amotie van de Verwersbrug afgebroken gemeenschap tusschen Olde-galilëcn en het centrum der stad, op eenigcrlci wijze zal worden hersteld2o. B. en W. uit te noodigenom met gepasten spoed den Baad de vereischte voorstellen in te die nen omtrent de meest geschikte wijze, waarop aan genoemd besluit uitvoering zal behooren te worden gegeven. De heer Suringar merkt op, dat naar het hem voorkomt, het voorstel van den heer de liaan niet is een amendement, en dat derhalve het aan de orde zijnde rapport en voorstel van B. en W., vooraf dient te worden behandeld. Wordt dat rapport en voor stel afgestemd, dan eerst zal men kunnen overgaan tot de behan deling van het voorstel van den heer de Haan. De Voorzitter liet gevoelen van den heer Suringar deelendc, laat echter in dezen de beslissing gaarne aan den Raad over. De heer Suringar wenscht, dat de Baad bcpale of het rapport van B. en W. dan wel het voorstel van den heer de Haan het eerst zal worden behandeld. De heer Bolten zegt gaarne te willen ondersteunen het voor stel zoo even door den heer de Haan ingediend. Spreker had zelf een bijna gelijkluidend voorstel in gereedheid, doch had zich voorgenomen, daarmede niet eerder voor den dag te komen, dan nadat de behandeling van het rapport en voorstel van B. en W. zou zijn afgeloopcn. Den heer Bloembergen komt het voor, dat, zal het voorstel van den heer de Haan de gewenschtc vruchten dragen, de verga dering eerst het voorstel van B. en W. moet afdoen. De heer de Haan heeft er niet tegen, dat het voorstel van B. en W. eerst in stemming worde gebracht. Spreker meende goed te doen zijn voorstel in te dienen ten einde dadelijk een punt van behandeling te hebbenbij verschil van gevoelen met dat van het Gollegie van Dagclijksch Bestuur van waar men zou kun nen uitgaan. De heer Attema is van een geheel ander gevoelen en verschilt met hetgeen door de vorige Sprekers over de onderwerpelijk zaak is aangevoerd, die steeds hebben doen uitkomen, dat de bewo ners van Olde-galilëcn door de amotie van de Verwersbrug zeer zijn benadeelden dat aan hun billijk verlangen gehoor dient te worden gegeven. Spreker heeft voor zich zelf, bij die redenering niet de overtuiging bekomen, dat de bezwaren door de amotie van de Verwersbrug ontstaan, zoo groot zijn als door de adossanten in hunno adressen wordt aangevoerd. In alle adressen wordt ge waagd van eene verbroken gemeenschap van de buurt de Olde-galilëen met het centrum der stad, even als of allo bewoners zich dage lijks van hunne woningen steeds naar het oentrura van de stad moeten begeven. l)it acht Sprckor zeer overdreven. Ook de ge meenschap met de stad zooals dio thans wordt begeerd is vroe ger nooit zoo geweest. Men is na de demping van do gracht bij langs de kavallcricstal van lieverlede gewoon geworden, om het pad te kiezen, dwars over het door die demping verkregen terrein op de Muntjerauurstraat aan, waardoor de weg derwaarts wel eenigzins werd bekort, maar die toestand, waardoor de bewo ners van Olde-galilëen als het ware verwend goworden on bevoor- rtgt zijn was slechts provisioneel. Spreker gelooft, dat de adres santen zich op dien provisionelen toestand die daar vóór de amo- nitie van de Verwersbrug bestond en nog bestaat, maar al te veel beroepen. Speker wijst er op, wat vroeger is geschied bij de voormalige Wirdumerpoort. Destijds lag tegenover de Waczo en de herberg de Posthoorn eene brug welke van daar is weg genomen en gelegd op de plaats waar die thans bestaat. Hier door ontstond voor de bewoners van den Graohtswal en de Bom- keslaan hetzclfdo en nog grooter ongerief als waartegen do be woners van Olde-galilëen zoovele bezwaren hobben gemaakt. Do bewoners daar hebben over het ben berokkend ongerief niet ge klaagd. Spreker ondorstcunt ten volle het voorstel van B. en W. en is met dat Collegie van oordeel, dat de kosten van daarstcl ling cener kortere gemeenschap met de stad, niet kunnen opwe gen tegen het genot van diegenen welke «laarbij wonion gebaat. De heer Duparc eerbiedigt gaarne de zienswijze van den heer Attema, doch gelooft, dat op de door hem aangevoerde gronden nog al iets valt af te dingen. De bewering dat de bewoners van Olde-galilëen als het ware verwend zouden zijn geworden deelt Spreker niet. Hij zou er veeleer een bewijs in willen zien, dat reeds de vroegere toestand, vóór de demping van de hier bedoelde gracht had plaats gevonden, te wenscheu overliet, en dat men dus gretig van het door de demping ontstane natuurlijke pad ging ge bruik makenSpreker wijst er verder op, dat eene betere com municatie niet alleen voor de bewoners van Olde-galilëen, maar ook voor vele andere ingezetenen die aldaar rclatien enz. hebben, wen schelijk is, en dat zij tevens, naar zijn inzien, van belang is, met het oog op de mogelijkheid van brand in die wijk, daar, bij do minste stagnatie bij de brug in den straatweg, waarvan meer dan een voorbeeld bestaat, de spuiten slechts langs een grooten om weg daar ter plaatse kunnen komen, liet tijdverlies, dat daar- GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 26 Julij 1866. 111 «loor ontstaat, zou de noodlottigste gevolgen kunnen hebben. Spreker vraagt verder, waarom men de talrijke ingezetenen van Olde-galilëen minder gemakken moet verschaffen, dan de bewoners van de andere gedeelten der stad? Op de Nieuwestad, Voorstrcek en/, ziet men overal, op kleine afstanden verbindingen, en daar geldt het in den regel eene bevolking die door tijdverlies veel minder bezwaard wordt dan «1e klasse van mcusehen die Olde- galilcen bewoont. De vergelijking van den heer Attema met de Romkeslaan is volgens Spr. minder juist. Spr. weet zich uit zijne jeugd nog wel te herinneren hoe het aldaar gesteld was en dat deze laan op verre na niet zoo veel bewoners telde als thans met Olde-galilëen het geval is. Maar bovendien, èn bij die laan èn eenigzins verder op den Grachtswal heeft men reeds sinds lang een pont aangebragt, zoodat ter genoemder plaatse ruim gelegen heid is gegeven om op gemakkelijke wijze in de stad te kunnen komen. Ten slotte zegt Spr. «lat in het rapport van B. en W. in zekeren zin ligt opgesloten «1e erkenning van de behoefte aan herstel der afgebroken communicatie, daar toch door hen onder handelingen zijn aangeknoopt met den eigenaar van een der pan den op Olde-galilëen, om afstand van grond tot dat einde, welke onderhandelingen alleen door onwil van dien eigenaar zonder gevolg zijn gebleven. De Voorzitter antwoordt den heer Duparc, dat de vrees welke hij hem bestaat, wanneer in de buurt de Olde-galilëen brand ont staat, bij de minste stagnatie bij de brug in den Groninger straat weg, hetwelk de noodlottigste gevolgen zoude kunnen hebben, ook moet bestaan, ten opzigtc van de bewoners van do Bomkes- laan en Achter de Hoven, alwaar bij mogelijke herstelling van «lc Wirdumerpoortsbrug, het vervoer dor spuiten niet antlers zou kunnen geschieden dan langs de Tuinsterpoort. Spr. merkt tevens op, dat door den laatsten Spreker is gezegd dat in het rapport van Burgemeester en Wethouders in zekeren zin ligt opgesloten dat B. en W. de behoefte aan herstel van «1e verbro ken communicatie erkennen en daartoe met een der bewoners van dien wijk onderhandelingen hebben aangeknoopt. Het eene is waarheid, maar het andere niethet Collegie heeft alleen in zoo ver met een der bewoners van «lie wijk getracht te onderhandelen ten einde aldaar meerdere breedte aan het vaarwater te kunnen geven. De heer Jongsma zegt, dat door de veranderde rigting welke aan het kanaal bij do voormalige Hocksterpoort is gegeven, het ongerief is ontstaan, waarop door «lc adressanten worilt gedoeld. Zij wensehen daarvan redres, zulks kun niet geschieden dan met geldelijke opofferingen van den kant der gemeente. Spr. vraagt of het belang van «Ie bewoners van Olde-galilëen, in «lc (laarstel ling \an «le door hen gewenschtc communicatie, zóó groot is, dat de gemeente zich daarvoor aanzienlijke uitga ver. moet getroos ten. Daarin gesterkt door hetgeen den heer Attema in het mid den heeft gebragt, acht Spr. zulks niet noodzakelijk. De heer Suringar zegt, «lat het moeijelijk valt de juiste ver houding aan te wijzen tusschen «le kostbaarheid van het middel ter voorziening en «le kostbaarheid van <len tijd die er verloren gaat. Maar men bedenke hier, dat do bevordering van de ge meenschap tusschen binnen- en buitenwonenden niet enkel in 't belang der laatstgenoemden, maar van allen is. De heer Wiersma kan zich met hetgeen door B. cn TV. in hun rapport is aangevoerd, volkomen vereenigen. Spr. heeft me de gewerkt om den tcgenwoordigen toestand daar ter plaatse, in het leven te roepen. Bij «1e behandeling van de daartoe betrek kelijke voorstellen, zijn de belangen van «lc bewoners van Olde- galilëen niet uit het oog verloren. De betoogen van gemelde bewoners om op een ander getleelte der stad woningen te moe ten. gaan zoeken, acht hij zeer overdreven. Men boude in het oog dat wanneer men aan de bezwaren der adressanten wenscht te gemoet te komen, niet alleen de daarstelling van eene brug wordt vereischt, maar bij die brug moet ook een huisje worden geplaatst en een brugwachter worden aangesteld. Wanneer meu de «laaraan verbonden bezwaren, en geldelijke opofferingen in de schaal legt tegenover het beweerde gerief door «le bewoners van de Olde-galilëen «laar«loor verkregen «lan gelooft Spr. niet dat die ten voordcelc van meergemelde bewoners zou overhellen. De heer Bolten wenscht op tc merken, «lat de adressanten bij hunne verzoekschriften hebben gesproken van het centrum «lcr stad, doch deze zuilen daarbij wel niet anders hebben bedoeld dan ccnc kortere gemeenschap met de poort, met den ingang van de stad. Spr. gelooft niet dat zij eene kortere gemeenschap wen sehen met alle deelen van de stad, maar slechts eene verbetering van hunnen toestand, «lie door «1e werken aldaar is vermin«ler«l gewortlen. Een der vorige Sprekers heeft gewaagd van een brug wachterswoning. Spr. vindt geen bezwaar om ter bestrijding «lier uitgaven, een klein «loorvaart-geld te heffen, hetgeen de schippers vroeger daar ter plaatse eveneens moesten betalen. l)e heer Bruuger wenscht in plaats van «lc daarstclling van eene voetbrug, aan het bestaande bezwaar tegemoet te komen door het aanleggen daar ter plaatse van eene pont, waarvan ook sprake is in het rapport van B. cn W. Hij wenschtc echter die pont, zooals ook in andere gemeenten wel plaats vindt, kosteloos tc doen bedienen. En zijn hier, zegt Spr. invaliden genoeg die daarmede zouden kunnen worden belast. De heer Suringar zegt, dat hij, zich bepalende tot hetgeen nu eigenlijk aan de orde is, vooralsnog niet zal spreken over «le verkiessclijkheid van een voetbrug boven een rijbrug of om gekeerd, maar alleen over het nu eigenlijk aan de orde zijnde voorstel van B. en W. om het verzoek der adressanten tc wijzen van de hand. Hij kan daaraan zijne stem niet geven en blijft het wenschelijk achten, dat de door het amoveren der Verwers brug afgebroken gemeenschap worde hersteld op de wijze als na der zal worden geoordeeld meest tc strooken met het belang der Olde-galilëers niet alleen, maar ook van de inwoners der stad. Bij de gestadige uitbreiding van «1e stad mag de bevor dering der raidflelen van gemeenschap tusschen «1e binnenwijken en de buitenwijken gerekend worden in het belang te zijn van allen. Ilij acht het niet billijk, ter bestrijding der aanspraak, die de bewoners van Olde-galilëen maken op de herstelling der verbroken gemeenschap, hen te wijzen, gelijk door een der Spre kers, ik meen den heer Attema, geschied is, op een vroegeren toestand, toen zij van die zijde nog geen toegang hadden tot het centrum van de stad. 't Zou niet billijk, niet edelmoedig zijn, wanneer er sprake was van een spoorwegde belanghebbenden te wijzen op een toestand uit het vcrledene en hun voor te hou den, dat zij, die voorheen door de klei moesten kledderen, wel te vreden mogten zijn, dat zij nu een straatweg hadden. Doch la- teu wij, M. II. in plaats van langer te strijden over hetgeen de Olde-galilëers regten9 al of niet tc vorderen zouden hebben, lie ver zoeken en streven naar het goede, dat wij ze geven of herge ven kunnen. l)e heer Bloembergen geeft te kennen, mede te hebben ge werkt tot het thans aanhangige voorstel van B, en \V., en wei op grond dat de Baad, niet dan na rijpe overweging tot de tot standbreuging van de verbeterde in- en uitvaart bij de voormalige Hoeksterpoort is overgegaan. Het belang dier werken, zoo als de Baad oordeelde die te moeten tot stand brengen, vorderde de amotie vau de Verwersbrug en daarmede, eene verandering in de communicatie der Olde-galilëen met de stad. Het was te voorzien welk gevolg dit voor die communicatie zou hebben.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 2