192 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 25 October 1S66. wet van 28 Junij 185-1 (Staatsblad no. 100) tot regeling van het armbestuur, de gelegenheid wordt gegeven." De heer Bminsma ten dezen eenige inlichtingen wenscnende te verschaffen, geeft omtrent de voorgedragen opmerking te ken nen, dat bij testament van den 18 April 1856, door den heer ds. Crommelin, aan het Stads Ziekenhuis een bedrag van 200, vrij van successie, is gelegateerd, om de revenuen daarvan te besteden tot aankoop van doelmatige godsdienstige werkjesdat tot de aanvaarding van dit legaat toestemming is verleend, bij koninklijk besluit van den 19 Nov. 1858, onder voorwaarde evenwel, „dat de gelegateerde som worde belegd in inschrijving op eene der Grootboeken van de nationale schuld, ten name van het Stads Ziekenhuis," en dat hieraan natuurlijk door de Com missie is voldaan. De heer Oosterhoff verklaart, ook namens zijne medeleden in de Commissie, door de verstrekte inlichting van den heer Bruin- sma, genoegzame aanleiding te vinden, om de voorgestelde opmer king achterwege te laten. De heer Bloembergen is van oordeel, dat het wel zaak zal zijn dit voor het oogenblik te doen, doch dat men den weg niet afgesloten moet achten om daarin, des geraden geacht, door het provoceren van een besluit van Ged. Staten verandering te bren gen. Geheel anders zou het wezen, wanneer het hier betrof eene verandering der door den legataris gestelde voorwaarde, maar het betreft hier enkel een maatregel van bestuur en om daarin verandering te erlangen, zal men den weg wel kunnen vinden. Het komt Spr. evenwel voor het nu beter zal zijn dit punt over te laten aan de diligentie der Commissie van bestuur dezer inrigting. De Voorzitter stelt hierop voor om de bewuste clausule weg te laten en enkel te besluiten 2o. De door voormelde Commissie ingediende begrooting voor 't dienstjaar 1867, sluitende met een ontvang en uitgaaf beide van f 7588, goed te keuren en vast te stellen. Hiertoe is eenstemmig besloten. 8. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. in zake het indertijd door mej. A. C. Dierckz te Rotterdam ge daan verzoek om, ter vergrooting van de zich in hare huizinge lett. I no. 108, bevindende schoollokalen, de plek gronds in be zit te erlangen, gelegen tusschen die huizinge en het Jacobijner kerkhof, ter plaatse alwaar vroeger de kerk van Nijehove heeft gestaan, of wel dat aan haar de vrije beschikking over of het regt tot bebouwing van die plek gronds, worde verleend. De conclusie van dit voorstel is strekkende om te besluiten lo. in beginsel aan te nemen dat, op nader te bepalen voor waarden en voorbehoudens de vereischtc goedkeuring van heeren Ged. Staten, aan de adressante in eigendom worden afgestaan de door haar bij adres van den 6 Aug, 1866 gevraagde en op de daarbij overgelegde teekening onder letters A en B aangeduide gronden, indien door de Hooge Regering magtiging wordt ver leend om in die gronden de fundamenten van de te stichten gebouwen te leggen 2o. B. en W. uittenoodigen om van de Ilooge Regering, naar aanleiding van het bepaalde bij art. 9 van het keizerlijk decreet van den 23 praireal, 12e jaar, magtiging te vragen tot het stichten of doen stichten van gebouwen op de sub lo. bedoelde gedeelten van het Jacobijner kerkhof alhier, en na ontvangst dier magtiging, den Raad nader de tot den onderwerpelijken afstand betrekke lijke voorstellen aan te bieden. Ter visie om later te worden behandeld. 9. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W. betrekkelijk de aan het Raadsbesluit van 26 Julij jl. te geven uitvoering, om namelijk, op de meest geschikte wijze de door de amotie van de Venversbrjug afgebroken gemeenschap tusschen Oldegalilëen en de stad te herstellen, van welk rapport de conclusie luidt als volgt: lo. In beginsel aan te nemen, dat de door de amotie van de Venversbrug afgebroken.gemeenschap tusschen de buurt de Olde- galilcën en de stad zal worden hersteld door den aanleg van een pontveer over de stadsgracht tusschen het zuideind dier buurt en den tegenover gelegen walmuur, ongeveer vóór de door den Architect dezer gemeente bewoonde huizinge 2o. goed te keuren en vast te stellen de hierbij overgelegde ontwerpen, vana. eene verordening tot heffing ccncr belasting onder de benaming van veergeld voor het overvaren van de stadsgracht bij de voormalige Iloeksterpoort met de pont tusschen liet zuideind van de buurt. Oldegalileën en den weg vóór de gemeentelijke Gasfabrijk te Leeu warden b: eene verordening op de invordering dier belasting met. de daarbij behoorende raemorien van toelichting. Luidende een en ander als volgt ONTWERF-BESLUIT tot hefiing ecucr belasting onder den naam van eergeld voor de overvaart van de Stadsgracht tusschen de buurt de Oldegalilëen en den weg voor de gemeentelijke gasfabriek. Dc Raad der gemeente Leeuwarden, Gelet op zijn besluit van heden tot daarstclling van een pont- veer voor de overvaart van de Stadsgracht tusschen de buurt de Oldegalilën en den weg voor de gemeentelijke gasfabriek. Overwegende dat het noodzakelijk is vast te stellen een tarief van de opkomsten voor evenbedoeld pontveer. Gezien de artt. 238 en 254- der wet van 29 Junij 1851, (Staatsblad no. 85) benevens art. 240 dier wet zooals dit is ge wijzigd bij de wet van 7 Julij 1865 (Staatsblad no. 79.) Heeft besloten gelijk hij besluit bij deze: Art. 1. In deze gemeente wordt geheven eene belasting onder de benaming van veergeld, voor het overvaren van dc stads gracht met de pont tusschen dc buurt de Oldegalilëen en den weg vóór de Gasfabriek alhier. Art. 2. Die belasting zal bedragen voor ieder persoon die met deze pont overvaart telken reize een halve cent. Ingezetenen dezer gemeente kunnen echter de door hen ver schuldigde belasting voor de overvaart met deze pont, over iedere maand in eens bij vooruitbetaling voldoen, in welk geval de belasting voor eiken persoon zal bedragen tien cents per maand. Art. 3. Deze verordening treedt, na alvorens te zijn afgekon digd, in werking den MEMORIE van TOELICHTING behoorende bij het be sluit tot heffing eener belasting onder den naam van Veergeld voor de overvaart van de Stads gracht, met de pont, tusschen de buurt de Olde galilëen enden weg vóór de gemeentelijke gasfabriek. Bij eene ten vorigen jare bewerkstelligde verbetering der uit en invaart bij de voormalige Iloeksterpoort in verband met dc van wege dc provincie aangebragte verbetering in het groot scheeps- vaanvatcr van Nieuwezijlen naar Harlingen, is geamoveerd dc zoogenaamde Verwersbrug. Door die amotie werd de gemeenschap van de buurt de Olde galilëen met het centrum der stad eenigermatc verbroken waarvan het gevolg was, dat dc bewoners dier buitenbuurt om de stad te naderen een ccnigzins langeren weg hadden afteleggen dan vroeger. Om daaraan te gemoct te komen is het meest doelmatig ge acht door de daarstclling van een pontveer over de Stadsgracht dc toenadering tot dc stad voor de bewoners van opgcmelde buurt meer gemakkelijk te maken. Met het oog evenwel op de in deze gemeente bestaande pont- veren, aan (ie Oosterkade cn bij het Stads Ziekenhuis, is het niet billijk cn om redenen van meer bijzonderen aard niet wcnschelijk geoordeeld het op te rigtcn pontveer teu behoeve van vaakgenoemdo buurt gratis te doen bedienen. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 25 October 1866. 193 Bij de lc alinea van art. 2 is, in overeenstemming met de heffing wegens de bestaande pontveren, hiervoren aangehaald, het veergeld vastgesteld voor eiken persoon die met de pont over vaart telken reize op een halve cent. Dewijl echter, zooals hierboven is gezegd, de vroeger bestaan hebbende kortere gemeenschap van de buurt dc Oldegalileën met het centrum der stad is verbroken, ten behoeve der uitvoering van een werk van algemeen belang, is het uit het oogpunt van billijkheid cn ten einde dc verbroken kortere gemeenschap zoo veel mogelijk te herstellen, dienstig voorgekomen voor de inge zetenen welke daarvan gebruik wenschen te maken, de gelegen heid open te stellen, om tegen eene vaste som van het onder- werpelijk pontveer gebruik te maken zoo dikwijls zij zulks mogteu verlangen, ten welken einde bij de 2e alinea van art. 2 eene daartoe strekkende bepaling is gemaakt. Art. 3 vercischt geene toelichting. ONTWERP-VEltORDENlNG op de invordering der belas ting voor de overvaart van de stadsgracht met de pont tusschen dc buurt de Oldegalileën en den weg vóór de Gasfabriek lc Leeuwarden. Art. 1. De invordering der belasting voor de overvaart van dc stadsgracht, met de pont, tusschen dc buurt dc Oldegalileën cn den weg vóór de Gasfabriek, geschiedt in den regel door mid del van openbare verpachting, of bij gaardering wanneer de Raad daartoe uitdrukkelijk besluit. In het eerste geval geschiedt de verpachting op zoodanige voor waarden als de Raad, op voorstel van B. en W. vaststelt. Bij ongenoegzaam bod kunnen B. en W. zich gemagtigd be schouwen de invordering bij gaardering te doen plaats hebben, in welk geval de instructie van den gaarder als ook de wijze van verantwoording, door B. cn W. wordt geregeld, behoudens mcdedeeling aan den Raad, die de belooning van den gaar der bepaalt. B. en IV. brengen de namen van den pachter of gaarder, tot dc invordering geregtigd of daarmede belast, onverwijld ter algemeene kennis. Art. 2. De belastingschuldigen zullen het voorschreven veer geld op de eerste mondelinge aanvrage van den pachter of gaar der terstond moeten voldoen. In het geval bij de 2e alinea van art. 2 der verordening op de heffing dezer belasting bedoeld, moet het verschuldigde worden betaald op den eersten van elke inge- tredene maand, bij gebreke waarvan over die maand voor den nalatigen belastingschuldige, dc le alinea van gemeld artikel toepasselijk zal zijn. Art. 3. Ingeval de belastingschuldigen op aanvrage van den pachter of gaarder weigerachtig of nalatig zijn om het verschul digde veergeld te voldoen, zal de pachter of gaarder hiervan ter stond kennis geven aan den Gemeente-outvanger, die dan onmid dellijk zal overgaan tot de maatregelen voorgeschreven bij de He afd., titel VI, hoofdst. 111 der Gemeentewet, alle welke bepalin gen voor zooveel noodig, op zoodanige nalatigen toepasselijk worden verklaard. Art. 4. Deze verordening treedt, na alvorens te zijn afgekon digd, in werking den MEMORIE VAN TOELICHTING cp de verordening op de invordering der belasting voor de over vaart van de stadsgracht met de pont tus schen de buurt dc Oldegalileën en deu weg vóór de Gasfabriek te Leeuwarden. De bepalingen dezer verordening, zijn in hoofdzaak gelijklui dend aan die, vastgesteld den 21 Eebruarij 1856, regelende de invordering eener gelijke belasting als de onderwerpelijke, waar van het heffingsbesluit is goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 2 Mei 1856 no. 128, en zullen derhalve in het algemeen geene toelichting vereischen. In verband met het bepaalde bij de 2e alinea van art. 2 van bet ten dezen betrekkelijk heffingsbesluit is bij de 2e alinea van art. 2 dezer verordening een noodzakelijk voorschrift vastgesteld ter rigtige invordering van de belasting daarbedoeld. 3o. van het sub lo. genomen besluit mededeeling te doen aan J. K. Bcneken c. s., G. II. Deinum c. s., N. Eeddes c. s. en A. Coopmans c. s., als beschikking op de door hen te dezer zake ingediende verzoekschriften, waarvan de behandeling in (le op 26 Julij 1866 gchoudene vergadering is aangehouden. Ter visie, om later te behandelen. 10. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. cn W. vervat in hun besluit van den 17 Oct. 1866, no. betrek kelijk het adres van Jurjen G. Ileidanus, het verzoek bevattende om aan de oostzijde van den straatweg naar de Bontekoe, achter de boomen een mesthoop te mogen aanleggen. Ter visie, om later af te doen. 11. Is ter tafel gebragt eene missive van de Commissie van administratie der Stads Bank van Leening alhier, dd. 16 Oct. jl. no. 682, houdende inzending van de begrooting van administra tiekosten dier inrigting voor het dienstjaar 1867. Is besloten deze begrooting, ten fine van onderzoek en rapport, te stellen in handen eener Raadscommissie van drie leden, in welke Commissie dc Voorzitter, des verzocht, benoemt dc heeren Z. S. de Haan, A. Duparc en J. Oosterhoff Wz. 12. Is gelezen een schrijven van dc Commissie van admini stratie der Stads Bank van Lccning, dd. 16 Oct. jl. no. 683, waarbij ter voorziening in de vacature die met het einde dezes jaars in gemelde Commissie door expiratie van den diensttijd van den heer R. E. Kutscli Lojenga zal ontstaan, worden aan bevolen de heeren 11. E. Kutsch Lojenga en H. Kuipers. Welke aanbeveling ingevolge het bepaalde bij art. 1 van het reglement voor genoemde Commissie door B. en W. is vermeer derd met het volgend tweetal, dc heeren J. van Leeuwen en E. Plantcnga. Ter visie, om later tot de benoeming over tc gaan. 13. Zijn gelezen dc ingekomen adressen van J. Swarts, L. Ekkelboom, 1). Hussein en A. Wilbers alle het verzoek bevat tende, om tc worden benoemd tot Secretaris-boekhouder bij de Stads Armekamcr alhier, cn besloten, die adressen tc stellen in handen van B. cn W. ten einde daarop bij het eventueel opma ken eener voordragt tc letten. 14. Is gelezen een adres van G. Roscma, J. Eabcr, T. Lem- stra, J. L. Oosterhoff en Eokkc D. Waringa ontslagen ambtena ren der plaatselijke belastingen te Leeuwarden, het verzoek be helzende, dat het den Raad moge behagen, aan beide eerstge- noemden wegens hunnen hoogen ouderdom een pensioen toe tc kennen en de drie laatstgenoemden, om bij de eerste gelegenheid dat eene voor hen geschikte betrekking mogt komen te vaceren, een of meer hunner daarmede te begunstigen of het aan hen toegekende wachtgeld nog voor een jaar tc bestendigen tot dat het hen zal mogen gelukken een of ander middel van bestaan tc erlangen. In handen van B. en W. ten fine van bcrigt en raad. 15. Gelezen een adres van Douwe van der Sluis onder-ar chitect dezer gemeente, daarbij verzoekende, dat hem moge wor den toegestaan de kosten voor het onderhoud der in dat adres vermelde graven in óóns te mogen afkoopen. In handen van B. en W. ten fine van bcrigt en raad. 16. Is gelezen een adres van Cornelis Booij de Vries, waarbij hij, ten aanzien van de voorgenomen daarstclling van een' steenen walmuur vau het Ziekenhuis tot aan de Huizumerbrug, om te dienen tot aanleg-plaats der op deze stad varende stoombooten, in bedenking geeft of het ter voorkoming van de in 't adres op gesomde bezwaren niet beter ware, om die aanlegplaats tc maken langs dat gedeelte van het aschland dat thans wordt gebezigd tot berging van puin, enz. Op voorstel van den Voorzitter is Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. 55

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 43