J 202 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Beantwoording. zelf, dat naar mate tot de uitvoering van de belangrijkste wer ken als daar onder anderen bij artt. 2, 3, 10 en 11 zijn voor gedragen, al of niet wordt besloten, de noodzakelijkheid voor eene geldleening staat of valt, maar in ieder geval acht men het noodig, dat voor buitengewone werken minstens dc boven ver melde som uit de gewone middelen beschikbaar worde gesteld. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Artt. 2, 3 en 7. Art. 2 Demping der gracht van af den noord oosthoek van het erf sectie C no. 210 tot de Doelepgp. Art. 3. Idem van af de Doelepjjp tot de Oldehoofster Waterpoort. Art 7. Publieke pompen op brandputten. Gelijk reeds hierboven met verwijzing naar het betrekkelijk gedeelte der memorie van toelichting is aangemerkt, deelt men niet de vrees, dat dc hier bedoelde demping in 1867 niet zou kunnen plaats hebben. De reden waarom men gemeend heeft art. 4 niet in cijfers te moeten uittrekken is eveneens bij de be doelde memorie ontwikkeld. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 9. Bestrating tusschen de Weer klank en de Fabersbrug. Na al hetgeen ten vorigen jare en ook nu weder over de nood zakelijkheid dezer bestrating in het midden is gebragt, acht men die voldoende betoogd. Opzigtens het verband, dat tusschen dit werk en dc amotie van dc bleeken bij de Vlietsterbrug in eene der sectien schijnt aangenomen te worden, meent men te moeten opmerken, dat, ja, het wenschclijk zou zijn indien gelijktijdig met de verbetering van den hier bedoelden weg de toegang tot de zelve tengevolge van die amotie verbetering kon ondergaan, maar deze laatste toch niet zoo noodzakelijk is te achten, (lat daar op de eerste zal behoeven te wachten. Iloofdst. Ill, Afd. VI, urt. 10. Steenenwal en aanlegplaats tusschen het Ziekenhuis en de Huizumerbrug. Met genoegen is ontwaard, dat dc meerderheid van den Raad met het Collcgic van dagelijksch bestuur van dc noodzakelijkheid van den hier bedoelden aanleg, die overigens naar het schijnt genoegzaam in de memorie van toelichting is aangetoond, over tuigd is, en men betwijfelt of de motieven, op welke in het ver slag die noodzakelijkheid wordt tegengesproken met grond daar tegen kunnen worden aangevoerd. Men kan toch niet in ernst gelooven, dat, om de thans aan dezer, wal liggende schepen, waar van zoo niet alle dan toch de meeste woonschepen zijn, eene meer gcrijfelijke ligplaats te verstrekken, men zich zou behoeven te laten weerhouden een werk te doen uitvoeren waarvan het nut tot dusver nog niet is betwijfeld. Dat de tegenover gele gen walmuur eene doelmatige aanlegplaats voor de drie op deze gemeente varende stoombootcn zou opleveren kan ook niet wor den toegegeven. Behalve toch dat de toegang veel meer tijds zou eischen is ze langs de Wirduracrpoortsbrug, althans op den marktdag, alles behalve gemakkelijk, evenmin als ze dat bij een druk verkeer door middel van de pont zou zijn. Hoofdst. ill, Afd, VI, Art. 11. Verbetering van hetJaco- bjjner Kerkho.f ls de toestand van de bestrating over het hier bedoelde kerk hof werkelyk zóó voldoende als in het verslag wordt voorgesteld? Men gelooft dit te mogen betwijfelen. Maar aangenomen dat zulks het geval is, dan nog is de ordening van het overige ter rein voorzeker niet prematuur, maar integendeel hoogst noodza kelijk, te meer wanneer men let op dc onmiddellijke nabijheid van het gebouw der Groote of Jacobijncrkerk en op dc verbeterde toegangen die van alle zijden tot dit kerkhof leiden. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 13. Uitbreiding van de be- bauwde kom der gemeente. Tot aanvulling van hetgeen omtrent dezen post in de memorie van toelichting is gezegd, diene dat het daar bedoeld ontwerp bereids ontvangen en in overweging genomen is. Aan den wensch om met de denkbeelden en plannen van het Collegie van dage lijksch bestuur dienaangaande in kennis te geraken zal dus wel dra kunnen worden voldaan. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 14 (nieuw). Kosten van de her stelling der door de amotie van de Verwersbrug afgebro ken gemeenschap tusschen Oldegalileën en de Stad. Memorie Van het standpunt van B. en W. omtrent deze aangelegenheid scheen het aanbrengen op dc begrooting van eenen post als dc hier voorgestelde overbodig. Zoo als toch uit het thans bij den Raad aanhangig voorstel blijkt, wcnscht dat Collegie de afgebroken gemeenschap tusschen de buurt de Oldegalileën en de stad door middel van een pontvecr te herstellen. Wordt hiertoe besloten dan zullen de kosten van uitvoering hoogst gering zijn, vermits de gemeente nog in het bezit is eener pont, die hier in gebruik zou kunnen worden gesteld. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 15 (nieuw). Kosten van het maken van een regenbak bjj de groote kerk. Memorie. De hier bedoelde aanbieding is door heeren kerkvoogden der ncderl. herv. gemeente werkelijk bij missive van den 24 Sept. en dus ongeveer twee weken na de aanbieding- der begroo ting, aan het Collegie van dagelijksch bestuur gedaan, en een on derzoek omtrent de uitvoerbaarheid der daarbij bedoelde maat regel ingesteld, maar nog niet afgeloopen. Men meenc echter niet, dat deze aangelegenheid voetstoots kan worden geregeld integendeel is men bij eene aandachtige beschouwing op niet ge ring te schatten bezwaren gestuit. Een voorstel in dezen kan echter met betrekkelijkcn spoed te gemoet worden gezien. Hoofdst. V, Art. lb. De woningen op de Nieuweburen achter de Wittehand en de IJvobrouwerssteeg en op het Hoekster kerkhof. Twee der hier bedoelde woningen op de Nieuweburen en ach ter de Wittehand zijn thans reeds afgebroken en is dientengevolge een betere toegang tot de armcnbcwaarschool daargesteld. Dat die afbraak niet eerder is geschied is het gevolg van de onmo gelijkheid waarin de bewoners verkeerden, om bij het erkende gebrek aan woningen in deze gemeente, elders onder dak te komen. Die schaarschte aan woningen maakt het dan ook, naar men meent, onraadzaam om reeds in 1867 tot de amotie der hier bedoelde woningen over te gaan, en zulks te minder omdat ze ja uit een gezondlieidsoogpunt wel te wcnscken overlaten, maar hare toe stand toch niet van dien aard is, dat eene onmiddellijke verwij dering noodzakelijk moet worden beschouwd. Opzigtens den ver koop van dc woningen op het Hoeksterkerkhof deelt men geheel de zienswijze van de minderheid der Commissie van rapporteurs. Nu de gemeente eenmaal in het bezit is van die woningen, welke onmiddellijk aan andere gemeente-eigendommen belendende zijn, acht men het volstrekt onraadzaam zich daarvan te ontdoen, zelfs bij het vooruitzicht dat zij nimmer voor de vergrooting van het stads werkhuis zullen worden benuttigd. Hoofdst. YI, afd. IV, Art. 2. Kosten van het zegelen der registers voor het stedelijk kantoor. Tegen de toevoeging aan dit artikel van de woorden „en der aanslagbilletten voor den hoofdelijken omslag", bestaat geen bezwaar. Hoofdst. VI, Afd. IV, Art. 10. Beschrjjvingskosten van den hoofdeljjken omslag en der belasting op het houden van honden. Voor de oplossing van dit art. in art. 4 „Bureaukosten van den Gemeente-ontvanger", wanneer dc werkzaamheden verbonden aan het opmaken der kohieren van de in dezen bedoelde belas tingen aan dien ambtenaar mogtcn worden opgedragen, schijnt geene noodzakelijkheid te bestaan. Ook met dc: drukloonen en de kosten respectivclijk onder artt. 1 en 2 dezer afdcc ing vermeld geschiedt dit niet. Bovendien kan het zijn nut hebben te weten, hoeveel die beschrijvingskosten telken jare bedragen. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Beantwoording Hoofdst. VII, Afd. II, Art. 1. Onderwjjs. Dc verlangde aanvulling der hier bedoelde Commissie is in I overeenstemming met 's llaads besluit waarbij ze in het leven is geroepen cn zal in eene der eerstvolgende door hem te houden ver gaderingen kunnen geschieden. Wat de benoeming betreft van de Commissie bedoeld bij art. 46a der wet op het middelbaar onderwijs, het voornemen bestond reeds daartoe binnen kort aan den Raad de noodige voorstellen te doen. Met het oog op het vermoedelijk tijdstip der opening van dc rijks hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus alhier, scheen daartoe de tijd tot dus ver nog niet gekomen. Hoofdst. vu, Afd. II, Art. 9. Onderhoud en schoonhouden van schoollocalen enz. l)at men reeds op het aanbrengen van lichtkeeringen in dc schoollokalen bedacht is geweest kan hieruit blijken, dat met betrekking tot dc burgerschool voor jongens daarvoor een post op dc. bcgrooting is gesteld. Ook omtrent de meerdere of min dere noodzakelijkheid ccncr voorziening hieromtrent in de overige schoollocalen en de meest geschikte wijze waarop die zal kunnen worden getroffen, is een ondcuock aanhangig en stelt men zich voor, zoo noodig, een voorstel tot verhooging der voor de betrek kelijke begrotingsartikelen geraamde sommen te doen. Dit laatste toch acht men meer in overeenstemming met dc inrigting der bcgrooting dan dc kosten onder een afzonderlijk art. te ramen. Hoofdst. VII, Afd. II, Art. 13. Kosten van de Gijmna- stieschool. Ofschoon in het jongst aan hecrcn Ged. Staten'opzigtens deze aangelegenheid gerigt schrijven van den 1 Sept. 1866, no. 75/j,„ reeds aar. dat Collegie de wensch is te kennen gegeven, dat het daaromtrent bestaand verschil van zienswijze, spoedig moge wor den opgelost, ziet men er desniettemin geen'bezwaar in, dat inlich tingen worden gevraagd omtrent het lot van het betrekkelijk Raadsbesluit. Hoofdst. VII, Afd. VII, Art. 1, (nieuw.) Voor kosten der speciale Commissie, ingesteld bij Raadsbesluit van den 1866. Wordt tot dc benoeming van eene Commissie van onderzoek omtrent de meest doeltreffende wijze van opruiming en verwijde ring der laecalc stoffen besloten, dan zal aan die Commissie een eredict moeten worden toegestaan. Het bedrag daarvan zal ver schillen naar mate die Commissie uit leden van den Raad of uit deskundigen buiten die vergadering bestaat. In het eerste geval schijnt eene som van ƒ200 voorshands voldoende. In beide gevallen meent men ecliter, dat 't artikel waarbij dat crcdict wordt verleend, zijne plaats moet vinden in de lc afd. van hoofdst. Ill der uitgaven en niet zooals wordt voorgesteld, hoofdst. VII, hetwelk handelt over „uitgaven door bijzondere wet ten aan de gemeente opgelegd." Hoofdst. VIII, Afd. l, Art. 1. Verschuldigde renten wegens geldleeningen enz. Het voor dit art. uitgetrokken cijfer was gesteld met liet oog op de gedeeltelijke aflossing van geldleeningen, zoo als die door het Collegie van Dagelijksch Bestuur is voorgedragen. Bij 's Raads besluit van 11 Oct. 1866 is echter die voordragt niet gevolj en eene andere wijze van aflossing aangenomen. Dientengevolge zal nu de onderwerpelijkc post met 45 moeten worden verhoogd, Wordt echter het voorstel van de rapporteurs om op de bcgroo ting geene geldleening in cijfers uit te trekken, tot besluit ver heven, dan zal dit artikel nog bovendien eene wijziging moeten ondergaan. Immers is onder het thans uitgetrokken bedra; som van 1000 begrepen voor rente wegens de voorgestelde lee ning van J 40,000. Hoofdst. VIII, Afd. II, Art. 1. Subsidie ten behoeve van den Noord-Hollandschen-Frieschen Spoorweg. l)e opmerking, dat het hier geene subsidie maar eene eventuele Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. Icclneining in de geldleening ten behoeve van voorschreven spoor- geldt, is juist en de omschrijving van dat art. zal dus in dezer voege dienen plaats te hebben„Deelneming in dc geld leening ten behoeve van den Noord-Hollandschen-Frieschen poerweg." Aan den wensch, om zich te vergewissen of er kans bestaat, dat deze onderneming spoedig tot stand zal worden ge bragt, zal ter zijner tijd worden voldaan. lloofdst. XI. Onvoorziene uitgaven. Van dc wijze waarop de begrooting wordt ingcrigt, zal het hoofdzakelijk afhangen, welk bedrag voor dit art. behoort te wor den uitgetrokken. I 14 O UK 8 T E Hoofdst. II, Afd. II, Art. 1. van de opbrengst der rjjks personele belasting van 1 Januarij tot ulto December. Art. 2. 50 opcenten op de hoofdsom der personele belas ting, als voren. Eene wijziging van redactie dezer artikelen en in verband daarmede eene splitsing, gelijk die door de Commissie van Rap porteurs wordt voorgesteld, acht men niet noodzakelijk. Ook zonder dc toelichting toch daaromtrent, bij de betrekkelijke me morie gegeven, zal liet, bij de bekendheid die men mag veronder stellen tc bestaan, dat dc rijks personele belasting loopt van Mei tot Mei, wel duidelijk zijn, dat hier de opbrengst wordt bedoeld over de vier laatste maanden van het rijks dienstjaar 1866/67 en dc acht eerste maanden van het rijks dienstjaar 1867/68. Voor dc raming der uitgaaf, wegens oninbare posten, is zoodanige splitsing evenmin noodig, aangezien in 1867 eerst zal worden voldaan liet aandeel onder oninbare posten wegens de geheven opcenten over het dienstjaar 1864/65, terwijl het eindelijk van zelf spreekt dat uit dc rekening steeds zal kunnen blijken hoeveel over elk dienstjaar afzonderlijk is ontvangen. Hoofdst. II, Afd. IV, Art. l. Plaatselijke directe belasting. Met het voorstel tot vermindering van dezen post kan men zich geen geval vereenigen. Gelijk tc voorzien is heeft het te heffen bedrag dezer belasting zijn toppunt nog niet bereikt en acht men het allczins van belang dat zulks geleidelijk voorbereid worde. Men zou derhalve eerder tot verhooging dan tot ver laging van liet thans voorgestelde cijfer'wenschcn over tc gaan. Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 12. Opbrengst van gasregten. Met dc voorgestelde toevoeging der woorden „en voor arbeids- loonen," achter het woord „gastocstellen", voorkomende in onder deel 1 h van dit artikel kan men zich vcrcenigcn. Hoofdst. Ill, Art. 2h. Huur van diverse woningen Wordt tot de amotie cn den verkoop of tot een van beide be sloten dan zal deze post verlaging moeten ondergaan. In het eerste geval kan men zich wel vereenigen met eene verlaging tot op het voorgestelde cijfer van ƒ100. Overigens wordt ornlrent die amotie en den verkoop zelve verwezen naar hetgeen hiervoren onder hoofdstuk V, art. 13 der uitgaven dienaangaande is gezegd. Hoofdst. III, Art. 2r. Huur van den Harlingerstal. Zoo als de Commissie te regt opmerkt, zal deze post, ten gevolge van de verhuring vau twee gedeelten dezer stal tot 12 Novem ber 1867, waartoe de Raad na de aanbieding der conccpt-begroo- ting heeft besloten, moeten worden verhoogd. Inmiddels zijn echter, behoudens de vercischte goedkeuring van heeren Ged. Staten, nog twee andere gedeelten verhuurd voor een gezament- lijken jaarlijkschcn huurprijs van 50, ten gevolge van welk een en ander alsnu het artikel moet worden uitgetrokken tot een bedrag van ƒ240. Hoofdst. Ill, Art 8a. Opbrengst van de Irnsumerzijl, bij verpachting. Ook deze opkomsten zijn na dc aanbieding der begrooting in het openbaar verpacht en wel jaarlijks voor dc door do Commis sie aangegeven som. 58 IPTTV

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 48