A - A 220 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 15 Nov. 1866. het aannemen van dezen begrootingspost. Ilij drukt daarop te eerder, nu de Voorzitter heeft verklaard, dat zoodanige voorstel len van B. en W. zijn tegemoet te zien. Deze, veronderstelt hij, zullen ook wel degelijk loopen over de private belangen der aan gelegen eigenaren tegenover die der gemeente. Hij wenscht in dezen niet weder op te sommen de bestaande bezwaren, die bij het onderzoek in de sectien in het breede zijn besproken, maar het is thans genoeg te weten dat ze bestaan en van genoegzaam gewigt zijn. Daarom alleen toch schijnt het beter, dat de zaak bij afzonderlijk voorstel worde aangebragt, met opgaaf van de bezwaren en van de middelen die tot hare oplossing kunnen lei den. Spr. hoopt, dat de Raad zich dau vooral op het standpunt van billijkheid zal plaatsen, ten einde die aangelegen eigenaren, wier belangen grootelijks in de zaak zijn betrokken, te beter te bevredigen. In verband met deze beschouwingen wenscht Spr. ook art. 3 hetzelfde lot te doen ondergaan als art. 2. Want het werk sub art. 3 te behouden en art. 2 voor memorie uit te trekken, zou een verkeerden schijn geven en de gevolgtrekking doen geboren worden, dat men het uiterste punt wel, het mid dengedeelte niet zou willen dempen. Hij zal zich dus verklaren, voor het uittrekken voor memorie van de beide artt. De Voorzitter wenscht te kennen te geven, dat wanneer er bij B. en W. sprake is over art. 2 in verband met art. 3, het dan niet in de bedoeling van het Collegie ligt om te dien aan zien te handelen op de wijze als door den vorigen Spr. is bedoeld Spr. heeft zelfs een oogenblik gedacht om in eeue beslotene ver gadering eenige mcdedceiing omtrent den stand dezer zaak te doeu, doch is van dat denkbeeld teruggekomen, omdat het misschien toch beter zat zijn de beide artt. aan te brengen voor memorie. De heer de Haan merkt aan, dat hij de minderheid in dezen bij de commissie van rapporteurs heeft uitgemaakt. Het was zijn wensch, om de bewuste werken op de begrootingonder cijfers te brengen, overtuigd van de groote noodzakelijkheid der dem ping, en omdat hij aanleiding had te denken aan de mogelijk heid der uitvoering; hij zou het derhalve zeer betreuren, wanneer tot het roijement op deze begrooting besloten werd. De heer Jongsma is op grond van bij de vorige begrooting ontwikkelde motieven, er voor, dat de posten voor memorie wor den uitgetrokken, immers, er is hier sprake van een buitengewoon werk en dat moet nu hoofdelijke omslag de grondslag is geworden van het gemeentelijk financiewezen, door buitengewone ontvangst worden gedekt. Vraagt men, wat is een buitengewoon werk? dan antwoord hij, al datgene waardoor iets geheel nieuws wordt daargesteld, of waardoor eene bestaande zaak geheel van bestem ming wordt veranderd. Dit beginsel op onderscheidene posten van dit hoofdstuk toepassende, wenscht hij die voor memorie te hebben uitgetrokken, dan kunnen B. en W. de zaak voorbe reiden, daarna de plannen en begrootingen aai. den Raad voor leggen, deze is daardoor beter in staat cle zaak te beoordeelen en te weten, waarvoor hij gelden toestaat. Omtrent de onkos ten te vinden door leening, kan dan tegelijk eeu voorstel wor den gedaan. De Voorzitter stelt nu voor, om het vaak besproken art. voor memorie uit te trekken, welk voorstel wordt aangenomen met algemcene stemmen, behalve die van den heer de Haan. Omtrent art. 3 wordt gelijk besluit genomen, waartegen zich alleen de heer de Haan heeft verklaard. Art. 4. Idem van de Gasthuissteeg tot de Latigepijp voor memo rie. Dit art. is buiten beraadslaging en stemming dus aangenomen. Art. 5. Bestrating over het Oldehoofdster kerkhof van af de Groote Kerkstraat lot de Torenstraat ƒ2500. Na lecture van het opgemerkte, bij het rapport en de memo rie meer gemeld, geeft de Voorzitter te kennen, dat hij deze post wel wensebt te behouden; reeds ten vorigen jarc is lijj in het breede besproken, en daarbij het bezwaar geopperd wegens de stoornis der graven aldaar. Voorts heeft hij de Archi tect over dit werk nader onderhouden en daarbij de overtuiging erlangd, dat de beoogde wegsverbetering niet in verband staat met de voorgenomen demping van het vaarwater naar de Olde hoofdster waterpoort. Intusschen is die verbetering hoogst nood zakelijk voor eene gewenschte passage van uit de Kerkstraat naar de Vrouwenpoort. Het Dagelijksch Bestuur heeft de meest vol ledige overtuiging, dat de uitvoering van dit werk niet mag wor den achterwege gelaten. Art. 5 is daarop in rondvraiig gebragt en aangenomen met 14 tegen 4 stemmen (die van de heeren Gorter, Suringar, Tigler Wijbrandi en Attema.) Art. 6. Aaamhorden op de hoeken der straten J 100, is buiten beraadslaging en stemming onveranderd aangenomen. De Voorzitter stelt voor om, aangezien artt. 2 en 3 voor memorie zijn uitgetrokken art. 7 publieke pompen op de brandputteneveneens voor memorie aan te brengen. Wel zijn er nog eenige pompen op de Nieuueburen benoodigd, maar men zal met de aanschaffing daarvan tot een volgend jaar kunnen wach ten Overeenkomstig dit voorstel is eenstemmig besloten. Art. 8. Aanbouw van publieke secreten en waterputten f 500. Dit art. is buiten beraadslaging en stemming aangenomen. Art. 9. Bestrating tusschen de Weerklank en de Fa her shrug. De Voorzitter wenscht ten aanzien dezer post te observeren, dat het hiec geldt den aanleg van den weg t-ueschen de Weer klank en de Fabersbrug er. niet van af de Vlietsterbrug tot de Fabersbrug. Hij wenscht voorts nog op dien aanleg en verbete ring aan te dringen, vermits-de bestaande weg des winters eigen lijk niet is te passeren, dat de reden dier noodzakelijkheid nog te racer bestaat ten gevolge van de daar aanwezige volkrijke buurt, waarvan de bewoners van dien weg gebruik maken, welken weg in den winter steeds nat blijft door het halen van water uit den stads vijver. De heer Jongsma zal zich niet tegen de verbetering van dien weg verklaren, maar wel daartegen, dat eene som van ƒ1500 daaraan zal worden te koste gelegd die som komt hem te hoog voor en geeft in overweging de beoogde verbetering tot stand te brengen door het bezigen bv. van afval uit de gazfabriek of coaks. Hij vraagd uit dien hoofde inlichting of het volstrekt noodig is dat die weg worde bestraat? De Voorzitter geeft in antwoord hierop te kennen, dat hij den Architect deswege heeft verstaan en dat deze bestrating als de eenige radicale wijze van verbetering noodig acht. Het bren gen van coaks over dien weg is min doelmatig en te ontraden, als gevende bij nat weder eene soort van pap, even als dit ook het geval zoude zijn bij bepuining. De heer Gorter zal zich tegen het behoud van dezen post ver klaren. Kon de verbetering tot stand worden gebragt met in begrip van de wegname der biceken, in eigendom behoorende aan den heer IJpey, hij zou er zich vóór verklaren. De toestand daar ter plaatse is bovendien ook eenigzins anders dan wel vroe ger vroeger werd de weg grootcndeels bedorven door het gedu rig halen van water uit den vijver, dit is nu minder het geval, daar er veel gebruik wordt gemaakt van de afvoerbuis bij dc kazerne geplaatst. Bovendien de som van ƒ1500 is hem te hoog en rekent hij dat van de begrooting gemist kan worden. Met aanwending van eene andere specie, is de weg zeer wel in orde te brengen. De heer Bolten observeert dat het bezigen van coaks te duur zou zijn, maar dat men dan liever koolasch of sintels moest bezigen doch ook die specie acht hij niet geraden te ge bruiken. Des zomers verwekt die veel stof die zelfs tot de huizen binnendringt, in den winter geeft zij cenc natte, weeke brij. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 15 Nov. 1866. 221 De heer Bloembergen zegt, dat wanneer hij voor het roijeren van dezen post zijne stem uitbrengt, dit dan vooral daarom ge schiedt dat men ook de demping voor memorie stelde, om het aangaan eencr leening te voorkomen. Doch hij wenscht tevens te observerendat het steeds zijn beginsel is geweest om een deel der gewone inkomsten jaarlijks te doen strekken tot het uitvoeren van buitengewone werken. Worden nu de andere nog te behandelen posten aangenomen, dan zal men mogelijk de leening nog kunnen ontkomen; op dien grond is hij voor het royement. De Voorzitter brengt hierop in omvraag het voorstel van dc commissie om deze post te roijeren, welk voorstel met 12 tegen 6 stemmen is aangenomen. Tegen stemden dc heeren Zeper, dc With, Bolten, Hommes, Jongsma en van Sloterdijck. Art10. Steunen wal en aanlegpaats tussclien het Ziekenhuis en de Huizumerbrug f 6250. Na lezing van het opgemerkte bij het rapport en de memorie van beantwoording, geeft de heer Rengers te kennen, (lat hij door de beweegredenen door B. en W. in hunne memorie voor de noodzakelijkheid aan het werk aangevoerd, niet overtuigd is geworden dat de bedenkingen van rapporteurs tegen deze uit gaaf als min juist zijn te beschouwen. Hij acht de tegenover gelegen wal voor het beoogde doel althans voorloopig bruikbaar en bovendien dc voorgestelde uitgaaf komt hem te hoog voor; hij beschouwt die als eene uitgaaf van betrekkelijke weelde, en daarom wenscht hij die dit jaar niet te doen. Een der stoom- booteu heeft bereids zijne vaart gestaakt en het zal de vraag zijn of de andereu het op den duur zullen uithouden. Spr. wenscht dus de zaak tot een ander jaar uittestellen. De lieer Gorter denkt er eveneens over. Voor weinige dagen waren er nog vier booteu in de vaart, voortaan zullen cr drie booten wezen en voor deze is er voldoende plaats aan den steenen wal waar ze nu liggen. De voorgenomen verbetering heeft nog dit bezwaar, (lat de wallen te hoog zijn en men ge noodzaakt zal wezen eene trede aan te brengen die dienen moet voor opgang tot den begancn grondin dat geval zullen die booten niet gelijk liggen met den beganen grond en dit is een groot bezwaar. Dat bezwaar bestaat niet aan den overkant waar bovendien nog genoeg gelegenheid is tot plaatsing der booten bij mogelijke uitbreiding des noodig zou men die kunnen plaat sen langs den grachtswal, waar ook genoegzaam gelegenheid be staat om spoedig het centrum der stad te genaken. Dc heer Brimger wenscht den onderwerpelijken post gaarne te behouden en tot de uitvoering van het werk overtegaan. Het is waar een der stoombooten heeft zijne dienst gestaakt, maar er zijn er nog drie, en dit aantal kan heel goed geplaatst worden tegen den wal bij het Ziekenhuis, welke wal boven dien zeer verbetering cischt. Spr. wenscht den tegenwoordigen toestand niet te bestendigen; de bestaande hoogc wal waarop door den heer Gorter is gewezen geeft bij de uitvoering geen bezwaar en zal blijken dat de toegang van- en tot de stoombooten, daardoor geenerlei belemmering zal ondervinden. Spr. acht het beweerde van B. en \V. opzigteus den toegang langs de Wirdumerpoorts- brug zeer juist; dc ondervinding heeft geleerd dat daar ter plaat se des Vrijdags veelal eene opstopping plaats vindtwelke te vermijden wel wcnschelijk schijntinderdaad, komt de beoogde verbetering tot stand, dan zal men veel hebben gewonnen. De Voorzitter wenscht tot ondersteuning dezer zaak aan te voeren, dat de omstandigheid dat men heeft te voorzien in eene aanlegplaats voor drie op de stad varende stoombooten, eene aanleiding te meer is geweest voor de verbetering van den be- wusten wal, waaromtrent reeds vroeger bij den Raad sprake is geweest. Daarom is aan den architect opgedragen de noodige plannen te ontwerpen waaraan door dezen ambtenaar i9 voldaan. Spr. houdt zich overtuigd dat het voorgestelde niet alleen voor Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant. de stoombooten maar ook voor den handel in het algemeen, eene lang gevorderde verbetering zal te weeg brengen en als zoodanig is het geene uitgaaf van luxe maar van wezenlijke behoefte waarvoor men, ai is het cijfer hoog, niet mag terugdeinzen. De heer OosterRoff acht de uitvoering wel wenschelijk doch in dat geval is waarschijnlijk eene leening onvermijdelijk, en om die voor te komen wenscht hij de uitvoering op te schorten tot dat de gewone middelen daartoe genoegzaam blijken te zijn. De Voorzitter zegt, dat gevoelen zeer te respecteren doch niet voorbij te kunnen van dienaangaande op te merken, dat de uitvoering dan wel heel lang op zich zal laten wachten. De heer Bloembergen bevestigt het laatst aangevoerde. Het ligt in bet begrip van een doelmatig gemeentelijk finantiewezen, om een deel der gewone inkomsten te doen strekken tot uitvoe ring van buitengewone werken dit principe is dan ook bij de regeling van het belastingstelsel der gemeente gehuldigd en het bedrag daarvoor op ƒ10,000 gesteld, terwijl er zelfs stemmen op gingen, om daarvoor een bedrag van 15,000 te bestemmen. Dc aangenomen posten van buitengewonen aard bedragen nu ongeveer 5000, hierbij het voorgesteld bedrag van 6250, dan geeft dit geen bezwaar waardoor men zich gebonden zou moeten achten en tot verwerping van den post zou dienen te besluiten. De Voorzitter brengt nu in omvraag het voorstel der com missie van rapporteurs, om art. 10 te roijeren; dit wordt af gestemd met 12 tegen 6 steramen (die van de heeren Gorter, Suringar, Tigler Wijbrandi, Oosterhoff, de Haan en Rengers). Vervolgens is het voorstel, om de post te behouden aangenomen met 14 tegen 4 stemmen (die van de heeren Gorter, Suringar, Oosterhoff en de Haan. De Voorzitter sluit hierop de vergadering. VERSLAG van het verhandelde in de vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden in den namiddag van Donderdag den 15 November 1866. Aanvankelijk 14, later 16 leden aanwezig. Afwezig warende heeren Bruinsma, Gorter, Hommes, de Haan en Verwijs. lo. Na de opening der vergadering op het bepaalde tijdstip door den Voorzitter de heer Zeper, is het eerst aan de orde de bij het 2e lid van art. 50 der gemeentewet, bevolen tweede stem ming over het amendement van den Voorzitter op het voorstel van de commissie van rapporteurs, benoemd door de sectien van den Gemeenteraad voor dc begrooting der inkomsten en uitgaven der gemeente Leeuwarden voor het dienstjaar 1867, tot vermin dering van art. 6, afd. I, Ille hoofdstuk. Bezoldiging van de klok luiders, welk amendement de strekking heeft te besluiten het lui den van de avondklok te doen voortduren, en waarover in de op heden voormiddag gehouden vergadering de stemmen hebben gestaakt. Op nieuw in stemming gebragt zijnde, is dit amendement ver worpen met 8 tegen 6 st. die der heeren Zeper, Bloembergen, de With, Bolten, Suringar en van Sloterdijck). Daarop is het voorstel der commissie van rapporteurs, om die post te verminderen tot op 75 met 9 tegen 5 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren Zeper, Bloembergen, de With, Bolten en Suringar. 2o. Voorts is overgegaan tot de voortzetting der behandeling van de gemeentebegrooting voormeld. Hoofdst. Ill, afd. VI, art. 11. Verbetering van het Jacobijner Kerkhof 2990. Nadat hieromtrent was gelezen het opgemerkte bij de betrek kelijke stukken, zoo van de commissie van rapporteurs als van B. en W., zegt de Voorzitter, dat er nog veel zou zijn aan te voeren ten betooge der noodzakelijkheid tot verbetering van dezen weg. Hij althans heeft de overtuiging, dat die verbetering on vermijdelijk is. De heer Suringar het wensckclijke der verbetering erkennende, 63

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1866 | | pagina 57