8
GEMEENTERAAD *A'E LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 24 Jan. 1867.
eene wijze die de betrokken persoon in de gelegenheid kan stel
len, er althans eenigzins behoorlijk van te leven. Hij betwijfelt
echter, of een pensioen van f 225 daartoe kan strekken. Het
voorstel om het te verleenen pensioen te bepalen op 300, wordt
hierop in rondvraag gebragt en met algemeene stemmen aan
genomen.
De Voorzitter brengt nu in behandeling het voorstel van den
heer Westenberg om aan den gewezen commies J. L. Oosterhoff
over 1867 een wachtgeld toe te kennen van 300.
De heer Wiersma zegt dit voorstel niet te kunnen onder
steunen. Het voorstel om 300 pensioen te verleenen kon hij
genoegzaam appuijeren, omdat het ambtenaren betrof die gedu
rende eene lange reeks van jaren, en wel ongeveer 40 jaren in dienst
van de stad zijn geweesteen diensttijd van 40 jaren schijnt,
voor het erlangen van pensioen nog al zoo wat door de gewoonte
geijkt te zijndoch de ambtenaar dien het hier geldt heeft slechts
20 dienstjaren bij de gemeente en dan is een wachtgeld ad 300,
zij het rian ook sleehts voor één jaar, naar zijn oordeel te hoog.
De mogelijkheid bestaat dat na dit jaar nog vele zullen volgen
waarin gelijk wachtgeld zal worden genoten, althans de onder
vinding heeft geleerd dat dit het geval kan zijn.
De heer Westenberg wenscht tot adstructie van zijn voorstel
en ter beantwoording van den heer Wiersma, nog aan te merken
dat de commies Oosterhoff den 55jarigen ouderdom heeft be
reikt; dat hij is ontslagen tengevolge van een maatregel van al
gemeen bestuur en derhalve buiten zijne schuld; dat hij eene
vaste bezoldiging van J 450, en aan emolumenten ongeveer/100
genoot, en dat derhalve een wachtgeld ad J 225 aan hem te ver
leenen, buiten alle verhouding met zijne vorige inkomsten staat.
Spr. kan voorts verklaren tc weten, dat Oosterhoff zich alle mo
gelijke moeite getroost om weder in eeniga betrekking ge
plaatst te worden en dat het wel waarschijnlijk is, dat het nu
toe te stane wachtgeld niet verder behoeft te worden geprolon
geerd. Men houde ook hierbij op het oog, dat de betrokken
persoon van liet hem toe te leggen bedrag eenigzins fatsoenlijk
moet leven.
De heer Jongsma heeft respect voor het gedrag en de bekwaam
heden van het hier besproken individu, maar het geldt hier het
verleenen van wachtgeld verleent men in dezen een betrekkelijk
hoog bedrag alszoodanig, het zal weder een precedent veroorza
ken, waarop men zich later zal beroepen.
Dc heer Attema zal zijne stem voor het voorstel uitbrengen,
uit overweging dat het ontslag plaats vond tengevolge van eene
veranderde regeling van het gemeentelijk belastingstelsel, zonder
welke de betrokken persoon in zijne functie zou zijn gecontinu
eerd; bovendien, het wachtgeld is slechts gcduiende één jaar
genoten.
De Voorzitter zal zich ook voor het voorstel verklaren en
dit wel vooral op grond van dc overweging door den heer Wes
tenberg bijgebragt, dat het wel waarschijnlijk is te achten dat
de betrokken persoon niet lang van het wachtgeld zal behoeven
tc genietenook moet men in dezen niet voorbijzien dat bij het
zoo even genomen besluit het pensioen voor twee zijner Collega's
op 300 is bepaald, terwijl het voorts opmerking verdient dat
reeds twee andere commie.cn eene betrekking hebben verkregen.
De heer Bloembergen wenscht zijne uit te brengen stem te
motiveren door te beweren, dat zijns inziens een te hoog wacht
geld den betrokken persoon hinderlijk kan zijn in het verkrijgen
ecner betrekking, terwijl hij bovendien van oordeel is dat een
wachtgeld ad 225, waarbij nog iets zal kunnen worden ver
diend, genoegzaam is te achten.
De heer Bruinsma verklaart zich voor de voorgestelde ver
hooging, op grond dat er anders wel eenige onbillijkheid in zou
zijn gelegen nu het pensioen op f 300 is bepaald. Een pensioen
is een blijvende last, een wachtgeld een last van periodieken
aardhet is waar, een lager wachtgeld, zou voor den betrokken
persoon, een grootcren prikkel zijn om naar eene andere betrek
king tc dingen, doch de Raad is immers ook nog altijd daar om
over de zaak te disponeren.
De Voorzitter vraagt voorts aan den voorsteller of het niet
in zijne bedoeling ligt, om alléén het cijfer te wijzigen en het
overige van het door B. en W. in het 2e lid hunner conclusie
voorgedragene, onveranderd te laten. Hierop een toestemmend
antwoord bekomen hebbende, brengt de Voorzitter het voorstel
des hecren Westenberg, om het over 1867, aan den gewezen
eommies J. L. Oosterhoff, toe te kennen wachtgeld van/225 op
300 vast te stellen, in rondvraag, welk voorstel daarbij wordt
aangenomen met 11 tegen 10 stemmen (die van de heeren Bloem
bergen, de With, Suringar, Wiersma, Brunger, Plantenga, de
Haan, Jongsma, Rengers en v. Sloterdijck.) Het 3e lid der con
clusie van het voorstel, bovenomschreven, is daarop buiten be
raadslaging en stemming aangenomen.
4. Aan de orde is de behandeling van het ter vorige verga
dering aangebragte voorstel van B. en W. de strekking hebbende,
dat worde besloten hun Collegie te magtigen tot de uitvoering
over te gaan van het Raadsbesluit lot daarstelling van een stee-
nen walmuur met los- en ladingsplaats tussehen het Stads Zie
kenhuis en de zoogenaamde Huizumcrbrug.
De heer Wiersma vraagt inlichting van B. en W. of de ter
plaatse aanwezige rei hoornen ook zal moeten vallen; wanneer
hij de wegens het werk gemaakte teekening inziet, dan bestaat
daarvoor veel kans, en toch zou Spr. hoogst ongaarne die hoo
rnen dear willen missen. Bovendien wenscht hij te kennen tc
geven dat dit werk hem wel wat heel kostbaar voorkomt, eene
eenvoudige walmuur met aanbreng van de vereischte applancring,
ware waarschijnlijk even voldoende; hij heeft zieh bij de vroegere
behandeling afgevraagd, waarom eene zoo hoogc raming van p. m.
ƒ7000, dooh dit is hem nu opgelost. Tcu aanzien der boomen
wenscht hij echter te worden ingelicht.
De Voorzitter geeft hierop in antwoord tc kennen dat men
reeds in den herfst van 1865, op de eventueel daar te stellen
aanlegplaats is bedacht geweest, dat de hewusto boomen toen
reeds in de rigting waarin zij bchooren zijn gebragt, en dat dus
die beplanting daar onverhinderd kan blijven.
Der. heer Bolten is het opgevallen dat do funderings-vloer
twee palm beneden zomerpcil zal worden aangebragt; dit komt
hem wel wat hoog voor en acht hij 3 palin beneden dat peil
beter en verkieslijker't zal wel eenige meerdere kosten voroor-
zaken doch die zal men misschien in do hoogte kunnen uitwinnon.
De Voorzitter ziet er geen bezwaar in hierop de aandacht
van den architect tc vestigen. Hierop is buiten verdere beraad
slaging overeenkomstig het voorstel besloten.
5. Voorstel van B. en W. met betrekking tot een adres van
A. J. Kuipers, pachter van gabel no. 2, op den kunstweg van
de Bontekoe naar Hijum, houdende verzoek om met 12 Mei
1867, de inning der bedoelde tollen aan een ander te mogen
overdragen. Nadat besloten was tot dadolijke behandeling en
afdoening van dit voorstelis buiten beraadslaging cn stemming
dienovereenkomstig besloten
lo. Met don 12 Mei 1867 als gcmagligde van Albert Jans
Kuipers, pachter van de tolheffiing aan gabel no. 2 op den grind
weg naar Hijum, voor de inning dier tollen aan to stellen Jan
Sijmcns v. d. Wei, woonachtig te Stiens en zulks voor den nog
overigen pachttijd, onder voorwaarde:
a. dat genoemde pachter zorg drage, dat ten zijnen koste al
de formaliteiten in acht wordon genomen welke bij eene aanstel
ling als de onderwerpelijke zijn voorgeschreven in het op den 4
Nov. 1864 van de onderwerpelijke verpachting opgemaakt proces
verbaal b. dat de pachter mede aansprakelijk blijve voor do
rigtigo voldoening der paehtpenningeu op laarvoor bij het aan
GKMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 24 Jan. 1867.
9
gehaalde proces-verbaal bepaalde tijdstippen en voor de stipte na
leving van de in dat verbaal opgenomen voorwaarden.
2o. Voor goed aan te zien, dat met den 12 Mei 1867, 't bij
den bedoelden tolboom aanwezige tolhuis, in plaats van door den
pachter Albert Jans Kuipers, door diens gevolmagtigde Jan Sij
mcns van der Wei, met gezin worde bewoond.
6. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren, tot het
houden eeuer beslotene zitting voor een oogenblik worden geslo
ten, is daartoe overgegaan cn de openbare vergadering mitsdien
tijdelijk opgeheven.
Na het eindigen dezer beslotene vergadering is de openbare
heropend en voortgezet.
7. Op voorstel van den Voorzitter is eenstemmig besloten,
het indertijd ingekomen en ten fine van berigt en raad in han
den van B. en W. gesteld adres van den heer P. Cammcnga Jz.
betrekkelijk de onderhandsche verkoop aan de gemeente van zijne
huizinge letter I no. 1, voor de leden ter visie te leggen, ten
einde er bij het onderzoek in de sectien van het voorstel van
B. en W. omtrent de stichting der beurs voor den handel, op
te kunnen letten.
8. Is ter tafel gebragt en gelezen een adres van W. C. Plet
en anderen, om daarvoor bijgebragte redenen het verzoek bevat
tende, dat in de zoogenaamde Hoedenmakerssteeg eenige gasver
lichting worde aangebragt. Besloten dit adres ten fine van
beschikking in handen van B. en W. te stellen.
9. Is ter tafel gebragt en gelezen eene missive van de com
missie van administratie der stads Bank van Leening alhier, be
vattende eene aanbeveling op nieuw van een tweetal personen
voor de. vewulling der nog steeds door het overlijden van den
heer Mr. J. W. Tromp vacerende betrekking van lid dier com
missie. Alsnu worden aanbevolen de heeren Mr. Ilorat. Albarda
Jz. en Mr. J. C. Bergsraawelke aanbeveling door B. en W.,
ingevolge art. 1 van het reglement voor genoemde commissie is
vermeerderd met het tweetal, bestaande uit de heeren Mr. I.
Telting en Mr. P. de Haan IJz. Is besloten, deze stukken
ter visie van de leden tc leggen en in de volgende vergadering
tot de benoeming over te gaan.
10. Op voorstel van den Voorzitter wordt voorts besloten
voor notificatie aan te nemen het adres van de dienaren van po-
licje der 3c en 4e klasse, het verzoek behelzende de bezoldiging
van die der 3e klasse te verhoogen, vermits dat adres buiten
behandeling kan worden gelaten, tengevolge van de wijziging bij
Raadsbesluit van 10 Jan. jl. aangebragt in de verordening re
gelende de inrigting van de policie.
11. Is gelezen en ten fine van berigt en raad in handen van
B. en W. gesteld, een adres van Cornelis Burgersdijk, pachter
van de tolopbrengst aan gabel no. 1 aan den Straatweg naar
de Bontekoehet verzoek bevattende om hem in de beta
ling zijner pachtpenningen eenigzins te gemoet te komen.
12. De Voorzitter doet mededeeling van de ontvangst van de
volgende, voor den Raad ingekomen stukken, alsa. eene reso
lutie van heeren Ged. Staten dd. 14 Jan. jl., houdende goed
keuring van het le suppletoir kohier van hoofdelijken omslag
voor 1866; b. eene resolutie van gezegd Collegie dd. 15 Jan.
jl. no. 29, houdende goedkeuring van het Raadsbesluit tot onder
handsche verhuring aan G. Roker van het lokaal boven de tus-
schenschool le kl., cn c. eene gelijke resolutie, dd. 15 Jan. jl.
no. 30, betreffende de onderhandsche verhuring aan W. A. Jans
sen, van de huizinge letter II no. 121 in de Groote Hoogstraat.
Aangenomen voor notificatie.
13. Is ter tafel gebragt en voor kennisgeving aangenomen
eene missive van hecren Curatoren van het Stedelijk Gymnasium
te Leeuwarden, dd. 12 Jan. 1867 no. 521, houdende mededee
ling van het tijdstip waarop de winter-examina aan gezegde inrig
ting zullen gehouden worden.
14. Is gelezen en voor notificatie aangenomen een schrijven
van de dienaren van policie der 3e en 4e kl., houdende dank
betuiging voor de verhooging der bezoldiging van de cerstge-
noemden, door wijziging van de betrekkelijke verordening verkregen.
15. Bij monde van den heer de Haan is uitgebragt een rap
port cn voorstel omtrent het onderzoek van de in handen der
betrekkelijke Raadscommissie gestelde suppletoire begrooting der
Stads Armekaraer alhier voor 1866. Ter visie, om in ceno
volgende vergadering aftedoen.
16. Bij monde van den heer Plantenga, wordt door de betrok
ken Raadscommissie verslag uitgebragt omtrent het onderzoek der
rekening en verantwoording van de fondsen der Kamer van Koop
handel en Pabrijken te Leeuwarden over het afgeloopcn jaar
1866. Ter visie als voren.
Dc Voorzitter sluit hierop de vergadering.