20
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Eebr. 1867.
Daarop is buiten omvraag eenstemmig overeenkomstig het voor
stel van B en W. besloten.
4. Voorstel van B. en W. omtrent den afstand van aan de
gemeente in eigendom behoorenden grond aan de kerkcraads-com
missie van toezigt op het godsdienstig onderwijs in de ne-
dcrd. herv. gemeente te Leeuwarden.
De Voorzitter brengt dit voorstel in beraadslaging; niemand
der leden het woord hierover wcnschende te voeren, is het le
lid der conclusie van het voorstel eenstemmig aangenomen en
besloten: lo. dat de hierna omschreven grond niet meer ter
openbare dienst bestemd zal wezen. Ten aanzien van het 2e lid
der conclusie merkt de heer de Haan op, dat in het advies van
den architect sprake is van f 60 aan die overdragt te verbinden,
terwijl door B. en W. slechts de helft dier som wordt voorgesteld.
Nu wenscht Spr. wel geen hoogcr dan het door B. en W. voor
gesteld bedrag aan den afstand te verbinden, ook omdat het in
dezen bedoelde plekje gronds wel niet tot iets anders zal kun
nen gebezigd worden, doch als hij zijne stem voor het meerge
meld voorstel uitbrengt, dan wil hij daardoor niet geacht worden
in andere gevallen zoodanigen grond voor zoo luttel bedrag
veil te hebben.
De Voorzitter merkt aan, dat juist de omstandigheid dat de
over te dragen grond zulk cene geringe waarde voor de gemeente
moet geacht worden te bezitten, dat B. en W., tevens ook met
het oog op de te verkrijgen verbetering in de rigting van het
terrein, de koopsom tot zulk een laag cijfer hebben gemeend
te moeten voordragen.
Het 2e lid der conclusie van het voorstel wordt hierop een
stemmig aangenomen en derhalve besloten 2o. Aan de hecren
Dr. Leendert Proes, Dr. Magtildus van Staveren, predikanten,
Mr. Eco de Wendt en Adrianus Gijsbertus Metzlar, ouderlingen
der Ned. Herv. gemeente alhier, en als zoodanig uitmakende de
kerkcraads commissie van toezigt op het godsdienstig onder
wijs in die gemeente, in deze hunne kwaliteit onderhands in koop
af te staan een gedeelte van den aan de gemeente Leeuwarden
in eigendom toebehoorenden grond gelegen aan de Oosterkade
tusschen de huizen gequoteerd letter B no9. 105 cn 103 even
wijdig loopende met en onmiddellijk grenzende aan den noorde
lijken muur van ccrstgcmclde huizin ge, ter breedte van 1.95 el
bij eene lengte van 6.20 cl, tegen betaling hunnerzijds oencr som
van f 30, cn wel onder voorwaarde: lo. dat de koopprijs bij de
vcrteckcning der acte van verkoop en koop moet worden gestort
ten kantore van den gemeente-ontvanger; 2o. dat de poort thans
staande voor den gang leidende naast nabij gelegen cn indertijd
door de commissie ten behoeve van het godsdienstig onderwijs
voor minvermogenden gesticht lokaal, zooveel vooruit worde gc-
bragt dat zij in gelijke lijn met den voorgevel der huizinge ge-
kwoteerd letter B no 105 komt Ie staan; 3o. dat de schutting,
die thans den sub. 2o. bedoelden gang van het daarnaast lig
gend erf afscheidt, voor rekening der koopers oostwaarts tot aan
de nieuwe poort verlengd en ten allen tijd voor hunne rekening
onderhouden worde; 4o. dat alle kosten op dezen verkoop en
koop vallende komen ten laste van de koopers, en 5o. dat bij
aldien de adressanten zich niet binnen twee maanden nadat dit
besluit ter hunner kennis is gekomen, hebben verklaard of zij
den bedoelden grond op de gestelde voorwaarden in koop aan
nemen, het daar,oe betrekkelijk aanbod geacht zal worden te
zijn vervallen.
VVijder9 i9 besloten aan dit besluit vóór de resumtie der notu
len uitvoering te geven.
5. Voorstel van B. en W. met betrekking tot de verminde
ring der jaarwedde van den gemeente ontvanger.
De Voorzitter opent over dit, ter vorige vergadering aangebragt
voorstel de discussien.
De heer Jongsma zal niet tegen het voorstel stemmen ofschoon
hij in het ontwerp van B. en W. geene motieven heeft gevonden
die Ged. Staten van besluit zullen doen veranderen, omdat het-
besluit niet is speciaal voor Leeuwarden maar voor en in ver
band met de andere gemeenten van dit gewest, doch zooals ge
zegd, hij zal zich niet tegen deze poging verklaren. Er komt
echter in den brief aan B. en W. voor, dat men bij niet inwil
liging van het verzoek, altijd nog eene gratificatie aan den ont
vanger kan geven. Spr. weet wel dat dit thans nog niet aan
dc orde is, doch daar hij weigering van het primitieve verzoek
vooruit ziet, rekent hij dat het subsidiaire punt aan de orde zal
kunnen komen, daarom inecnt hij reeds nu tegen dat denk
beeld van gratificatie te moeten opkomen, omdat dit naar zijne
bescheidene meening afstuit op de gemeentewet. Hij stemt
toe dat de artt. 107 en 104 dier wet, waar sprake is van dc
jaarwedden van secretaris en ontvanger, niet dc bepaling wordt
gevonden «lie in art. 73 der wet omtrent dc jaarwedden van den
Burgemeester wordt aangetroffen, doch is van oordeel dat dc gc-
hcele oeconomie der wet den Raad verbiedt om bij wijze van
gratificatie of hoe dan ook, den ontvanger iets uit «le gemeente
kas boven de door Ged. Staten vastgestelde jaarwedde te doen
toekomen. Ware het tegendeel toch het geval dan zouden de
Gemeenteraden een huismiddeltje bezitten om ten deze de be
sluiten van Ged. Staten illusoir te maken.
De heer Bruiusma moet hieromtrent opmerken dat het toe
voegen eener gratificatie aan dc vastgestelde bezoldiging wel meer
in toepassing is gebragt en wel ten aanzien van sommige hulp
onderwijzers, die, ofschoon thans vervullende eene plaats waaraan
minder tractemcnt is verbonden dan waarop zij vroeger zijn aan
gesteld, toch dat meerdere bij wijze van personele toelage ont
vangen.
De heer Duparc oordeelt met den heer Jongsma de toeken
ning eener gratificatie in dezen, in strijd met de wet. Hij merkt
op dat reeds meermalen op dien grond raadsbesluiten door den
Koning zijn vernietigd geworden, dewijl zoodanige toekonning
niet overeenkomstig werd geacht met het voorschrift van art. 104
der gemeentewet, dat de ontvanger eene vaste jaarweddo geniet.
De heer Jongsma wenscht de behandeling van dit punt niet
vooruit te loopen, later zal hij welligt in de gelegenheid worden
gesteld de gronden waarop zijne opinie berust in het brcode to
ontvouwen, doch hij wenscht toch nu reeds den heef Bruiusma
op te merken dat dc gevallen waarvan is gesproken, zeer ver
schillen dc regeling van de bezoldiging der door den heer Bruiu
sma bedoelde ambtenaren behoort aan den Raad, hier geldt het
dc bezoldiging van den ambtenaar door de wet zelf bepaald.
De heer Bloembergen wenscht ill betrekking tot de opmerking
van den heer Jongsma, toch te observeren dat als hij do bepa
ling vau art. 107 der gemeentewet wel vat, ten aanzien der jaar
wedde van den gemeente-ontvanger, het bij art. 104 aangaande
den secretaris bepaalde toepasselijk is, cn niet het voorgeschrcvenc
bij art. 73. In art. 73 nu komt de bewusto restrictieve bepaling
voor en in art. 104 niet, en daaruit meent hij tc mogen afleiden
dat aan den Gemeenteraad niet de bevoegdheid is ontzegd, om
behalve do vastgestelde jaarwedde, om daartoe moverende rede
nen eenige meerdere bezoldiging of toelage ook nog, onder welke
benaming dan ook te verstrekken, mits altijd behoudens autori
satie van heeren Geil. Staten. Het voorstel wordt alsnu in rond
vraag gebragt en met algeraeene stemmen aangenomen, zoodat
besloten is: B. en W. te raagtigen om zich namens den Raad
tot Heeren Ged. Staten van Friesland te wendon en hem, op do
gronden ontwikkeld in het ingevolge des Raads autorisatie door
B. en W. aan hun Collegie gerigt schrijven van den 13 Julij
1866 no. 2/Coo» cn op zoodanige andere als nuttig en noodig
raogten worden beschouwd, te verzoeken, zoo mogelijk, hun be
sluit van den 27 Aug. 1866, no. 43, goedgekeurd bij koninklijk
besluit van dcc 16 Nov. daaraanvolgende no. 68, immers yoqt
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Febr. 1867.
21
zoover daarbij de jaarwedde van den ontvanger der gemeente
Leeuwarden op 1600 is vastgesteld, tc wijzigen en het. bedrag
dier wedde alsnog te bepalen op f 1800.
6. Dc Voorzitter het noodig keurende dat de deuren, tot het
houden eener beslotene vergadering, worden gesloten, is daartoe
overgegaan cn de openbare vergadering tijdelijk opgeheven. Na
den afloop der beslotene vergadering is de openbare heropend en
voortgezet.
7. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van B.
en W., aangaande een voorstel van Heeren kerkvoogden der Ned.
Herv. gemeente alhier, aangaande dc aanmaak van regenwaters-
bakken bij dc Groote of Jaoobijncrkerk. De Voorzitter stelt voor
om alvorens dit en de twee daarop volgende, sub no. 7 en 8
van den oproepingsbrief beschrevene punten in behandeling tc
nemen, eerst af te doen het onder no. 9 van dien brief omschrt-
ven voorstel, vermits de afdoening daarvan allezins spoed vcr-
cischt; hiertoe is eenstemmig besloten.
8. Uit dien hoofde wordt aan dc orde gesteld een voorstel
van Heeren Ged. Staten dezer provincie tot vaststelling eener
verordening ter voorkoming van dc overbrenging der runderpest
door personen, ten welken einde bij dit voorstel een ontwerp
van dergelijke verordening gevoegd is.
Dc Voorzitter stelt voor dit ontwerp in onmiddellijke behan
deling te nemen omdat de zaak inderdaad spoed eisehend is,
waarom hg dan ook over dit stuk heeft ingewonnen het advies
van de verordenings-eommissie, die, de merites van liet stuk daar
latende, heeft gemeend aan den Raad de aanneming van dc door
tied. Staten tocgczondcnc ontwerp-verordening niet te mogen ont
laden, tengevolge van den drang der tijdsomstandigheden.
De heer de Haan zegt dat het kort tijdsbestek gegeven om
de zaak en dc ontwerp-verordening naar behooren na tc gaan,
het hem mooijelijk maakt zich daarmede te vereenigen. Wel kan men
dat ontwerp voetstoots tot verordening verheffen en zal men in
dat geval altijd iets hebben tegen de dreigcr.de epidemie, doch
hij had liever gezien dat de zaak door dc verordenings-eommissie
grondig onderzocht ware geworden, want indedaad, zooals nu ilczaak
ataat, is het hem wel wat moeijelijk daarover tc oordeelen en te
beslissen. Wat het gevoelen van de verordenings-eommissie om
trent liet ontwerp is, weet hij niet, daarom zou hij wenschen dat
die commissie daarover haar advies aan den Raad mededeelde
alvorens men tot een besluit kwam. Spr. gelooft bovendien niet
dat de Raad gehouden is om con ontwerp-verordening, ofschoon
door hoogere autoriteit aangeboden, zoo maar in eens aan te nemen.
De Voorzitter kan den vorigen Spr, inlichten dat de veror
denings-eommissie de onderwerpclijkc ontwerp-verordening heeft
behandeld, en uit overweging van dc urgentie der zaak, het beter te
doen daarvan geen schriftelijk rapport aan den Raad tc doen,
maar alleen bij monde van haren Voorzitter te kennen te geven
dat zij zieh, behoudens eene voor tc dragen geringe wijziging,
daarmede verecnigt, en aan don Raad voorstelt het ontwerp aan
te nemen.
Dc lieer Bloembergen geeft te kennen dat hij aanvankelijk
toen h'j van het stuk kennis nam en met het oog op hetgeen
elders bij gelijke verordening is geregeld, dadelijk dc uioeijclijk-
heid inzag om eene rigtige uitvoering aan de verordening, zoo
als die door het gewestelijk gezag was geconcipieerd, te verze
keren, en er daarom veel prijs op stelde desaangaande het oor
deel van de verordenings-eommissie te vernemen wanneer hij
zich nu bereid verklaart om tc willen medewerken tot het tot
stand komen der bewuste vcrordeuing, dan geschiedt dit alleen
op het gezag van de verordenings-eommissie, en uit besef van
het nuttige dat er in gelegen is om nu reeds eenige bepalingen
van voorbehoedenden aard te nemen.
l)e Voorzitter zegt dat de geringe wijziging die dc verorde
nings-eommissie op het oog liceft cn waarvan hij zoo even ge
waagde, daarin bestaat dat aan art. 7 of slotartikel worde toe
gevoegd de bepaling dat de verordening vóór 1 Aug. zal worden
herzien. Hieruit nu vloeit voort dat het in de bedoeling ligt
om de zaak van tijdclijkcn aard te doen ju, om dadelijk een
naar alle waarschijnlijkheid nuttigen maar egel bij de hand te
hebben en aan den tijd over tc laten ten bewijze of en in hoe
verre de beoogde maatregel goed en doelmatig werkt.
De heer Bruinsma zou evenals de heer dc Haan, geneigd zijn
de betrekkelijke stukken ten fine van onderzoek cn advies terug
te zenden aan de verordenings-eommissie, ware liet niet dat (lo
zaak werkelijk urgent is te achten. l)e ontwerp-verordening be
vat bepalingen die Spr. wel wat heel kras voorkomen en hem
toeschijnen inbreuk te maken op de persoonlijke vrijheid der in
gezetenen, doch de verordeniogs commissie, welke meeren leels
uit regtsgeleerdc elementen be.-taat, schijnt daarin geen overwe
gend bezwaar te vinden. Spr. moet trouwens ook erkennen dat
buitengewone zaken bot aanwenden van buitengewone maatiegelcn
noodig doen zijn, en toeli vreest hij dat er aanleiding zal komen
te bestaan dat enkele onschuldigcn er in loopcu. Spr. zal even
wel steramen voor de vaststelling van eene verordening ais in
dezen wordt bedoeld, omdat dc zaak urgent is.
De heer Jongsma heeft nu reeds herhaaldelijk een beroep op
de verordenings-eommissie hooren doen, roaur Spr. meent te moe
ten herinneren dat de Raad in dezen staat tegenover art. 68 van
de gemeentewet en niet tegenover 166 dier wet. Het betreft hier
het beramen en verordenen van maatregelen in een spoedeisehend
geval, een geval waarin dadelijk moet worden gehandeld, dit is
de feitelijke toestand waarin de Raad zich bevindt. Art. 166
schrijft voor dat dc verordeningen tegen wier overtreding straf
is bedreigd, zooveel mogelijk worden ontworpen door eene vaste
commissie uit den Raad. In het tegenwoordig geval is de be
paling van art. 68 betracht en heelt zij geen voorstel ter tafel te
brengen, alleen zij is geraadpleegd. Zie hier het standpunt waarop
de commissie zich in dezen bevindt.
De heer de Hatill laat in het midden of hij welligt in de
opvatting van de zaak heeft gedwaald, maar moet toch ob
serveren dat zij toch werkelijk wel een grondig onderzoek
vereischt. Nu toch de veemarkten zijn geschorst cn mcri
voortgaat met vee in deze gemeente in tc voeren, zoodat de»
Donderdags avonds vele stallen met rundvee bezet zijn, vraagt
Spr. of het niet nuttig, ja niet noodzakelijk is om ook de invoer
te verbieden en geen invoer van slagtvcc dan ter slagting toe te
laten, ten einde de verdere besmetting ook daardoor zooveel
mogelijk tc voorkomen, want naar Spr.'s raceniug kan eene opeen
hoping van vee in de stallen, niet anders dan de verspreiding
in de hand werken, hetgeen wel de pligt der regeering zal zijn
zooveel doenlijk tegen te gaan. Misschien is zulk een verbod
onbestaanbaar met dc zienswijze der hooge regering, doch Spr.
meent toch het vaststellen van zoodanige bepaling in overweging
te moeten geven.
Do Voorzitter moet hierop aanmerken dat, wanneer dc Raad
daartoe mogt besluiten, daaraan dan ook uitvoering moet worden
gegeven, cn hiorin ziet Spr. veel bezwaar; liet weren van den
invoer en het stallen van rundvee des donderdags avonds, zou
schier ondoenlijk zijn, althans ontzettend veel moeite kosten,
maar bovendien is dc doorvoer van vee nog niet belet, anders
dan uit besmette of wel besmet verklaarde streken. De bedoelde
stalling van rundvee, is het gevolg van den handel in vee dat
ter verzending naar het spoor gevoerd wordt. Het vee voor den
eersten trein bestemd wordt des Donderdags avonds aangevoerd
cn gestold, cn die gelegenheid moet naar Spr.'s oordeel blijven
bestaan, wil men den handel niet vele belemmeringen veroorzaken.
Zoo als gezegd is, de doorvoer is vrij cn daarom is het aanvoe
ren en stallen bovenbedoeld bepaald moeijelijk to verbieden; dc
handel is door do schorsing van de marklen en door het niet