42 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 28 Maait 1867. niging te sluiten, welke overeenkomst aan de goedkeuring van den Raad zal moeten worden onderworpen. Mede is gelezen de door B. en W. in antwoord op der adres santen betrekkelijk, aan dat Collegie gerigt adres, onder dagtec- kening van 26 Febr. jl., aan adressanten gezonden missive. De Voorzitter stelt nu voor deze zaak ten fine van onderzoek en rapport te stellen in handen van eene commissie van drie raadsleden. De heer Wiersma is van oordeel het beter is de stukken eerst ter visie te leggen, ten einde de leden in de gelegenheid zijn de zaak na te gaan. De Voorzitter vreest dan voor nuttelooze vertraging omtrent ecne aangelegenheid die wel wat spoed vordert. De heer Wiersma zegt de zaak voor het eerst te hooren, want zij wordt voor het eerst ter talel van den Raad gebragt. Be noemt men eene commissie dan erlangt zij reeds een begin van uitvoering, dat niet behoort plaats te vinden alvorens de Raad de zaak tot zich heeft genomen. Spr. kent nu die zaak nog niet, weet nog niet juist wat adressanten verlangen; bovendien 't zou kunnen zijn dat men de zaak zonder eene commissie kon afdoen. De Voorzitter verklaart geen bezwaar te maken om zijn voor stel voor het ooger.blik terug te nemen en overeenkomstig het verlangen des hoeren Wiersma de stukken ter visie te leggen. De heer Verwijs geeft te kennen dan het voorstel van den Voorzitter om de zaak commissoriaal te maken wel te willen overnemen, omdat de zaak spoedeischend is en er eenigcn tijd tot het aanleggen eener schietbaan zal verloopen. De Voorzitter stelt hierop voor de onderwerpelijke stukken ter inzage van de leden te doen neerleggen en inmiddels de be- beslissing omtrent het door hem gedaan voorstel om die stukken ten fine van rapport en voorstel in handen te stellen eener com missie van drie leden, aan te houden tot in de volgende verga dering. Dit voorstel is in rondvraag gebragt en aangenomen met 12 tegen 7 stemmen (die van de hceren Tigler Wijbrandi, Duparc Jongsma, Attema, Verwijs, Rer.gers en van Sloterdijck.) 15. De Voorzitter doet mededeeling van de ontvangst eener resolutie van hecren Ged. Staten dezer provincie van den 21 Maart jl. no. 22, houdende verlenging van den termijn binnen welken de Raad tot wijziging kan overgaan van zijn besluit betrekkelijk de invoering van het gymnastisch onderwijs en wel tot 15 April a. s. daartoe betrekkelijk verder opmerkende, dat het hiertoe be trekkelijk voorstel van B. en W\ z66 tijdig zal worden aangebo den, dat de behandeling daarvan vóór het einde van dien termijn zal kunnen geschieden. 16. De Voorzitter deelt mede de ontvangst der resolutie van heeren Ged. Staten dd. 18 Maart 1867 no. 7, houdende goed keuring van het Raadsbesluit tot openstelling van de 2e serie der geldleening ad 160,000, vastgesteld bij Raadsbesluit van 10 Aug. 1865. Aangenomen voor notificatie. 17. De Voorzitter brengt ter tafel en legt ter visie van de leden, het verslag van den toestand der instelling „het St. Anthonij Gasthuis te Leeuwarden" over het jaar 1866, door de voogden dier instelling aan den Raad der gemeente Leeuwarden gedaan, in voldoening aan art. 146 der Gemeentewet. 18. Door de daartoe benoemde commissie, is uitgebragt haar rapport nopens het onderzoek van de aanvraag van het bestuur over het stads ziekenhuis alhier, om te worden gemagtigd tot het doen van eenige af- en overschrijvingen van en op sommige posten der begrooting van het stads ziekenhuis over 1867. Ter visie, om in eene volgende vergadering in behandeling te nemen. 19. Door de commissie, in der tijd belast geweest met het onderzoek der begrooting van het nieuwe stads weeshuis te Leeu warden over het dienstjaar 1866, is rapport uitgebragt omtrent het onderzoek van de rekening en verantwoording van het beheer van het nieuwe stads weeshuis en van de gelden, besteed tot verpleging van weezen beneden de 6 jaren, beide over de dienst van 1866, daartoe in hare hauden gesteld. Ter visie als voren. 20. De heer de Haan het woord verlangd en bekomen heb bende, stelt voor, dat het heden ter tafel gebragte verslag dei- commissie voor de gemeentelijke gasfabriek over 1866, moge wor den gedrukt en aan de leden rondgedeeld. De heer Bloembergen geeft te kennen, dat dit ook in de be doeling der commissie ligt als ook dat het verslag over het laatste kwartaal van 1865 mede zal gedrukt worden. De Voorzitter zegt, dat aan het uitgedrukte verlangen zal voldaan worden. Hierop is de vergadering door den Voorzitter gesloten. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4 April 1867. VERSLAG van het verhandelde ter Vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehou den op Donderdag den 4 April 1867. Aanvankelijk 18, later 20 leden tegenwoordig, zijnde de heer Westenberg afwezig. Voorzitter de heer D. Zeper, die de verga dering op het gestelde tijdstip opent. 1. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld, de notulen wegens de op 28 Maart jl. gchoudene vergadering. 2. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van B. en W., aangaande de door J. Ph. Posthumus en A. P. van Veen, ingediende bezwaarschriften tegen de voorloopig vastgestelde lijst aanwijzende de personen, die bevoegd zijn tot het kiezen van leder, van de Tweede Kamer der Staten Generaal. De Vergadering zieli met de voorstellen van B. en W. veree- nigende, besluit dienovereenkomstig len aanzien van: a. het bezwaarschrift van J. Ph. Posthumus lo. aan den adres sant wonende te Leeuwarden, te kennen te geven, dat het den Raad niet is gebleken, dat het door hem bij adres van den 26 Maart 1867, tegen de door B. en W. op den 15 Maart 11. vast gestelde lijst der tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal bevoegde personen, aangevoerd bezwaar, als zoude hij ten onregte niet op die lijst voorkomen, is gegrond, en derhalve geene termen heeft gevonden, dat ze in den door hem aangegeven zin worde gewijzigd; 2o. om deze afwijzende beschik king aan den adressant ten zijnen koste door een deurwaarder tc doen beteekenen, overeenkomstig het 2c lid van art. 14 der Wet van den 6 Jul ij 1850 (Staatsbl. no. 37,) regelende het kiesregt. b. Het bezwaarschrift van A. P. van Veen: lo. de door B. en W. den 15 Maart 1867 voorloopig vastgestelde lijst der kie zers in de gemeente Leeuwarden, van leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal en van de Provinciale Staten, in zoo verre te wijzigen, dat daarop alsnog wordt vermeld Ate Pieters van Veen, woonachtig in deze gemeente: 2o. den adressant van dit besluit mededeeling te doen. 3. Aan de orde is het ter vorige Raadsvergadering gedaan voorstel des Voorzitters, om, ten fine van onderzoek en rapport in handen eener Raadscommissie van drie leden tc stellen, het verzoek van de hh. G. T. W. Vijgh o. s. om van de gemeente ten behoeve eener daartestellen schietbaan, in gebruik te mogen erlangen eene strook gronds ter breedte van 22'/^ ellen van het perceel sectie G. no. 1866. De heer Wiersma zegt dat de beslissing over dat voorstel in de vorige vergadering werd aangehouden op zijn daartoe strek kend voorstel, dat hij sedert gelegenheid heeft gehad van die stukken kennis tc nemen en cr nn niet tegen is, dat zoodanig commissoriaal in het leven geroepen wordt, mogelijk dat daardoor meerder licht over de zaak zal verspreid worden. Het voorstel tot benoeming dezer commissie is daarop bui ten verdere beraadslaging en omvraag aangenomen. Tot de stemming overgegaan zijnde, blijkt daaruit, dat met betrekkelijke meerderheid tot leden dier commissie benoemd zijn de heer Westenberg met 9 en de hh. Wiersma en Gorter elk met 7 stemmen. Bij die stemming bekwamen de hh. Minnema de With 6, de Haan 4, van Sloterdijck, Rengers, Bolten, Wijbrandi en Duparc ieder 3 stemmen, Dr. Verwijs, Jongsma en Plantingaieder 2 stemmen, terwijl op de hh. Brungcr, Attema en Suringar ieder éene stem was uitgebragt. Wijders is besloten, aan dit en het daaraan voorafgaand punt vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. Voorts is aan de orde gesteld, het verslag van de commissie van rapporteurs uit de sectiën van den Raad wegens de door B. en W. ingediende voorstellen: lo. betrekkelijk het grondplan der uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente; 2o. om ccn voor de behoeften van den handel voldoend beursgebouw te stich ten, op het terrein gelegen tussehen de lijn der staatsspoorwegen van Leeuwarden naar lïarlingen cn Groningen en het Zaailand, Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. bestemd voor de uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente. De Voorzitter opent over de algeraeene strekking dezer voor stellen de beraadslagingen. Dc heer van SloterdflCk zegtMijnheer de Voorzitterik wcnsch twee inlichtingen te vragen, ccne aan dc commissie van rappor teurs cn eene aan B» en W. De eerste betreft twee plaatsen in het verslag waar telkens als antwoord op in dc sectien gemaakte bedenkingen tegen de schuinsche rigting van de nieuwe straat tussehen de terreinen G. K. F. en 1. van het grondplan wordt opgemerkt, dat de vermijding daarvan tot belangrijke en kostbare onteigeningen zou voeren. Ik zelf heb in de eerste sectie die bedenking gemaakt maar het antwoord daarop niet in dien zin opgevat. De bedoeling van die woorden is mij daarom niet dui delijk, omdat ik in het denkbeeld verkeer, dat de gemeente eige nares is van den grond, tussehen de stadsgracht en den staats spoorweg gelegen. Mijne vraag is alzoo naar de beteekenis van die woorden. De tweede inlichting die ik wcnsch tc ontvangen, betreft het regt van de eigenaren der molens op de bouwterreinen in het grondplan met letters A. en D. gemerkt. Om te oordee- len over de wenschelijkheid, dat de gemeente, op welke wijze dan ook de meest vrije beschikking bekome over dien grond, zal het niet nutteloos zijn te weten welk regt de eigenaren van die molens aldaar hebben, en die vraag doe ik aan het Collegie van Dagc- lijkseh Bestuur. De heer Suriügar zegt, als lid van de commissie van rappor teurs, dat naar zijn oordeel de eerste aan haar gerigte vraag van den heer van Sloterdijck niet regardeert de algemeene strekking, maar de détails en stelt uit dien hoofde voor op die vraag terug te komen bij de behandeling van punt litt. b van de conclusie der commissie van rapporteurs. De heer van Sloterdijck merkt hierop aan, dat hij zelf ook de overtuiging heeft, dat hetgeen hij vroeg minder behoort tot dc algemeene strekking van het voorstel maar wel tot de alge meene strekking van het rapport der centrale commissieSpr. weet dus eigenlijk niet regt waar hij die vraag zal te huis brengen; hij wil die vraag echter wel later herhalen. De Voorzitter geeft in antwoord op de 2e vraag des hceren v. Sloterdijck te kennen, dat juist het# onderwerp dier vraag een punt van behandeling bij liet Collegie heeft, uitgemaakt; ter bc- oordceling dier aangelegenheid vroeg het Collegie inlichtingen van den archivaiius, welke inlichtingen, (bij de stukken aanwezig) evenwel geen genoegzaam licht over de zaak verspreiden, om een voldoend antwoord op de gestelde vraag tc kunnen geven, liet daaromtrent voorloopig ingesteld onderzoek heeft de zaak niet tot genoegzame klaarheid kunnen brengen; het Collegie stelt zich echter voor omtient die molens een bepaald onderzoek tc doen 't welk de wu,re toedragt en stand der zaak aan het licht zal brengen. De Voorzitter sluit hierop de discussien over de algemeene strekking der voorstellen, en opent de beraadslagingen over de, in het rapport der commissie van rappojteurs gestelde punten van conclusie. AU zoodanig is eerst aan de orde punt A van het voorstel der commissie betreffende de uitbreiding, luidende: Dat de Raad besluite aan heeren B. en W. op te dragen, om, door de uitschrijving van eene prijsvraag, de deskundigen in ons Vaderland uit te noodigen cn in de gelegenheid te stellen, hunne denkbeelden omtrent de voorgenomen uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente, door inzending van een uitgewerkt plan, met bcgrooting van kosten, kenbaar te maken. De heer Bolten verklaart opzigtens dit punt te behooren tot de minderheid der commissie; hij kon zich niet bij de meerder heid die het uitschrijven eener prijsvraag voorstond voegen op de volgende gronden, eerstens omdat hel aangeboden, door den Gemeente-architect bewerkt plan liera voorkwam goed te wezen ten anderen omdat het uitschrijven der prijsvraag te zeer de vcr- 11

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 1