44 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4 April 1867. diensten en het gevoel van dien ambtenaar zou krenken, wat het geval niet zou zijn geweest, bijaldien al dadelijk daartoe ware besloten en eindelijk omdat daarmede te veel tijd zal te loor gaan die verdient benuttigd te worden; men zal vele antwoorden op die prijsvraag bekomen, waarvan het onderzoek veel tijd vor» dert en waarschijnlijk den Raad niet veel verder brengen zal. De heer Jongsma wenscht in het midden te brengen, dat de redenen welke den Raad aanleiding zou moeten geven tot het doen uitschrijven eener prijsvraag, zouden moeten bestaan in op merkingen door de Raadsleden in de sectien gemaakt en opge nomen in het centraal rapport. Dit is echter het geval volstrekt niet, want Spr. heeft in dat rapport geene zoodanige gewigtige opmerkingen aangetroffen, als welke de afkeuring van het aange boden plan zouden medebrengenofschoon Spr. niet zoo zeer hecht aan het denkbeeld als zouden de verdiensten en het gevoel van den Architect daardoor worden gekrenkt en dit in dat geval ook niet zou vreezen, daar het eene zoo gewigtige zaak als de onderhavige geldt, ziet ook hij nu geene redenen om de prijs vraag nu nog uit te schrijven. Bovendien ziet Spr. ook niet in dat andere deskundigen een doelmatiger ontwerp kunnen maken. Het geldt hier toch niet het aanleggen van iets geheel nieuws, maar het is hier de vraag hoe men een nieuw gedeelte op de meest doelmatige wijze aan het oude zal laten aansluiten. Wie dus ook een plan moge ontwerpen, deze is nimmer geheel vrij, hij is aan het bestaande gebonden. Naar zijne meening heeft dc Architect op uitstekende wijze van dat bestaande, in het plan partij getrokken. De heer Bminsma is eveneens van oordeel, dat er nu geen de minste aanleiding bestaat tot het doen uitschrijven eener prijs vraag. Ook hij heeft in het rapport geene gewigtige en ge gronde aanmerkingen op het werk van den Architect aangetroffen. Maar al kleefden er ook al eenige ergerlijke gebreken aan dat werk, het Collegie zou die niet hebben overgenomen en aan den Raad voorgesteldtrouwens als men het plan voor zich heeft dan kan men daarin wel wijzigingen voorstellen, want de bcoor- dccling der zaak hangt hier vooral met de persoonlijke begrippen zaracn maar verbeteringen aan te brengen gaat moeijelijkcr en wat Spr. betreft, hij zou er niet iets beters voor in de plaats wen- schcn. Wordt de prijsvraag uitgeschreven en de openbare mededin ging alzoo ingeroepen, dan zal men zien, dat een ander de vruchten van den oorspronkelijken arbeid en het primitieve idee zal plukken, iets toch dat wel zonder tegenspraak krenkend voor den eersten bewer ker is te achten. Ware er hier sprake van iets daartestcllen wat min der direct tot des Architects gewone bcmocijingen en werkzaamhe den behoorde, b. v. eenig waterwerk, de aanleg eener sluis, of wel liet bouwen eener boereplaats, men zou kunnen beweren dat de gemeente architect in die gevallen geen in allen deelc bevoegd deskundige zou zijn en Spr. vertiouwt dat de architect dit zelf zou willen erkennen, maar liet geldt hier eenvoudig het geven van bestemming aan eenige platte gronden, waarvan de lijnen door het terrein rondom gelegen genoegzaam zijn aangewezen, als hoofdpunten voor de verdere indeeling en bestemming. Al leen het ordenen der rigting aan de straten pleinen en bruggen te geven blijft over en dit naar cisch en met in achtneming van het lokaal belang te projecteren acht hij allczins van de compe tentie van den architect. Op bovenvermelden grond zal hij zijne stem tegen het voorstel uitbrengen. De heer Duparc is van gevoelen dat het uitschrijven eener prijsvraag in den tegenwoordigen stand der zaak zou zijn hors de saison. Het goede oogenblik daartoe ware misschien geweest toen voor ongeveer 21/2 jaar de landen tot uitbreiding van de bebouwde kom der gemeente waren aangekochtdan had men tevens het belangrijk werk, dat de architect en ook het Collegie van Dagelijksch Bestuur voor deze zaak hebben geleverd onnoodig gemaakt. Nu evenwel al dat werk is verrigt en men op het punt staat deze gewigtige zaak tot afdoening te brengen, vindt Spr. den voorgcstclden maatregel minder goed. Hij voor ziet daaruit veel bezwaren en ook veel vertraging. Waren be langrijke bedenkingen of aanmerkingen op het plan gemaakt, Spr. zou de conclusie aannemen, maar over het geheel zijn de aanmerkingen van geene groote beteckenis, gelijk de commissie of liever hare meerderheid zelve erkent. De heer Bolten is ook in deze zaak voor hem eeue autoriteit; nu deze deskundige zulk een gunstig gevoelen over het plan van den architect heeft ge uit, gaat Spr. er ongaarne toe over dat plan, waarover hij mede van andere zijden menig woord van goedkeuring heeft mogen hooren, ter zijde te leggen. De bezwaren aan eenc prijsvraag verbonden moet men niet te ligt tellenmen zal zeer waarschijn lijk vele antwoorden ontvangen, doch wie zal ze bcoordeelen? Men zal daartoe eenc jury moeten benoemen, die jury kan ver deeld zijn. De Raad zal dan in eene moeijclijke stelling komen, want hij zal dan weder uitspraak over de jury moeten doen. Daarmede zal bovendien veel tijd verloren gaan. Spr. wijst op andere, veel aanzienlijker plaatsen, waar men ook zonder het middel van prijsvragen te bezigen, maar op het advies en de plannen van den plaatselijken architect of plaatselijke deskundi gen, tot uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente is overgegaan, zonder dat men reden had zich te beklagen. De heer Sliringar zegt, dat hij al dadelijk toen het denk beeld tot uitschrijving van eene prijsvraag, bij het behandelen der begrooting in dc sectien ter sprake werd gebragt, dat denk beeld heeft voorgestaan en ondersteund, dat hij wel gewcnscht had, dat het toen was aangenomen eer men nog bekend was met het thans aanhangige plan. Toen immers kon het geschie den, zmder eenigzins te kort te doen aan de verdiensten van ecu arbeid dien men nog niet kende en waarvan men zelfs niet wist dat hij den leden van den Raad spoedig zou worden aangeboden. Op dc mededecling daarvan (door een lid van het dagelijksch bestuur) werd er echter niet verder op aangedrongen, maar goedgevonden dat plan eerst af te wachten. Ik erken het, (dus vervolgt de Spr.) nu heeft de ondersteuning van het voorstel tot uitschrij ving eener prijsvraag alligt den schijn van afkeuring. En toch ligt de grond van mijn verlangen, dat er ook nu nog eene prijs vraag worde uitgeschreven geenzins in bepaalde afkeuring. Neen, maar in dc waarde die ik heebt aan concurrentie ook op dit gebiedaan de behoefte, die ik gevoel aan de gelegenheid tot vergelijking, aan de kans die ik wensch geopend te zien, om voor een goed plan een bet.jr, een best, ja, zoo mogelijk, het beste plan te bekomen. Zal men beweren dat men nu reeds het beste plan heeft verkregen, dat er bij geen mogelijkheid een beter kan worden bedacht? ik vermeet mij dit niet. Eerst door vergelijking kan ik komen tot dc waardering van dc betrekkelij ke verdiensten van het onderhavige plan. Tot die vergelijking kan ik niet komen dan door het zien van andere plannen. Ande re plannen kunnen worden uitgelokt door het uitschrijven van eene prijsvraag en daarom ondersteun ik het voorstel dat thans aan de orde is. 't Is waar, er zijn weinig zakelijke aanmerkingen op het plan dat voor ons ligt gemaaktmaar dat is, in het gege ven geval, nog geen bewijs van onvoorwaardelijke, van algemeene ingenomenheid. Ieder lid van den Raad is geen bouwkun dige en menig onzer moge eene vraag, eene bedenking opperen, hij zal zich wel wachten bepaald af te keuren hetgene waarvoor hij zelf niet iets beters aan dc hand kan geven. En er zijn im mers vragen gedaan, twijfelingen geopperd, wcnschen geuit naar meerdere behagelijkheid en afwisseling. Die wenschen en twij felingen getuigen niet van algemeene, niet van onvoorwaardelijke ingenomenheid. Wat wordt er (dus gaat dc Spr. voort) wat wordt er bij het uitschrijven eener prijsvraag gewaagd Een be trekkelijk gering tijdverlies, gering in verband met het hoog gc- wigt dezer aangelegenheid. Maar als nu, zal men zeggen, bij de GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4 April 1867. 45 uitkomst het aanhangige plan do voorkeur mogt behouden, waar toe heeft dan al die moeite en al dat tijdverlies gediend Daar toe, Mijnheer dc Voorzitter, dat wij ract te meer gerustheid onze stem kunnen geven aan het ingediende ontwerp. Dc heer Jongsma moet na het reeds aangevoerde van andere Sprs. opmerken, dat de Raad in dezen niet staat voor de auto riteit van den Architect, maar wel voor den inhoud en het voor stel van het centraal rapport; het laatste nu geeft geene genoeg zame aanleiding om het aangegeven middel van openbare mede dinging te beproeven dc heer Suringar zegt wel dat het niet maken van vele aanmerkingen, nog geen bewijs daarstelt van in genomenheid met het werk, maar wat bewijst het dan Ja, men kan zeggen, het is een bewijs voor de onbevoegdheid der leden van den Raad om daarover te oordeeien. Tegenover die stelling meent Spr. echter te moeten aanvoeren dat die onbevoegdheid, ingeval van beoordeeling der bekomen antwoorden op eene prijs vraag op zijn minstgenomen dezelfde blijft, ja veeleer grooter zal worden waar het geldt het bcoordeelen van vele en misschien zeer uiteenloopende plannen. Dc heer Suringar wenscht even terug te komen op het be weerde van den heer Jongsma en andere Sprs. en op te merken dat de grond, welke de Commissie aanleiding gaf tot het voor stel om eenc prijsvraag uit te schrijven, niet enkel gezocht moet worden in de aanmerkingen in het centraal rapport omtrent het aangeboden grondplan vervat, maar tevens en vooral in dc zelf standige overtuiging bij de meerderheid in de Commissie van Rap porteurs gevestigd omtrent het wenschelijkc der zaak. Die wen- schelijkheid werd in alle sectien door deze en gene leden uitge sproken, in dc tweede sectic vooraldoch men bragt ze r.iet in stemming, ten einde, door de bepaalde aanneming van dat be ginsel, de behandeling van het plan zelve niet af te snijden. De kosten en moeite en het betrekkelijk gering tijdverlies, aan het uitschrijven eener prijsvraag verbonden, achtte hij in eenc zaak van zoo groote aangelegenheid van ondergeschikt belang. De heer Wiersilia is voor het uitschrijven eener prijsvraag ge stemd bijna op dezelfde gronden als daarvoor door den heer Su ringar zijn bijgebragt. Het voorstel tot uitschrijving eener prijs vraag, het inroepen van anderer oordeel tot openbare mededin ging, lachte Spr. steeds aan, en reeds bij dc behandeling der gemccnte-begrooting voor 1S67, zoo in dc sectionals in de open bare vergadering opperde hij het denkbeeld daartoe en had plan het zelfs in de laatstbedoelde vergadering aan den Raad voor te stellen. Van den kant van het dagelijksch bestuur werd toen evenwel opgemerkt dat men ract het projecteren der plannen reeds ver gevorderd was en dat men best deed, die af te wachten alvorens tot het uitschrijven van dc bewuste prijsvraag te beslui ten. Bij dat argument heeft Spr. zich toer. neergelegd en het voorstel evenbedocld aangehouden tot dat hij voldoende kennis van het geprojecteerde zou hebben bekomen. Dat. grondplan nu is onderzocht en door hem èn door al dc leden van den Raad, en nu komt hij terug tot zijn vroeger voorstel of niet openbare mededinging dienstig is en behoort te worden ingeroepen. Spr. vraagt wat zal het gevolg van dc openstelling dier mededinging zijn dat de Raad keuze zal hebben tusschcn de plannen van meerdere deskundigen, want het werk van een enkel man, hoe verdienstelijk ook, kan en mag den Raad niet binden. Men heeft als argument tegen het voorstel aangevoerd, dat liet inwinnen van anderer plannen zeer tijdroovend zou zijn, dat het degelijk tijd werd om tot de uitvoering over te gaan, dat het tijd werd in het bestaand gebrek aan goede woningen te geraoct te komen Spr. acht dc zaak evenwel niet zoo pressant; er raag ongeveer een drietal maanden mede gemoeid zijn en men zal door inzage van andere plannen, alligt dc mogelijkheid zien geboren dat iets goeds door iets beters vervangen en het nu geschroomd tijdverlies ruimschoots vergoed wordt, liet onderwcrpclijke grondplan toch, hoeveel goeds daarin ook moge zijn gelegen, lokte eene aanmer king van algcraecnen aard uit, nl. dat het lijdt aan regtlijnige eentonigheid of zoo men wil, eentonige regtlijnigheid, een wezent- lijk gebrek in Sprs. oog. Alles is hier geuomen in vierkante blokken, zonder inachtneming van die behagelijke afwisseling welke het gevolg is van eene minder stijve bouworde en indeeling van terrein. Ook elders is dit toegepast; Spr. weet dit, maar ook daar is dergelijke stijve bouwtrant hem steeds voorgekomen uiterst vervelend te zijn. Ilij kent eene plaats, welke alleen verdeeld is in vierkante blokken huizen, en hij moet bekennen zelden verve lender plaats gezien te hebben. Ofschoon het te bebouwen terrein niet zoo uitgestrekt is dat daaromtrent het door hem geuit ongunstig oor deel ten volsten van toepassing te achten is, meent hij daarvoor toch te moeten waarschuwen en tc beproeven daaromtrent verkiezlijker plannen in beoordeeling te verkrijgen. Verre zij het van hem daarmede de verdiensten van het werk van den Architect to miskennen of te verkleinen, in tegendeel hij respecteert de be kwaamheden van dien beambte, maar hij acht het medegedeelde reeds genoegzaam om het wcnschelijke eener prijsvraag aan te loonen. De heer de Haan zal even als de heer Wiersma zijne stem voor het voorstel der Commissie uitbrengen, hoofdzakelijk op dc gronden daarvoor door dien Spr. bijgebragt. Het geldt hier dc beslissing over eene zaak waarbij èn het belang der gemeente èn dat harer ingezetenen ten hoogsten is gemoeid het beste der te bekomen plannen zou hier gevolgd moeten worden. De Raad zal te beter een besluit kunnen nemen wanneer men verschillende plannen kan vergelijken. Spr. ziet er tc meer reden toe om zich bij het voorstel van de Commissie van rapporteurs te voegen omdat er omtrent de wijze van uitvoering geene eenstemmigheid bestaat tusschen het voorstel van B. en W. en van (ie Commissie. In het eerste toch wordt voorgesteld dat die uitvoering zich in de eerste plaats zal bepalen tot het terrein gelegen tusschcn de Wirdumcrpoortsbrug en de Zuiderwalsteegin dat van dc Com missie van rapporteurs, dat zij zich zal bepalen tot het terrein gelegen aan dc binnen- of noordzijde der nieuw te graven gracht, aangeduid op liet grondplan door dc letters A. B. C. en 1). enz. In het laaiste is mede begrepen de onteigening en amotie van den molen op den YVirdumerpoortsdwinger, in het eerste schijnt dit voorloopig niet in 't plan tc liggen. Het is daarom dat hij liever ook het oordeel van andere deskundigen wil inroepen. Het is mogelijk dat het voorstel cer.ig langer tijdverlies dan van drie maanden zal veroorzaken, doch dit is in dezen geen bezwaar van overwegend belang, want naar zijn inzien bestaat hier geene urgentie; dc ervaring van den laatsten tijd heeft niet geleerd dat er voor het tegenwoordige een groot gebrek aan huizen als men op het nieuw terrein wil zien gebouwd, bestaat. De heer Duparc vindt zich door hetgeen de hh. Wiersma en de Haan hebben gezegd, genoopt, zijn gevoelen over deze zaak nog nader tc ontwikkelen. Ilij wijst er op, dat het onderwerpc- lijk plan is opgemaakt door den Gemeente-architect, iemand met de lokaliteit er» de behoeften van Leeuwarden volledig bekend en die gelegenheid heeft gehad lang over die zaak te kunnen naden ken. Wat zal men echter zien gebeuren bij het uitschrijven eener prijsvraag? Men zal van elders wonende, met de plaatselijke ge steldheid en behoeften geheel onbekende jonge ingenieurs, archi tecten, enz., misschien zeer fraaijc plannen ontvangen, doch Spr. betwijfelt of zij zoo heel practisch uitvoerbaar zullen ziju. Maar dit laatste eens Ier zijde gesteld, dan houdt Spr. het er voor, dat men nog moeijelijk één plan kan vinden, dat in alle opzich ten aan de tc stellen cischen zal beantwoorden. Dan zal men zien gebeuren, wat uit prijsvragen meermalen is voorgevloeid, dat men zal gaan zamcnlappcn en ten laat3te een geheel verkrijgen, zonder systematische orde, zonder eenheid. Spr. beroept zich op hetgeen is geschied met opzigt tot het Paleis der natie te 's Hagc;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 2