84
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN Zitting van Donderdag 23 Mei 1867.
en het schoolgeld raag niets meer dan cenc tegemoetkoming zijn
'tzal derhalve wel geen verder betoog behoeven dat het vorde
ren van eep schoolgeld gelijk de heer Plantenga wil, werkelijk,
zoowel met de letter, als met den geest der wet strijdt. De heer
Plantenga moge nu deze artikelen buiten aanmerking willen laten,
het zjil echter niet kunnen geschieden, want zij beheerschen de
gehecle zaak cn zijn dus te regt door Spr. bijgebragt. Hij is
het voorts bij nader inzien eens geworden met het betoog van
den heer Bloembergen aangaande de meerdere kosten wegens
het onderwijs in de gymnastiek, en wil daarom zijn eerst geop
perd bezwaar laten varen. Opzigtens zijn tweede bezwaar, be
treffende de hoegrootheid van het schoolgeld voor meer kinderen
uit hetzelfde gezin, moet hij echter bij zijn gevoelen blijven en
hij stelt daarom voor het volgend amendement: „Indien twee
leerlingen uit hetzelfde gezin gelijktijdig de school bezoeken, be
talen, beide 10°/o minder, drie of meer, allen 15°/o minder."
Dit amendement ondersteund zijnde wordt in behandeling
gebragt.
De heer de Haan zegt dat het verschil tusschen de voordragt
der Commissie cn het bij amendement voorgestelde, zich eigent-
lijk oplost in eene geringe geldelijke kwestie. De Commissie
is na rijpen rade er toe gekomen de schoolgelden voor te dragen
als in het door haar gewijzigd 3e lid der conclusie zijn aange-
bragt, en Spr. ziet niet in dat men iets beters daarvoor in de
plaats kan stellen. Men heeft getracht, door cenigermate aan
het geopperd bezwaar ten behoeve van talrijke leerlingen uit
hetzelfde gezin te gemoet te komen, doch men heeft tevens ge
meend daarmede niet verder te moeten gaan, ook omdat daardoor
eene onevenredigheid in het schoolgeld tusschen de fransche scho
len voor jongens en meisjes zou ontstaan, want wegens de laatste
school bestaat zulk eene te gemoetkoming niet.
De heer Bloembergen moet opmerken dat eene percentsgewijze
vermindering van het schoolgeld door den heer Duparc bij amen
dement voorgesteld, licra aanvankelijk toelachte, doch bij eene ge
dane berekening van dien aftrek is hij tot een resultaat gekomen
dat hem minder aannemelijk voorkomt, want het gevolg zal wor
den dat men gebrokene sommen zal krijgen, en dit schijnt toch
minder goed dan het schoolgeld op ronde sommen te bepalen.
Spr. moet echter observeren of aan het oogmerk van den voor
steller niet evengoed zou worden te gemoet gekomen wanneer
eenvoudig werden weggelaten de woorden „voor den tweede leer
ling." Ilij geeft dit den heer Duparc in overweging.
De heer Duparc, den heer Haan beantwoordende, doet uitkomen
dat dezelfde onbillijkheid, welke volgens dien geachter. Spr. in
opzigt tot het schoolgeld op de meisjesschool zou ontstaan, even
zeer aanwezig is, wanneer de voordragt der Commissie mogt
worden aangenomen. Wat de opmerking van den heer Bloem
bergen betreft, Spr. kan zich daarmede vereenigen en wil zijn
amendement gaarne in dier. zin veranderen.
De heer de Haan moet op het zoo even aangevoerde van den
heer Duparc opmerken, dat er, ja reeds ecnige reductie volgens
het voorstel der Commissie zal worden toegepast, maar dat de
Commissie die reductie zoo gering mogelijk wenscht te stellen.
De heer Westenberg is het met den heer de Haan eens, daar
waar deze de bedoelde reductie zoo gering mogelijk wil stellen,
doch hij achte het niet goed dat men wegens het eene kind meer
betale dan van het andere, die opklimming wcnscht hij niet toe
te passen en daarom is hij voor het principe van den heer Duparc.
De heer Bloembergen moet, in afwachting van het nader
voor te stellen amendement, opmerken, dat hij wel iü overweging
gaf het amendement op de bewuste wijze in te rigten, doch dat
hij daardoor niet geacht wil worden, zoodanige wijziging van het
voorstel der Commissie te omhelzen. In tegendeel hij blijft zich
voor als nog aan het voorstel der Commissie houden.
De Voorzitter brengt hierop in behandeling een bij hem in
gekomen gewijzigd amendement van den heer Duparc, luidende:
„Indien twee leerlingen uit één gezin gelijktijdig de school be
zoeken, betalen beide
in het le en 2e jaar ƒ20.00.
3e 4e - 30.00.
5e 6e - 42.00.
Indien drie of meer leerlingen gelijktijdig de school bezoeken,
betalen allen
in het le en 2e jaar 18.00.
3e 4e - 28.00.
5e 6e -38.00."
Dit amendement wordt, na ondersteund te zijn, in rondvraag
gebragt en verworpen met 9 tegen 6 stemmen (die van de hceren
Gorter, Wijbrandi, Westenberg, Duparc, Verwijs en Rengers.)
De heer Tigler Wijbrandi wenscht nog op te merken dat
men, hoezeer in de eerste leerjaren 22 in stede van f 20 beta
lende, doorcengenomen over den gebeelen lecrtijil minder zal
betalen, zijnde 34 in stede van f 36, zoo als nu plaats vindt.
De Voorzitter brengt daarop in rondvraag het door de Com
missie gewijzigd 3c lid harer conclusie, luidende
„3 a. In beginsel aan te nemen de schoolgelden te regelen
tot het navolgend bedrag
Voor het lager onderwijs in het eerste en tweede jaar 22.00.
Voor het lager onderwijs in het derde en vierde
jaar met bijvoeging van onderwijs in de beginselen
der fransche taal - 34.00.
Voor meer uitgebreid lager onderwijs - 46.00.
Wanneer twee of meer leerlingen uit één gezin
gelijktijdig de school bezoeken
In het eerste en tweede jaar voor den tweeden leerling - 20.00.
in het 3e en 4e jaar - 30.00.
5e 6e - 42.00.
Voor den derden en ieder der volgende leerlingen:
in het le en 2e jaar - 18.00.
3e 4e - 28.00.
5e 6e - 38.00.
b. B. en W. uit te noodigen een daartoe strekkend ontwerp
besluit en verordening tot invordering dier gelden aan den Raad
in te dienen."
liet 3e lid litt. a wordt alsuu aangenomen met 14 tegen ééne
stem (die van den heer Plantenga) en litt. b vau dat lid met
eenparige stemmen.
Het 4e lid der vaakgemelde conclusie, wordt als nu buiten
beraadslaging in omvraag eenstemmig aangenomen en wordt al-
zoo besloten
„4o. B. en W. uit te noodigen met den vereischten spoed
aan den Raad de noodige voorstellen te doen betrekkelijk de
vergrooting van het gebouw der fransche dag- en kostschool voor
jonge heeren overeenkomstig het voorgestelde doel."
Ten aanzien van de 5e cn 6e leden der conclusie stelt de heer
Verwijs namens de Commissie voor, om de behandeling en vast
stelling daarvan tot later uit te stellen, omdat, na liet afdrukken
van haar verslag, eene mededeeling van den heer Staring, inspec
teur van het middelbaar onderwijs, bij de Commissie is ingekomen,
volgens welke eene latere conferentie en bespreking met dien
heer, aangaande de hier bedoelde punten, noodzakelijk zal worden.
De vergadering zich met dit voorstel vereenigende besluit de
behandeling daarvan tot later aan te houden. Punt 7 der con
clusie wordt daarop buiten beraadslaging en stemming, aangeno
men en diensvolgens genomen het volgend besluit:
7o. In beginsel aan te nemen dat de, volgens art. 46 der
wet op het middelbaar onderwijs te benoemen Commissie van
toezigt zal bestaan uit 5 leden, en B. en W. uit te noodigen
aan den Raad aan te bieden eene aanbeveling van eenige personen,
ten einde deze kunne overgaan tot de benoeming dier Commissie.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 23 Mei 1367.
7. De Voorzitter het noodig keurende dat tot het houden eener
beslotene vergadering, de deuren worden gesloten, is daartoe over
gegaan en de openbare vergadering tijdelijk gesloten.
Na het eindigen der beslotene zitting, is de openbare verga
dering heropend en voortgezet.
8. Aan de orde is dc behandeling der door B. en W. ont
worpen voorwaarden van verpachting van de opbrengst der water-
kaai- en walgelden in de gemeente Leeuwarden.
Nadat op voorstel van den Voorzitter besloten was deze aan
gelegenheid onmiddellijk af te doen, is de vergadering daartoe
overgegaan cn zijn de bepalingen van de ontwerp-voorvvaarden
achtereenvolgend onveranderd vastgesteld.
De heer Plantenga vindt de bepaling om met lo. Julij c. k.
met de verpachting aan te vangen wel wat heel kort en oordeelt
het doelmatiger, daarmede wat later aan te vangen om meerdere
concurrentie uit te lokken.
De Voorzitter merkt hierop aan dat bedoeld tijdstip, vroeger
door den Raad bepaald, zich voor dergelijke invoering bijzonder
eigent, dat hij den nog te verloopeu tijd voldoende acht oin de
beoogde concurrentie uit te lokkeu en dat hij daarom van oor
deel is het door B. en W. voorgestelde onveranderd te laten.
De bedoelde pachtvoorwaarden, waarop overigens geene aan
merkingen zijn gevallen, worden alsnu in haar geheel aangenomen
en tevens bepaald, dat aan dit besluit voor de resumtie der no
tulen uitvoering zal gegeven worden.
9. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en W.
omtrent een adres van de veerschippers van Ilardegarijp op Leeu
warden, houdende verzoek dat dc betrekkelijke verordening, in
opzigt tot de uren van afvaart, gewijzigd worde. Ter visie,
om in eene volgende vergadering behandeld te worden.
10. Alsboven, omtrent een aan heeren Ged. Staten dezer pro
vincie gerigt bezwaarschrift van J. J. v. d. Woudc, betreffende
zijn aanslag op het voorloopig door B. en W. vastgesteld kohier
der belasting op het inkomen, ten behoeve dezer gemeente, over
1867. Ter visie als voren.
11. Is ter tafel gebragt en ten fine van onderzoek en rap
port in handen van de Commissie ad hoe gesteld, de rekening
en verantwoording van het Stads Ziekenhuis, over het jaar 1866.
12. Is ter tafel gebragt cn voor notificatie aangenomen eene
resolutie van heeren Ged. Staten dezer provincie, houdende aan
neming voor kennisgeving van 's Raads besluit dd. 11 April 1867,
no> 4q/ï5> invoering van het onderwijs in de gymnastiek iu
de gemeente.
13. Is gelezen een adres van den heer A. T. Ilaagsraa qq.
houdende om daarvoor aangevoerde redenen verzoek tot verande
ring in de wijze van verbranding van sommige op het aschland
gedeponeerde specien, zoomede tot verplaatsing van het aschland.
Is besloten: dit adres, ten fine van bcrigt en raad te stellen in
handen van B. en W. zoomede om daarvan afschrift te zenden
aan de Commissie uit der. Raad voor het ontwerpen eener betere
regeling omtrent de wijze vau opzamelen enz. der meststoffen.
14. Is ter tafel gebragt en ten fine van bcrigt en raad in
handen van B. en W. gesteld een adres van de schippers in het
trekvoer van Leeuwarden op Dockum vv. houdende verzoek om
wijziging der betrekkelijke verordening, opzigtens de inrigting dei-
dienst in genoemd veer.
15. Alsboven, een adres van J. Racskin en anderen, bewoners
van de buurt Achter de Hoven, liet verzoek behelzende dat eene
daaraanwezigc, ten adresse aangeduide sloot, in het belang der
openbare gezondheid moge worden gedempt.
16. Dc Voorzitter doet mededeeling van de volgende voor
den Raad ingekomen stukkeu a. resolutie van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring van 's Raads besluit tot magtiging op B. en
W. ora tijdelijk eene som van j 11000 op te nemen; b. Alsbo
ven, houdende goedkeuring van 's Raads besluit dd. 16 April
Bijvoegsel tot de Provinciale Fkiescue Coubant,
1867, tot wijziging der gemeentebegrooting dienst 1S66; c. als-
Loven, houdende beschikking op het bezwaarschrift van O. P.
Waller Zeper, tegen zijn aanslag op het kohier der directe be
lasting op het inkomen over 1867; d. alsboven, houdende mag-
tiging tot het instellen van eene regtsvordering tegen mr. E.
Cats als borg voor G. J. Jonker; cn e. alsboven, houdende ont-
vangst-berigt van 's Raads besluit van 9 Mei 1367 tot wijziging
der verordening op de marktpolitie. Zijnde deze mededeeling
aangenomen voor notificatie.
17. Is ter tafel gebragt en voor notificatie aangenomen cenc
missive van het bestuur van het St. Lucia-gcsticht te Rotterdam,
als erfgenaam van Mej. A. C. Dierckx aldaar overleden, houdende
mededeeling dat hij de aan genoemde A. C. Dierckx afgestane
gronden op het Jacobijner Kerkhof alhier op de gestelde voor
waarden aanneemt.
L8. oorts is gelezen eene missive van heeren voogden dei-
stads Armckarncr alhier, houdende kennisgeving, dat zij zich bij
heeren Ged. Staten dezer provincie in liooger beroep hebben be
geven tegen s Raads beschikking van den 14 Febr. j.l. omtrent
de door hen ingediende suppletoire begrooting, naar aanleiding
van dc ontvangen erfenis van Jacoraina Claasesz.
19. De Voorzitter deelt der vergadering mede: dat op den
lsten Mei 11. heeft plaats gehad de herverpachting van de op den
20 April bevorens ingchoudene le en 3e perceelen grasgewas en
dat daarvan pachters zijn geworden van het le perceel, het gras
gewas bij den vcrschwatervijver, Eeltje IJkcma, voor 64en van
het 2c perceel, het grasgewas van af de Huizumerbrug tot aan
den opslag voor de Oude Lombard steeg, Eeltje Simmcs Andringa
voor J 3. Tevens zijn op dien dag, bij geslotene briefjes, ver
huurd de twee perceelen greidland aan den stads Singel in dc
nabijheid van het Spoorweg-Station, waarop bij de openbare ver
huring geen bod was gedaanhet le perceel aan Johannes Traa,
voor 245 cn het 2e perceel aan Fokke Gjalts Dorhout, voor
ƒ316. Aangenomen voor notificatie.
20. Dc Voorzitter breugl ter tafel een schrijven van dc
voogden van het St. Antbony Gasthuis alhier dd. 20 Mei jl. no.
1139, houdende berigt van de overdragt aan de gemeente van
de bocldtenis van wijlen Z. M. Koning Willem II, naar aanleiding
van de aanbieding deswege bij hunne missive van 13 Nov. 1863
gedaan. Is besloten dit schrijven in eene volgende vergadering
in behandeling te nemen, en het inmiddels ter visie van de
leden te leggen.
21. Zijn ter tafel gebragt en ten fine van het vercischt ge
volg in handen van B. cn W. gesteld eenige adressen ter beko-
raing van afkoop van de kosten wegens het jaarlijksch onderhoud
der graven op dc algemeene begraafplaats.
22. Is ter tafel gebragt een adres van eenige geneeshceren
iu de gemeente, het verzoek bevattende om de, door de amotic
der Verwcrsbrug afgebrokene gemeenschap van Oldcgalileëu met
de Stad, door het leggen van ecue brug weder te herstellen.
De Voorzitter stolt voor, dit adres mede ten fine van berigt
cn raad in handen van het ColLegie te stellen, cr bijvoegende
te kunnen raededeelen dat het Collegie binnen kort in staat zal
zijn ter zake deze steed3 aanhangige zaak de noodige voorstellen
aan deze vergadering te doen. - Is besloten, het voormeld adres
ten voormelden einde in handen van B. cn VV. te stellen.
23. is voorts door dc daartoe in der tijd benoemde Oommissie
ter tafel gebragt een rapport en voorstel omtrent de oprigting
eener stads Apotheek te Leeuwarden. Luidende dit rapport
als volgt:
Mijne Heeren!
Uwe Commissie bij verschillende besluiten geconstitueerd, doch
bij uw besluit van den 23 November 1865 no Vj4 benoemd, om
onderzoek in te stellen naar het doelmatige der oprigting eener
stads-apothcek alhier en hare werking in andere plaatsen, heeft
21
L Jfi^.
ÉÊL
lik