102 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittingen van Donderdag 13, Zaturdag 15 en Dingsdag 18 Junij 1867.
omtrent hare zienswijze lieeft medegedeeld dat de zaak daarop
oen punt van overweging bij het Collegie van dagelijksch bestuur
heeft uitgemaakt cn 't resultaat daarvan eerlang aan 's Raads
kennisneming zal worden onderworpen.
De heer Duparc repliceert, dat men slechts de officieele raads-
verslagen heeft in te zien om zich te overtuigen dat de stukken
■werkelijk in handen van B. en W. zijn gesteld. Wel is waar is
in de zitting van 13 Dec. door den Voorzitter medegedeeld, (lat
het eerstgemeld adres toen nog bij de plaatselijke schoolcommissie
was, maar het renvooi naar dit Collegie kan niet anders zijn ge- I
schicd dan door B. en W., want de llaad verzond het stuk
slechts aan laatstgenoemden. Spr. vestigt in de derde plaats de
aandacht er op dat, volgens mededeeling voorkomende in de ge
meentestem van het laatst des vorigen jaars en ook in andere
bladen, door het hoofdbestuur der Nederlandsche verceniging tot
afschaffing van sterken drank, bij adres de medewerking der Ge
meentebesturen is ingeroepen tot het bereiken van het doel der
vereeniging. Daarbij werd tevens gevraagd om het onderwerp in
de openbare Raadsvergadering tot een onderwerp van ernstige
beraadslaging te maken. Spr. vraagt of zoodanig adres ook bij
B. en W. van Leeuwarden is ingekomen Zoo ja, dan zoude hij
zeer wenschcn dat de Raad er van werd gesaisisseerd. Hij wil thans
niet onderzoeken of al hetgeen door het hoofdbestuur iu genoemd
adres als wenschelijk wordt aangegeven ook voor uitvoering vat
baar ishoe het echter ook zij, hij acht de zaak belangrijk ge
noeg om haar casu quo niet langer aan de kennisneming en over-
weging van den Raad te onttrekken, indien werkelijk daartoe het
verzoek is gedaan.
De Voorzitter zegt hieromtrent dat, gelijk ook wel aan den
interpellant bekend zal zijn al de stukken welke voor den Raad
inkomen ter tafel dier vergadering worden gebragt, dat bijaldien
het hier bedoeld adres niet is overgelegd dit het gevolg kan zijn
of van de omstandigheid dat 't niet voor den Raad bestemd is
of van ccne omissie; dat hij thans niet met zekerheid durft te
zeggen welke van die twee redenen in casu bestaat, doch gaarne
daaromtrent een onderzoek zal instellen en het resultaat daarvan
mededeelcu. De Voorzitter sluit hierop do vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergade
ring van den Gemeenteraad van Leeuwarden ge
houden op Zaturdag den 15 Junij 1867. (Voor
middag-zitting.)
Tegenwoordig zijn 16 leden, zijnde de hceren Mr. J. Minncma
de With, C. I. Bolten, Mr. C. Wiersma, P. T. Plantenga cn Z.
S. de Haan afwezig. Voorzitter de heer D. Zeper, die op het
gestelde tijdstip de vergadering opent.
1. Is "besloten het genotuleerde wegens de op 13 Junij jl.
gehouden gewone vergadering, in eene volgende vergadering te
resumeren.
2. Aan de orde is de behandeling van het verslag der Com
missie van Rapporteurs uit de sectien nopens het onderzoek van
het kohier der plaatselijke directe belasting op het inkomen, ten
behoeve dezer gemeente over 1867 te heflen, zoomede van de
daartegen ingekomen bezwaarschriften.
De Voorzitter het voor die behandeling noodig keurende dat
de vergadering overgaat iu cene zitting met gesloten deuren, is
daartoe overgegaan.
Na het eindigen der beslotene vergadering is de openbare ver
gadering heropend, doch onmiddellijk daarna ter oorzake van het
reeds gevorderd uur gesloten.
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergade
ring van den Gemeenteraad van Leeuwarden ge
houden in den namiddag van Zaturdag den 15
Junij 1867.
Aanvankelijk 11 later 13 leden tegenwoordig. Afwezig waren
de heeren Mr. J. Minnema de With, C. I. Bolten, Mr. C. Wier
sma, K. Tigler Wijbrandi, J. Oosterhoff Wz., P. T. Plantenga,
Z. S. de Haan en Mr. J. L. v. Slotcrdijck. Voorzitter de heer D. Zeper.
1. Is besloten het genotuleerde wegens de op 13 Junij jl.
en op heden voormiddag gehoudene buitengewone vergadering,
in eene volgende zitting te resumeren.
2. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van
het verslag der Commissie van Rapporteurs uit de sectien nopens
het onderzoek van het kohier der directe belasting op het inko
men over 1867 ten behoeve van deze gemeente te heffen, als
mede van de daartegen ingekomen bezwaarschriften.
De Voorzitter het daartoe noodig keurende dat de openbare
vergadering in cene beslotene zitting overga, is daartoe besloten.
Na het eindigen van laatstbedoelde zitting is de openbare
vergadering heropend doch onraiddelijk daarop door den Voorzitter
gesloten, vermits geene werkzaamheden aan de orde waren.
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergade
ring van den Gemeenteraad van Leeuwarden ge
houden op Dingsdag den 18 Junij 1867.
Aanvankelijk 11 later 15 leden tegenwoordig. Afwezig waren
de heeren C. I. Bolten, G. T. N. Suringar, Mr. C. Wiersma, Z.
S. de Haan, Mr. E. Jongsma en Mr. W. J. van Weideren Baron
ltengers. Voorzitter de heer 1). Zeper, die de vergadering op
het daarvoor bepaalde tijdstip opent.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 13 Junij cn op 15 Junij jl. gehoudene vergaderingen,
2. Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van
het verslag der Commissie van Rapporteurs uit de sectien nopens
het onderzoek van het kohier der directe belasting op het inko
men over 1867 ten behoeve der gemeente te heffen.
De Voorzitter het voor die behandeling noodig keurende dat
de openbare vergadering overga in eene zitting met geslotene
deuren is daartoe besloten.
Na het eindigen van laatstbedoelde zitting, is de openbare
vergadering heropend.
3. De Voorzitter stelt alsnu namens B. cn W. voor, ten
aanzien van boven vermeld kohier te nemen het volgend besluit
De llaad der gemeente Leeuwarden
Gelet op het bepaalde in art. 265 der wet van den 29 Junij
1851 Staatsblad uo. 85).
Gelet op het besluit dezer vergadering dd. 11 April 1867 no.
20a, houdende bepaling hoeveel ten honderd van het belastbaar
inkomen over het loopend dienstjaar zal worden geheven;
Overwegende, dat ten aanzien van dit kohier behoorlijke uit
voering is gegeven aan het voorschrift van art.264 der genoemde wet;
Overwegende, dat gemeld kohier, na de daarin aangebragte
wijzigingen een belastbaar kapitaal aanwijst van 2,801,486.74
en dat het krachtens bovenvermeld Raadsbesluit, berekend naar
ƒ3.51, in montant van den aanslag zal beloopen J 98,332.18
Overwegende dat dit bedrag, het op dc gemeente begrooting
voor 1867 aangebragte cijfer der plaatselijke directe belasting op
het inkomen ad 95,000, met 3,332.18 overtreft;
Gelet voorts op het bepaalde in het 4e lid van art. 13 van
het besluit tot heffing dezer belasting;
Besluit:
lo. Ilct kohier van de directe belasting op het inkomen voor
het dienstjaar 1867, vast te stellen zooals geschiedt bij deze, in
belastbaar kapitaal tot een bedrag van 2,801,486.74 cn in mon
tant van den aanslag tot een bedrag van J 98,332.18.
2o. Te bepalen dat van de aanslagen der belasting-schuldi
gen slechts zullen worden ingevorderd 97/,00 gedeelten, tengevolge
waarvan het geheel invorderbaar bedrag alsdan zal beloopen ccne
som van 95,382.22.
3o. De aanslagen op het kohier invorderbaar te stellen in
termijnen, zooals bij art. 11 der betrekkelijke verordening op de
invordering is voorgeschreven.
4o. Gezegd kohier, voorzien van de apostille van vaststelling
overeenkomstig meergemeld art. 265 der gemeentewet, gedurende
acht dagen voor ccn ieder ter visie le leggen.
Dc vergadering zich hiermede verccnigende is buiten beraad
slaging en stemming dienovereenkomstig besloten, en tevens om
aan dit besluit voor de resumtie der notulen uitvoering te geven.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 27 Junij 1867.
103
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den
Gemeenteraad van Leeuwarden gehouden op Don
derdag den 27 Junij 1867.
Er zijn 16 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren J. J. Bruin-
sma, C. J. Bolten, J. Oosterhoff Wz., Mr. W. J. van Weideren
Baron Rengcrs en Mr. J. L. van Sloterdijck. Voorzitter dc heer
D. Zeper die, na opening van de vergadering op het daarvoor
bepaalde tijdstip, mededeeling doet dat de heer Mr. van Slotcr
dijck door ambtsbezigheden verhinderd is deze vergadering bij
te wonen, terwijl nog later, staande de vergadering van den heer
Oosterhoft een schriftelijk berigt inkomt dat hij door eene ligte
ongesteldheid niet ter vergadering kan tegenwoordig zijn,
1. Is gelezen cn onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 18 Junij j.l. gehoudende buitengewone vergadering.
2. Rapport der Commissie belast geweest met het onderzoek
der rekening cn verantwoording van de ontvangsten en uitgaven
ten behoeve van het stads-ziekenhuis over 1866.
De vergadering zich met het voorstel der Commissie vereeni-
gende is buiten omvraag eenstemmig dien overeenkomstig beslo
ten Dc rekening en verantwoording van de ontvangst en uit
gaaf van het stads-ziekenhuis over 1866 goed te keuren en vau
het bewijs dier goedkeuring voorzien, aan de Commissie van be
stuur over die inrigting terug te zenden, onder dankbetuiging
aan de Commissie voor het door haar naauwkeurig gevoerd be
heer.
Wordt opgemerkt dat de heer Zeper als President van het
stads-ziekenhuis zich gedurende de behandeling van dit punt uit
de vergaderzaal heeft verwijderd en dat het voorzitterschap in
middels door den heer Bloembergen als oudsten aanwezigeu Wet
houder is waargenomen.
3. \oorstel van B. en W. betrekkelijk een adres van D. At-
tema c. s. in kwaliteit, houdende verzoek dat de minderjarige Dirk
van der Horst in het genot moge worden gesteld van de jaar-
lijksche uitkeering bij raadsbesluit van den 13 September 1860,
no. 3/32 onder de daarbij gestelde voorwaarden toegekend aan
elk der kinderen van Jan van der Horst. De Raad zich met het ten
dezen door B. en W. voorgestelde vereenigende, besluit dien over
eenkomstig:
1. B.en W.tc magtigen om naar aanleiding van het door den Raad
d«*er gemeente genomen besluit dd. 13 September 1860, no. 3/32,
aan Dirk van der Horst, minderjarige zoon van wijlen Jan van
der Horst en Grietje Fecnstra in leven echtelieden wonende te
Leeuwarden, te rekenen van den 13 Mei 1867 af tot aan zijne
meerderjarigheid, eene jaarlijksohe toelage uittekeeren van vijftig
gulden en van eeu honderd gulden zoodra zijne stiefmoeder mogt
komen te overlijden of te hertrouwen;
2. tot hoeding van die uitgaaf, hoofdstuk VIII afd. Ill art.
1 der begrooting van uitgaven voor deze gemeente, voor de dienst
van 1867 te versterken met eene som van ƒ50 uit hoofdstuk XI
art. 1 dierzelfde begrooting.
4. Voorstel van B. en W. nopens een adres van Mej. C. R.
lloldanus, daarbij een eervol ontslag verzoekende als 2c hulpon-
derwijzeres (secondante) aan de Franschc dag- en kostschool voor
jonge jufvrouwen alhier. De vergadering zich met dit voorstel
vereenigende is dienovereenkomstig besloten: Met den 1 Aug.
1867 aan de 2e hulponderwijzeres (secondante) aar. de Fransche
dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen alhier, Mejufvrouw C.
R. Roldanus, als zoodanig een eervol ontslag te verlcenen. Wij
ders is besloten aan dit besluit voor de resumtie der notulen
uitvoering te geven.
5. Aan de orde is de behandeling van de door B. en W.
ontworpen Raadsbesluiten alsa. tot het veiJeenen van magtiging
op hun Collegie om do, op den daarbij gevoegden staat vermelde
artikelen der gemcente-begrooting dienst 1866 te versterken uit
het fonds voor onvoorziene uitgaven b. tot het doen van onvoor-
Btjvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
ziene uitgaven over 1866, wegens posten die hunne omschrijving
niet op de begrooting vinden en alzoo als buitengewone uitgaaf
aan de begrooting dienen te worden toegevoegd c. gelijke voor
dragten omtrent posten op de begrooting voor het dienstjaar 1867.
De vergadering zich met die voordragten vereenigende, besluit tot
de vaststelling dier besluiten in voege als zij door B. en W. zijn
aangeboden. Ook ten aanzien vac dit besluit zal uitvoering
vóór de resumtie der notulen worden gegeven.
6. Voorstel van B. en W. tot oninvorderbaar verklaring van
aanslagen op a. de kohieren der directe belasting onder den
naam van hoofdelyken omslag, dienst 1865 en 1866, b. het ko
hier der plaatselijke belasting op het houden van honden dienst 1866.
De heer Westenberg vraagt ten aanzien van de voordragt tot
oninvorderbaar verklaring van posten op het kohier van den hoof
delyken omslag, eenige inlichting. Hij begint met te zeggen dat
hij het bed.ag van het als oninbaar voorgedragene niet te hoog
acht en daaraan gaarne zijne stem zal geven. Met een paar
posten zou hij evenwel geen genoegen kunnen nemen, omdat het
voor de oninbaarheid aangevoerd motief zijns inziens niet geldig
is. Die posten als oninbaar te beschouwen om reden olat de belas-
tingschuldigdcn geene ƒ300 inkomen zouden hebben gehad is
daarvoor geen geldend motief. Is het kohier eens executoir ver
klaard, dan komt eene vermeende onbelastbaarhcid niet te pas,
dan kan dit geene reden zijn om afschrijving te erlangen.
De heer Bloembergen vraagt welke die bedoelde posten zijn.
De heer Westenberg geeft die op en voegt er bij dat hij
gaarne wil aannemen dat er termen bestaan ook die posten als
on verhaalbaar te beschouwen, doch is tegen eene afschrijving om
de bijgebragte beweegreden.
De heer Bloembergen beaamt de bewering van den ge-aehten
Spr. cn zou het mitsdien wel raadzaam achten dat die posten
voorloopig behouden bleven.
De heer Westenberg geeft hierop te kennen dat dit evenwel
minder in zijne bedoeling heeft gelegen; er zijn waarschijnlijk
bovendien wel genoegzame termen aanwezig om dc posten voor
oninbaar te houden en daarmede zal hij zich zeer goed kunnen
vereenigen. Op voorstel des Voorzitters wordt alsnu buiten ver
dere discussie en rondvraag besloten, de vorenvermeldc voordrag-
ten van B. en W. goed te keuren, zullende ook aan dit besluit
vóór de resumtie der notulen uitvoering worden gegeven.
7. Voorstel van den Burgemeester ter vergadering van den
13 Junij jl. gedaan, dat dc Raad besluite: aan eene Commissie
van drie zijner leden op te dragen aan den llaad de vereischte
voorstellen te doen betrekkelijk de uitvoering van zijn besluit
dd. 11 April 1867, no, 4/ï5, tot invoering van het gymnastisch
onderwijs in deze gemeente, met uitzondering alleen van de voor
dragt voor de benoeming van den onderwijzer, waaromtrent de
bij 't aangehaald besluit aan B. en W. gedane opdragt gehand
haafd blijft.
Den Voorzitter komt het bij nadere overweging verkieslijk voor
ora in stede van 3 leden zoo als hij voorstelde, vijf leden in die
Commissie te benoemen. Is na gehouden beraadslaging beslo
ten zoodanige Commissie in het leven te roepen en haar te doen
bestaan uit 5 leden.
Overgaande tot de benoeming van leden in die Commissie',
blijkt voorts dat daartoe met betrekkelijke meerderheid zijn be
noemd de hceren Dr. E. Verwijs met 15, K. Tigler Wijbrandi
met 12, H. J. Westenberg met 11, G. T. N. Suringar met 8
en A. Duparc met 6 stemmen. De overige uitgebragtc stemmen
waren verdeeld als volgt: P. T. Plantenga 2, Bloembergen
Z. S. de Haan 4, Mr. E. Attcma 2, G. II. Hommes 2, G. O.
Gorter 2, Mr. W. J, van Weideren Baron ltengers 2, Mr. Ei
Jongsma 2, Mr. J. L. van Slotcrdijck 2 en Mr. J. Miuncma de
With 3 stemmen, terwijl dc heeren J. J. Brunger en J. J.
Bruinsma elk eene stem bekwamen.
26