J 110 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4 Juli 1867. nadere considiratien op dit punt aan II Eds vergadering te willen mededeelen 2o. liet door de Raads Commissie ad hoe, aan welke die resolutie, ten fine van bcrigt consideration en advies, in han den werd gesteld, ontworpen antwoord op die resolutie. Nadat van dc bovenmclde stukken lecture was gegeven, is het voorstel, om deze zaak onmiddellijk in behandeling te nemen en af te doen eenstemmig aangenomen. De vergadering zich voorts met de ontwerp-missive, door de Raads-Commissie ad hoe voorgesteld, kun nende voreenigcr., is deze daarop eenstemmig vastgesteld, met besluit tevens daaraan vóór de resumtie «Ier notulen uitvoering te geven. 6. Aan de orde is de voortzetting der behandeling van het rapport der Commissie ad hoe, betrekkelijk de uitvoering van dc bepalingen tier wet tot regeling van het middelbaar onderwijs in deze gemeente. De Voorzitter brengt daartoe eerst in behandeling de wijzi ging van punt 5o. der conclusie van het rapport der betrokken Raadscommissie, zooals die laatstelijk door gezegde Commissie is voorgesteld. De heer Duparc zegt dat, ofschoon het vermetel kan worden geacht aanmerkingen te maken op het rapport van eene zoo be kwame Commissie, nadat zij nog wel de voorlichting had ontvan gen van een speciaal ambtenaar, den Inspecteur voor het mid delbaar onderwijs, hij toch daartoe de vrijheid neemt en cenc vraag aan de Commissie meent te moeten rigten. Op de le bladzijde van het rapport leest hij, dat dien Inspecteur de vraag was gedaan, of aan eeue middelbare burger dag- en avondschool, volgens art. 14 der wet op het middelbaar onderwijs, een hoofd onderwijzer met den rang van leeraar zou kunnen worden ge plaatst en, behalve de vakken fh van art. 13, ook onderwijs zou mogen gegeven in een gedeelte van a, de rekenkunde. Spr. is van ineenirg, dat die vraag eigenlijk overbodig was,omdat het laatste lid van art. 25 der wet met duidelijke woorden reeds de bevoegdheid daartoe verleent. Maar nu is het denkbeeld bij hem opgekomen, of de vraag misschien ook eenc andere strekking kan hebben gehad, nl. of een hoofdonderwijzer, zonder in het bezit te zijn van eene akte voor de wiskunde, krachtens art. 47 der wet op het lager onderwijs, het bedoeld onderwijs zou mogen geven? Dit laatste nu is, met het oog op art. 25 der wet op middelbaar onderwijs, niet geoorloofd, en toch heeft het volgens de bewoordingen van het rapport allen schijn, alsof vergunning daartoe zou kunnen worden gegeven. Omtrent dit punt zou Spr. derhalve gaarne inlichting van dc Commissie wenschen te ontvangen. De heer Verwijs moei betuigen dat de opmerking des heeren Duparc werkelijk te regte geschiedt. Zoo als de heer Duparc dit heeft opgevat, was werkelijk de bedoeling der Commissie en het gestelde in het rapport bevat dus eene omissie. Er had moe ten staan „een hoofdonderwijzer bezittende dc toelating tot den rang van leeraar enz." Dit was de kwestie en dit de .raag tot den heer Inspecteur gerigt. De heer Duparc bedankt den heer Verwijs voor de verstrekte inlichting. Hij is nu te vreden gesteld, zijne aanmerking meende hij echter niet te mogen terughouden, omdat hij het voor den Raad gevaarlijk zou achten eene conclusie aan te nemen, gegroT.d op eene met de wet strijdige consideratie. Litt. a van 5o. wordt daarop onveranderd vastgesteld en alzoo besloten -. d. op te rig ten eene burger dag- en avondschool volgens art. 14 der wet op het middelbaar onderwijs, met dien verstande, dat de dagschool zal zijn een voorbereidende school voor de burger- avondschool. De Voorzitter brengt alsnu litt. b van gezegd 5e lid in behandeling. De heer Duparc geeft in overweging eene kleine wijziging aan te brengen. Zooals het voorstel nu luidt, kan slechts een der beide eerstgenoemde leeraren tot directeur der school worden be noemd. Er zouden echter omstandigheden kunnen worden gebo ren, die bet werschelijk deden zijn, aan den leeraar in de vak ken a, ft g en k daartoe de voorkeur te geven. Men zou dit dan niet kunnen doen, daar het besluit het in den weg slaat. Ten einde den Raad in geen geval te binden, zou hij de bepa ling zoodanig wenschen te zien veranderd, dat dc bevoegdheid, om ook dien leeraar tot directeur te benoemen, niet worde uit gesloten. Eene bloote omzetting van den 5e en 7e regel is daartoe voldoende. De heer Verwjjs merkt hierop aan dat, op grond van het vroeger besprokene, de bepaling der toelage, hier achter dc ver melding der 2 leeraren is geplaatst geworden. Die leeraren moe ten zijn geëxamineerd en bevoegd tot het geven van middelbaar onderwijs, de andere kan des noodig volstaan met eene acte van toelating als hoofdonderwijzer cu dus zonder voor het middelbaar onderwijs geëxamineerd te zijn. Daarom achtte men liet beter de bepaling wegens de aan den directeur te verstrekken toelage ter aangewezen plaatse te stellen. Bestond dit bezwaar niet, dan zou niets verhinderen de bedoelde omzetting te bewerkstelligen. Spr. gelooft echter dat tegen de bewuste veranderde plaatsing geen dadelijk bezwaar bestaat omdat zijns inziens de keus zich wel als van zelf zal regelen persoonlijk zou hij er niet tegen zijn. De heer Suringar, lid der Commissie, voegt zijn persoonlijk gevoelen bij dat van den laatsten Spr. De keus van dengene, aar. wien de directie zal worden opgedragen is toch grootelijks afhankelijk te achten van de persoonlijkheid der kandidaten in den regel zal men de voorkeur geven aan hem, die het radicaal bezit voor het middelbaar onderwijs doch het zou toch ook kun nen zijn, dat een ander wegens zijne persoonlijkheid meer aanbe velenswaardig was. Hij hecht daarom zijne goedkeuring aan de omzetting door den heer Duparc aangegeven. De heer Bloembergen verklaart er zich mede te vercenigcn en bereid te zijn om namens tie Commissie het amendement tot wijziging over te nemen. In dat geval wordt de 5e regel de 6e en de 6e regel de 5e. De Voorzitter stelt nu die omzetting aan de vergadering voor die daartoe eenstemmig besluit. Daarop wordt eenstemmig aangenomen litt. b, luidende alsnu: b. het getal en de bezoldiging der leeraren aan die school aldus te regelen 2 leeraren voor de vakken a, (gedeeltelijk) b, c, d, e, elk op eene bezoldiging vanƒ1300. 1 leeraar in de vakken a, (gedeeltelijk) f gh, - 1300. Toelage aan een dezer leeraren als directeur, - 400. 1 leeraar in de beginselen der fransche taal, - 600. 1 leeraar in de staathuishoudkunde,- 100. Toelage aan een der leeraren voor het onderwijs in het boekhouden- 100. 1 leeraar in het handteekenen en boet9eeren, - 700. 1 leeraar in het regtlijnig- en bouwkundig teekenen ƒ500 h- 600. Toelage voor den onderwijzer in de gymnastiek, - 100. De Voorzitter brengt nu in behandeling lett. c van punt 5 luidende: e de stads teekeii9chool, flic door het oprigten der bur ger dag- en avondschool overbodig is geworden, op te heffen, zooals ze thans bestaat, en aan de daaraan verbondene onder wijzers ontslag te geven. De lieer Duparc merkt op, dat het ontslag van de hier be doelde onderwijzers om geene andere reden zal worden gegeven, dan omdat het onderwijs eenc reorganisatie ondergaat. Hij doet derhalve het vcoistel voor het woord „ontslag" te stellen „eervol." De heer de Haan merkt hierop aar. dat het in de bedoeling der Commissie ligt om, wanneer de tijd daar is om het ontslag te verleenen, dit dan tevens te doen met vermelding dat dc onder wijzers dit eervol bekomen. Daarom sprak zij in dit haar voor stel niet van eervol ontslag omdat dit van zelf later volgt. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 4 en 11 Julij 1867. 111 De heer Verwjjs zegt dat de Commissie geen bezwaar maakt het amendetaent van den lieer Duparc over te nemen. De heer de Haan geeft nog te kennen door het gesprokene niet geacht te willen worden tc hebben gezegd om die onderwij zers geen eervol ontslag toe tc kennen. Na opname van het woord „eervol" wordt litt. c alsnu aangenomen. Voorts brengt de Voorzitter in behandeling litt. d, luidende d. De burger dag- en avondschool met 1 October in werking tc stellen, en te dien einde zoo spoedig mogelijk tot de benoeming der leeraren over te gaan. De heer Bruinsma wenscht wel eenige inlichtingen van de Commissie te ontvangen, of zij het. mogelijk acht dat reeds met 1 October zal kunnen worden aangevangen. De heer Bloembergen kan die vraag in zoover bevestigend beantwoorden wanneer men daarbij in acht neemt dat men op sommige punten overgangs-maatregelcn zal dienen te nemen. Veel hangt intusschen af wanneer men met de reorganisatie der andere scholen gereed zal zijn. Zoo gelooft hij wel dat men althans ten deele met 1 October gereed zal kunnen zijn wat het teekenonderwijs betreft, daar de localen voor de teekenscholcn daartoe in elk geval disponibel zijn terwijl men ten aanzien van andere leervakken misschien aanvankelijk andere, schoon niet onmiddellijk aan dc teekenschool belendende lokalen zal kunnen benuttigen. Hij ziet niet in dat hieromtrent onoverkomelijk bezwaar zal rijzen. Dc heer Verwijs geeft te kennen dat de Commissie den ter mijn van 1 October heeft gesteld om in geen lastig parket ten nanzien van de teekenschool te gerakenstelde zij b. v. 1 January voor, dan zou de bestaande teekenschool nog drie maanden op den ouden voet gecontinueerd moeten worden en in dat geval zou men de leeraren niet eerder kunnen ontslaan. Mogt het blijken dat men op dat tijdstip niet met alle vakken zou kunnen aanvangen, welnu dan moet dit later geschieden. Voor het grootst gedeelte van het bedoeld onderwijs zal men kunnen gereed zijn. De heer Bruinsma dankt voor de gegeven inlichting, doch meent dat cr evenmin bezwaar was wanneer men 1 November aanving, men had dan eene maand meer tijd. Litt. d. wordt tlaprop onveranderd aangenomen, zoo ook buiten discussie en stemming, litt. e. 't welk luidt: aan de Raads-commissie op te dragen een ontwerp-verordering voor de burger-dag- en avond school met cenigen spoed aan den Raad aan te bicden. ervolgcns brengt de Voorzitter in behandeling het 6 lid van het oorspronkelijk voorstel, door dc betrokken Raads-commissie aangeboden den 25 April 1867, luidende; 6o. B. en W. uit le noodigen aan den Raad de noodige voorstellen te doen over liet gebouw of de lokalen, waar die school op de geschiktste wijze zou kunnen worden geplaatst, alsmede over hetgeen verder met de regeling daarvan in verband staat. Ook dit lid wordt buiten verdere discussie en stemming aan genomen zoomede het besluit in zijn geheel. Voorts is besloten daaraan vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven. 7. Op voorstel des Voorzitters overgegaan zijnde tot de zamen- stclling der bureaux van stemopneming, ten behoeve van de op 16 Julij e. k. tc houden verkiezing van gemcentcraads leden, ten gevolge van de bij de wet geregelde periodieke aftreding, blijkt dal die bureaux volgcnder wijs zijn zamcngesteld le bureaö, Voorzitter de heer J. J. Bruinsma, stemopnemers dc heeren mr. E. Jongsma en H. J. Westenberg; 2e bureau, Voorzitter de heer mr. C. Wiersma, stemopnemers de heeren dr. E. Verwijs en J. J. Brunger. Terwijl voorts is bepaald dat deze bureaux bij mogelijke herstemming in functie zullen blij ven en dat de andere leden, des noodig, als plaatsvervangers beschikbaar zullen zijn. 8. Zijn ter tafel gebragt en ten fine van voorlichting in han- Btjvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant. den van het Collegie van dagelijksch bestuur gesteld, de bij heeren Ged. Staten ingekomen reclames tegen aanslagen op het den 18 Junij jl. door den Raad vastgesteld kohier der directie belasting op het inkomen, ten behoeve dezer gemeente voor dit jaar. 9. Is ter tafel gebragt, gelezen en in handen van B. en W. ten fine van berigt en raad gesteld, een adres van Aan Feenstra, het verzoek bevattende om met cenig wachtgeld te worden be giftigd. 10. Als boven, een schrijven van de Kamer van Koophandel en Fabrijken te Leeuwarden, dd. 27 Junij 1867, no. 764, waarbij den Raad in overweging wordt gegeven om de doorvaarts- wijdte van de Boomsbrug op het Vliet, in het belang der scheep vaart te vergrooten. 11. De Voorzitter deelt mede de ontvangst cener resolutie van heeren Ged. Staten dezer provincie dd. 27 Junij jl. no. 15, houdende goedkeuring van het besluit betrekkelijk de onderhand- sche aanbesteding van het maken van een kunstweg van af Leeu warden over Lekkum en Miedum tot Giekerk. 12. Overeenkomstig het bepaalde bij het reglement van orde voor de vergaderingen van dezen Raad, wordt overgegaan tot de aanwijzing door het lot van de sectien waarin dc Raad over het laatste halfjaar van 1867 verdeeld zal zijn. Tot dc le sectie zijn aangewezen te behooren de heeren mr. W. J. van Weideren Baron Rengers, D. Zeper, P. T. Plantenga, J. J. Brunger, mr'. E. Jongsma, K. Tigler Wijbrandi en mr. J. L. van Sloterdijck. Tot de 2e sectie de heeren E. Bloembergen, Z. S. de Haan, G. II. Ilommes. G. T. N. Suringar, A. Duparc, mr. C. Wiersma en J. Ooslerhofl' Wz. Tot dc 3e sectie de heeren J. J. Bruinsma, dr. E. Verwijs, H, J. Westenberg, G. O. Gorter, mr. E. Attema en mr. J. Minnema de With. 13. Bij monde van den heer J. OosterRoff Wz. wordt dooi de betrokken Raads-commissie rapport uitgebragt nopens haar onderzoek van de aanvraag van den .Schuttersraad der dd. schutterij alhier, ter bekoming van magliging tot liet doen van af- en over schrijving van en op sommige artikelen der schuttcrij-begrooting, voor het dienstjaar 1866. Ter visie om in eenc volgende ver gadering tc worden afgedaan. 14. Bij monde van den heer Z. S. de Haan wordt door de betrokken Raads-commissie rapport uitgebragt en eenc ontwerp- missive aangeboden, betrekkelijk liet bij kantbeschikking van den lieer Commissaris des Konings in handen gesteld, aan heeren Ged. Staten dezer provincie gerigt adres van heeren Voogden dei- stads armenkatner tc Leeuwarden, het verzoek bevattende dat door hun Collegie moge worden vernietigd en buiten effect ge steld het Raads-besluit van 14 Febr. jl. betrekkelijk de door ge zegde voogden aan den Raad ter goedkeuring aangeboden sup- plctoife begrooting hunner administratie, voor 1866, Ter visie, als voren. Dc Voorzitter sluit hierop dc vergadering. VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Don derdag den 11 Julij 1867. Aanvankelijk 18, later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de heeren J. J. Bruinsma, ter oorzake van ambtsbezigheden. Voor zitter de heer D. Zeper, die de vergadering op het daarvoor bestemde tijdstip opent. 1. Is gelezen en ouveranderd vastgesteld het genotuleerde wegens de, op 4 Julij gehoudene buitengewone vergadering.. 2. Rapport der Commissie, belast geweest met het onder zoek eener aanvraag van don Schuttersraad der dd. schutterij alhier, om magtiging tot het d®eu van af- en overschrijvingen van- en op sommige posten zijner begrooting voor het dienstjaar 1866 De Vergadering zich met het voorstel der Commissie vereen v- 28

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 1