122
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 25 Julij 1867.
dc lessen in bouwkundig en rechtlijnig teekenen 2,00, voor
den knlfjarigen cursus.
Voor de andere lessen, voor ieder uur 's weeks, dat zij gegeven
worden, 0,60 voor den halfjarigen cursus.
Art. 6. liet schoolgeld is in zijn geheel verschuldigd voor
elk ingegaan kwartaal.
Art. 7. Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voog
den, verzorgers of anderen, die de leerlingen ter school zenden.
Art. 8. Deze verordening treedt in werking den 1867.
VERORDENING op de invordering van schoolgeld voor
onderwijs aan
a. de voorbereidende burgerdagschool
b. de burgeravondschool voor voortgezet on
derwijs.
Art. 1. De directeur dezer inrichtingen zendt aan B. en W.
lijsten, bevattende de namen en voornamen der leerlingen, de
namen en woonplaatsen van hen, die ze ter school zenden, en
liet bedrag van het voor iederen leerling verschuldigde schoolgeld.
De inzending dier lijsten geschiedt vóór de helft der eerste
maand van elk kwartaal, waarvoor betaling verschuldigd is.
Indien leerlingen in den loop van een vorig kwartaal op de
school zijn geplaatst, wordt het schoolgeld voor dat tijdvak te
gelijk met dat voor het ingegane op de lijst uitgetrokken. Voor
leerlingen in den loop van het laatste kwartaal van een cursus
op ecne der scholen geplaatst, wordt een suppletoirc lijst ingezonden.
Art. 2. De lijsten worden door B. en W. vastgesteld en aan
den Gemeente-ontvanger ter invordering toegezonden. De ontvanger
zorgt voor de invordering van het schoolgeld.
Art. 8. Het schoolgeld is invorderbaar, zoodra door B. en W.
openbare kennisgeving is gedaan, dat de lijst aan den Gemeente
ontvanger is toegezonden.
Art. 4-. liet schoolgeld moet betaald zijn vóór het einde der
eerste maand van het kwartaal, waarvoor het verschuldigd is.
Bij nalatigheid of weigering van betaling geschiedt de invor
dering der schoolgelden door den Gemeente-ontvanger, overeen
komstig de artikelen 258262 der Gemeentewet.
Art. 5. De Gemeente-ontvanger geeft bij het eind van ieder
kwartaal aan B. en W. bericht omtrent de inning der school
gelden voor dat kwartaal.
Leerlingen, voor wie alsdan het verschuldigde schoolgeld niet
is voldaanworden niet toegelaten tot de lessen in een volgend
kwartaal, zoolang die schuld niet is gekweten.
Art. 6. Deze verordening treedt in werking den1867.
VERORDENING voor dc plaatselijke Commissie van
toezicht op de scholen van middelbaar onder
wijs te Leeuwarden.
Art. 1. De plaatselijke Commissie van toezicht op het mid
delbaar onderwijs, bedoeld bij art. 46 en volg. der wet van 2 Mei
1863, Staatsblad no. 50, bestaat uit vijf leden.
Art. 2. De leden worden door den Gemeenteraad benoemd
voor den tyd van vijf jaren. Daarvan treedt telken jure een lid
af, dat evenwel dadelijk herkiesbaar is. De eerste aftreding heeft
plaats 81 December 1868.
Art. 3. Het lot bepaalt den tijd, waarop elk der leden af
treedt. Afschrift van den rooster der aftreding wordt door dc
Commissie aan den Raad ingezonden.
Art. 4. De leden der Commissie kunnen ten allen tijde hun
ontslag nemen. Het wordt door hen aan den Raad ingezonden.
Art. 5. Die ter vervulling eencr buiten den gewonen tijd open
gevallen plaats verkozen is, treedt af op het tijdstip, waarop die
gene, in wiens plaats hij verkozen is, moest aftreden.
Art. 6. Bij vacature zendt dc Commissie cene aanbeveling
van twee personen aan den Gemeenteraad voor elke te vervullen
plaats. Deze aanbeveling wordt bij de gewone aftreding voor
1 November, bij buitengewone vacature binnen 14 dagen, nadat
de Commissie daarvan kennis heeft bekomen, aan den Raad in
gezonden.
Art. 7. De Commissie kiest jaarlijks uit haar midden een
Voorzitter en een Secretaris, en doet van die keuze mededceling
aan B. en W.
Art. 8. De Commissie treedt in overleg met het gemeente
bestuur omtrent al wat de verbetering en den bloei van het middel
baar onderwijs kan bevorderen, en doet de voorstellen, die zij in
het belang van het onderwijs noodig acht. Zij regelt de werk
zaamheden bij een reglement van orde, dat aan B. en W'. wordt
medegedeeld.
Art. 9. De Commissie heeft behalve het toezicht over al de
openbare en bijzondere scholen voor middelbaar onderwijs, haar
bij dc wet opgedragen, meer in het bijzonder de zorg over dc
gemeentelijke burgerdng- en avondschool, gelijk nader in het re
glement voor die school staat omschreven.
Art. 10. Jaarlijks vóór 1 Augustus zendt zij voor dc ge
meentelijke burgerdag- en avondschool ecne door den directeur
gemaakte begrooting en memorie van toelichting, vergezeld van
hare opmerkingen, aan B. en W. in.
Art. 11. Aan de Commissie wordt uit de gemeentekas jaar
lijks eene som van 100 toegelegd, ter bestrijding der kosten
zoowel van de schrijfbehoeften en schrijfloonen, als van het hou
den van vergaderingen, enz. Zij betaalt daaruit ook den bode,
dien zij tot haren dienst heeft aangesteld. Dit bedrag kan op
de begrooting gebracht en in rekening gesteld worden, zonder
nadere justificatie.
Art. 12. Door het gemeentebestuur wordt aan de Commissie
een lokaal tot het houden harcr vergaderingen verstrekt.
Art. 13. Deze verordening treedt in werking met 1867.
Is besloten deze concept-verordeningen, na te zijn gedrukt en
rondgedeeld, in eene volgende vergadering in behandeling te nemen.
10. De Voorzitter bepaalt voorts overeenkomstig de betrek
kelijke bepaling in het reglement van orde, dat het onderzoek
in de sectiën van het voorstel van B. en W. omtrent de her
stelling van de, door de amotie van de Vcrwersbrug afgebroken
gemeenschap van dc buurt Oldcgalilëcn met de stad, heden over
vier weken zal moeten zijn afgcloopen.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 8 Aug. 1867.
123
VERSLAG van bet verhandelde ter vergadering van
den Gemeenteraad van Leeuwarden, ge
houden op Donderdag den 8 Aug. 1867.
Tegenwoordig 11 leden. Afwezig waren de heeren Bloember
gen, Suringar, Wicrsraa, Tigler Wijbrandi, Westenberg, Jongsma,
Verwijs, ltengcrs en van Sloterdijck.
Voorzitter de beer D. Zeper, die de vergadering op het daar
voor bepaalde tijdstip opent, en daarna mededeeling doet, dat de
heeren Verwijs, Suringar en Bloembergen, schriftelijk van hunne
afwezigheid hebben doen blijken.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 25 Julij jl. gchoudenc vergadering.
2. Voorstel van B. cn W. betrekkelijk een adres van de hoofd
onderwijzeres nan de fransche dag- en kostschool voor jonge juf
vrouwen, het verzoek behelzende, dat in het onderwijs aan hare
inrigting, wederom cn op gelijke wijze als ten vorigen jarc,
worde voorzien. Na lecture, zoo van het adres als van het voor
stel van het Collcgie van Dagelijksch Bestuur, wordt, overeen
komstig het daartoe door den Voorzitter gedaan voorstel beslo
ten, deze zaak onmiddellijk in behandeling te nemen en af te doen.
De heer Plantenga, die verklaart niets tegen het onderwerpe-
lijk voorstel te hebben, wenscht bij deze gelegenheid toch den
wensch te uiten, dat, bijaldien eene zoodanige wijziging eencr
schoolverordening al noodzakelijk mogt worden bevonden, die dan
toch geen effect sorlere, buiten voorkennis van den Raad. Dit
wenscht hij evenzeer toepasselijk te doen zijn op alle andere tijde
lijk gegeven vergunningen om van de primitieve reglementaire
bepalingen af te wijken, bv. verandering van den tijd van afvaait
der schepen enz.
De Voorzitter kan het gesprokene door den heer Plantenga
slechts ten deele beamen; immers, de hier bedoelde adressantc
wendde zich evenals ten vorigen jare ook nu tot den Raad, en
deze werd dus ten aanzien van haar verzoek en dc aard der
voorgestelde voorziening, niet buiten kennisneming gelaten moge-
ljjjj is het evenwel, dat hem later niet werd medegedeeld op
hoedanige wijze door B. en W. op dat verzoek is beschikt. Voor
liet overige vleit het Collegie zich, dat deze maatregel van tijde-
lijken aard zal zijn Spr. betreurt het dat men moeijelijkheid
ondervindt in het vervullen naar behooren van de betrekking van
le hulpondcrwijzeres aan die school, doch dit is niet te verhel
pen, anders dan op eene wijze als door adressante wordt bedoeld
en in het vorig jaar plaats vondhet belang der instelling vor
dert derhalve, dat men tot zulk een tijdelijken maatregel overga.
De heer Attema zegt, dat het hem na bet zooeven door den
Voorzitter gesprokene, ook gepast voorkomt een wensch te uiten,
nl. dat men door eene verhooging van de jaarwedde aan de be
trekking van le secondante verbonden, aan het bestaand bezwaar
tracht te gemoet te komen. Naar zijn oordcel is dc hier be
sproken tijdelijke maatregel het gevolg van te geringe bezoldi
ging. Betrekkingen als de hier bedoelde, worden, om het eens
in koopmansstijl uit te drukken, voor de gemeente duur aan de
markt, omdat goede eerste hulponderwijzeressen slechts zeldzaam
worden aangetroffen. Indien men dus die betrekkingen goed wil
zien vervuld, zal men wel tot verhooging van dc jaarwedde daar
aan verbonden moeten overgaan. Het is daarom dat Spr. in
overweging meent te moeten geven, dat B. en W. te eenigertijd
een voorstel tot tractementsverhooging doen; zijn die jaarwedden
meer in overeenstemming met de behoeften van den tegenwoór-
digen tijd geregeld, dan dunkt hem, zal men niet meer zijn toc-
vlugt tot dergelijke tijdelijke voorziening behoeven te nemen.
De Voorzitter zou het wenschclijk achten, wanneer men op
die wijze aan het bestaand bezwaar te gemoet zou kunnen komen
hij kan zich evenwel niet geheel vereenigen met het sustcnu des
heeren Attema als zoude eene te geringe bezoldiging de eenige
oorzaak van dat bezwaar zijn er bestaan zijns inziens nog andere
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
redenen voor de in dezen bestaande moeijelijkheid. Hij twijfelt
echter niet of B. en W. zullen het opgemerkte van den heer
Attema te zijner tijd in acht nemen.
De heer Bruinsma zegt, dat de voorname oorzaak van dc
bestaande moeijelijkheid deze is, dat de le secondantes ai spoe
dig eene plaats als chef eener kostschool erlangen en dat die
door het bestaande versehil tusschen de betrekkingen van le en
2e secondantes, moeijelijk door de 2e secondantes zijn te vervan
gen. Het verhoogen der jaarwedden, zou waarschijnlijk die moei
jelijkheid doen verminderen, doch daartoe zal Spr. vooreerst niet
zijn te bewegen, omdat hij meent, dat het ergens bij moet ophou
den; een tractement ad ƒ500, beuevens kost, inwoning en bewas-
sching acht hij voor de betrekking van le hulponderwijzercs
allezins voldoende. Hij wenscht de gemeente, die reeds zooveel
aan het onderwijs te koste legt, niet nog meer te bezwaren.
De conclusie van' het voorstel wordt hierop buiten omvraag
eenstemmig aangenomen en dienovereenkomstig besloten
Het door mej. R. Plaat, hoofdonderwijzeres aan de franschc
dag- cn kostschool voor jonge jufvrouwen alhier, aan den Raad
ingediend adres, dd. 21 Julij 1867 te renvoijeren naar B. en W.
ten fine van uitvoering. En zal aan dit besluit vóór de resumtie
der notulen uitvoering worden gegeven.
3. Voorstel van B. en W. tot benoeming van den, van wegc
de gemeente met de tauxatie te belasten deskundige inzake het
geschil met G. J, Jonker.
Nadat op voorstel des Voorzitters besloten was tot de onmid
dellijke behandeling van dit voorstel, is na lecture van de betrek
kelijke stukken, overeenkomstig de conclusie van gezegd voorstel
buiten omvraag besloten:
Aan te nemen het aanbod van betaling zooals het door den
heer Mr. Epeus Cats te Irnsum als borg van Gerrit Jentjes Jon
ker is gedaan bij exploit van dan deurwaarder L. Harmenzon
alhier dd. 29 Julij 1867, en de daarbij bedoelde tauxatie van wege
dc gemeente op te dragen aan Ruurd Gerbens Wartena, landbou-
bouwcr onder het behoor van Leeuwarden woonachtig.
Ook aan dit besluit zal vóór dc resumtie der notulen uitvoe
ring worden gegeven.
4. Voorstel van B. en W. met betrekking tot het nemen vnn
maatregelen tot herstel van den wal en de bestrating op het
gedeelte van het Noordvliet „het slot" genaamd. Na de le
zing van dc betrekkelijke stukken is, op voorstel van den Voor
zitter besloten dit onmiddellijk in behandeling te nemen.
De heer de Haan wenscht eenige inlichting te bekomen, foi
de eerste plaats zou hij willen vernemen waarom men dc voor
keur geeft aan eene walbeschoeijing daar ter plaatse, ofschoon
dc wallen op het Vliet overigens vau steen zijn gemaakt; voorts,
of ook dc wal vóór het tigchelwerk van den heer Oirks onder dc
voorgestelde verbetering is begrepen. Ten tweeden, dat bij het
voorstel is overgelegd eeno begrooting van kosten wegens het
maken der walbeschoeijing ad ƒ2190, doch dat bij het cvenbe-
docld voorstel tevens sprake is van eene uitgaaf ad ƒ1400 voor
kosten van bestrating, zonder «lat deswege eene bcgrooting bij
dc stukken is gevoegd. Is nu die begrooting nog te wachten,
dan is natuurlijk ecu besluit tot beschikbaarstelling dier gelden
nog te prematuur, zoo niet, waarom lejt men dan daarvan geene
bcgrooting over? Bovendien moet Spr, observeren dat, volgens
de bestaande voorschriften, bij het doen van aanvraag tot beschik
king over het fonds van onvoorziene uitgaven, gevorderd wordt
eene opgave van den stand van dat fonds; het komt hem in elk
geval raadzaam voor dat de vergadering alvorens in dezen een
besluit tc nemen, wete hoedanig de stand van gedacht fonds is.
De heer Gorter geeft te kennen dat de toestand der wallen
op het bewust gedeelte van het Vleit, werkelijk veel te wenschen
overlaat, doch dat het hem twijfelachtig voorkomt dat de ge
meente tot de voorziening daarvan verpligt is. Bedriegt zijn ge-
32