123
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zittin;
ig van Donderdag 17 en Zaturdag 22 Aug. 1867.
te voldoen, uithoofde zij van oordeel waren dat dergelijke op-
eisching moest steunen op eene bepaalde lastgeving, hetzij van
het Bestuur hetzij van den heer Burgemeester, en dat zij zich derhalve
ongehouden konden achten op de bloote aanvraag van den architect,
de bewuste sleutel af te geven; dat daarop door den architect zonder
wijders, was last gegeven het dak van het bewust gedeelte schuur
af te nemen, waardoor de aanwezige voorraad aan weer en
wind werd blootgesteld. Komen deze inlichtingen met de waar
heid overeen, dan is Spr. van oordeel dat de voogden wel rede
nen hebben zich min of meer geraakt te betoonen. Die voogden
konden weten dat hunne turf, door de araotie van de bestaande
bergruimte, naar elders vervoerd moest worden, en konden zich
natuurlijk over het plaats gevonden vervoer niet beklagen, doch
dc eigentlijke aanleiding tot de gevoeligheid van voogden heeft
haren grond in de minder heusche handelwijze van den archi
tect; deze moest aan heeren voogden wel hinderlijk zijn-
De Voorzitter zegt dat deze omstandigheid hem voor het
eerst ter ooren komt, doch dat hij daarop toch moet aanmerken,
dat de betrekking van stedelijk architect, met het oog op het
aandeel dat deze heeft en moet hebben in de dagelijksche bedrij
vigheid en de uitvoering van zaken, toch wel van dien aard is
te achten, dat aan deze, ook zonder van eenige lastgeving als
bedoeld wordt, voorzien te zijn, wel de bevoegdheid is toe te
rekenen om de bewuste sleutel van heeren voogden te vragen
maar dat bovendien, al hesiteerde men aan gedachte zijne vraag
te voldoen, de voogden nog hun bode ter beschikking hadden
om tc doen onderzoeken of die aanvraag inderdaad met medeweten
van het hoofd van het dagel, bestuur geschiedde, 't Zou inderdaad
onhoudbaar zijn om wegens alle dergelijke minder belangrijke
zaken schriftelijke lastgevingen te verstrekken de bemoeijingen
van den Burgemeester strekken zich buitendien al genoegzaam
uit. Spr. stelt nu andermaal voor deze zaak voor mededeeling
aan te nemen en de missive van de armvoogden Ier secretarie te
deponeren. Hiertoe wordt eenstemmig besloten.
De Voorzitter sluit daarop de vergadering.
VERSLAG van het veihandeldc ter openbare Raadsvergade
ring van Leeuwarden gehouden op Donderdag den
22 Augustus 1867.
Aanvankelijk 14 later 15 leden tegenwoordig. Afwezig de
heeren mr. C. Wiersma, J. Oosterhoff Wz. mr. E. Jongsraa,
mr. E. Altema en dr. E. Verwijs. Voorzitter de heer D. Zeper,
die de vergadering op het daarvoor bestemde tijdstip opent.
lo. Zijn gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen we
gens de op 17 Augustus jl. gehoudene buitengewone verga
dering.
2o. Aan de orde is het onderzoek en de beslissing omtrent
de geloofsbrieven der nieuw benoemde raadsleden de heeren A.
Duparc, J. Oosterhoff Wz., D. Zeper, mr. J. Minnema de With,
E. Bloembergen en Mr. J. L. van Sloterdijck, waaromtrent in
dc vergadering van 8 Augustus jl. door de daartoe benoemde
Commissie rapport en voorstel is uitgebragt.
Achtereenvolgens vindt alsnu het onderzoek plaats en wordt
besloten tot de toelating der voormelde heeren.
Wordt aangemerkt dat door de ter vergadering tegenwoordige
heeren het bepaalde in art. 32 der gemeentewet is nagekomen
en dat, tijdens het onderzoek van de geloofsbrieven des heeren
Zeper, het voorzitterschap door den oudsten wethouder de heer
Bruinsma is waargenomen.
Dc heer de Haan het woordt erlangd hebbende brengt na
mens de Commissie in wier handen ten fine van onderzoek waren
gesteld de geloofsbrieven der nieuw benoemde raadsleden, mede
rapport uit omtrent de door het onlangs benoemd raadslid mr.
C. W. A. Buma ingezonden geloofsbrievendes betreffend te ken
nen gevende dat de Commissie hoegenaamd op geene bezwaren
is gestuit en derhalve tot toelating van gemelden heer ad
viseert.
De Voorzitter stelt voor om ook het onderzoek dezer geloofs
brieven onmiddellijk te doen plaats hebben opdat daaraan te ge
lijk met de stukken van de andere herbenoemde leden het ver-
eischt gevolg zal kunnen gegeven worden en de installatie op
hetzelfde tijdstip kunne plaats vinden.
Daartoe besloten zijnde, vindt ook dit onderzoek plaats cn wordt
vervolgens tot de toelating van den heer mr. C. W. A. Buma
besloten.
Wijdens is besloten aan dit besluit vóór de resumtie der no
tulen het vereischt gevolg te geven.
3o. Voorstel van B. cn W. tot aanstelling van een opzigter
bij de werken der vergrooting van de gemeentelijke gasfabriek.
De heer Gorter geeft tc kennen reeds in eene vorige vergade
ring bezwaar tc hebben gevoeld in de dadelijke behandeling van
dit voorstel, uithoofde hij zich op het standpunt wilde stellen
van de betoogde noodzakelijkheid voor dusdanig opzigt ten aan
zien van de werken aan de gasfabriek. Wel beschouwd, moet
hij verklaren over zich zelf tevreden te zijn dat onderzoek te heb
ben gedaan, het resultaat daarvan was dit: In November 1865
werd aanbesteed de stichting van de rijks hoogere burgorschool,
eene stichting van zeer belangrijken aard, bij hetwelk de dienst
van een speciaal toezigt noodzakelijk geacht werd. Daarom werd
dan ook K. van der Weide, op een daggeld van f 2, als opzig
ter aangesteld. Het bleek uit den gang van dit zeer uitgebreide
werk dat dit opzigt allczins nuttig en doelmatig was. Bij het
betrekkelijk bestek was bepaald dat de oplevering daarvan op
ulto. December 1866 moest plaats vinden en gevolgelijk zou het
te houden toezigt mede op dien datum eindigen dit geschiedde
echter niet, maar werd dat toezigt bestendigd zonder medeweten
van den Raad. Nu heeft Spr. wel geene aanmerking op de ca
paciteit van dien opzigter, maar wel over de uitvoering van het
besluit waarbij tot dc in dienststelling van den betrokken persoon
besloten werd, want in stede van tot ulto. December 1866, bleef
de opzigter in die betrekking tot Junij 1867, wat uit destukken
der rekening over 1866 blijkt, ja tot en met de maand Augustus
toe zooals hij uit den loop der zaak moet veronderstellengedu
rende 8 maanden werd hij derhalve in die betrekking bestendigd
zonder magtiging van den Raad en kostte het bewuste toezigt
der gemeente in het geheel ƒ1040. Maar bovendien, daargelaten
de even gemelde termijns overschrijding, wat nuttig en noodig
was voor de burgerschool, is het in geenen deele voor de werken
der vergrooting van de gasfabriek; daar is het werk niet van
dien uitgestrekten cn bijzondcren aard, daaraan behoeft geen stu-
cadoor- of heiwerk te worden aangebragt, het zijn alleen op
gaande muren met eenvoudige daken die moeten worden daarge-
steld, want het stellen van het fabriekmatige gedeelte der werken
zal toch wel onder het toezigt van den directeur der fabriek moe
ten geschieden. De werken der fabriek volbragt wordende als
onder het oog van den architect en diens adjunct, zoomede van
den directenr, vordert geen speciaal opzigter. Wat zal het ge
volg worden? dat men telkens wanneer een werk van buitengo-
wonen aard ondernomen wordt, de noodzakelijkheid van zoodanig
opzigt zal betoogen cn nevens de betrekkingen van den architect
en onder architect, waarvan de tractementen in den laatsten tijd
beduidend zijn verhoogd, ook die van een opzigter wenscht te
voegen. Hiermede zal hij zich in geenen deele kunnen vereeni
gen, en uitdienhoofdc verklaart hij zijne stem aan het voorstel
tc moeten onthouden.
De heer Suringar is mede van gevoelen dat zoodanig opzigt
voor de bewuste werken niet noodzakelijk isalvorens dus nadere
inlichtingen te ontvangen waaruit cle volstrekte noodzakelijkheid
hem overtuigend geblijkt, wcnscht hij zich voorloopig aan de
zienswijze van den heer Gorter tc houden.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 22 Aug. 1867.
129
De heer Bloembergen kan tegen dc gemaakte bedenkingen
aanvoeren dat er, volgens de bakomen medcdeelingen van den
architect, zeer voel werk uit de bewuste vergrooting der fabriek
voortvloeit, 't welk, zoo ter voorbereiding als uitvoering, aan den
opzigter zal kunnen worden opgedragen, zoo zijn er althans een
groot aantal dótailteekcningen in gereedheid te brengen. Wan
neer nu een opzigter zich onledig houdt met het gereed maken
dier teckeningeu het toezigt uitoefent over de metselspecie
cn het werk zelf, dan verrigt hij reeds overvloedig werk en het
belang der gemeente wordt op die wijze in meer dan in een op
zigt zeer bevorderd. Door den heer Gorter is beweerd dat in
dezen geen heiwerk te pas zou komen, dit is wel degelijk het
geval, onderheijingen moeten op verschillende plaatsen van dit
werk worden aangebragt. Wat betreft den langeren duur van
het gehouden opzigt aan de burgerschool, hieromtrent zij aange
merkt dat bet wel degelijk des Raads inzigt is geweest om het
bewust opzigt te doen strekken gedurende den geheelen aanbouw
van die school; nu moge de oplevering van dat werk bij bestek
bepaald zijn geweest op 31 Dec. 1866, een bepaald tijdstip,
waarop gedacht toezigt zou moeten zijn geëindigd wordt en het
betrekkelijk besluit niet gevonden. Daarenboven was de Raad
vroeger van oordeel, dat aan den architect, uit overweging van de
vele aan hem opgedragen werkzaamheden, een speciaal opzigter
zou behooren te worden toegevoegd, en dit was zeer juist gezien,
want belangrijke werken vcreischcn dit allezins. Omtrent de ob
jectie op welke wijze v. d. Weide zich in zijne bediening gedu
rende den bouw van de school, gekweten heeft, wenscht hij het
stilzwijgen te bewaren, de mededeeling deswege aan den Voorzit
ter overlatende. De onderbeijitig van ovens cn andere hier
bedoelde werken aan dc gasfabriek maken het voorgestelde toe
zigt direct noodig, anderzins zou hier de zuinigheid de wijsheid
kunnen bedriegen.
De heer Westenberg zal zijne stem aan het ondcrwcrpelijk
voorstel niet onthouden, doch acht anders het in dienst hebben
van een opzigter, nevens den architect cn diens adjunct niet goed,
omdat het op deze wijze wel wat kostbaar zou worden. Blijkt
het noodig te zijn dat zoodanig opzigt bovendien worde uitge
oefend, dan ware het beter daarmede iemand voor vast tc belasten,
al ware het voor twee of drie jaren.
De Voorzitter zal beknoptclijk de gemaakte opmerkingen be
antwoorden. Wat vroeger tot het voorstel aanleiding gaf om bij
de stichting van dc burgerschool een opzigter in dienst te stel
len, is in dat voorstel, met beweegredenen gestaafd, vermeld en
heeft toenmaals dc goedkeuring des Raads kunnen verwerven.
Ook to n was Spr. overtuigd, dat dc voorgestelde maatregel eene
goede en nuttige was, en de uitkomst heeft dan ook die goede
verwachting niet te leur gesteld. Volgens verzekering van des
kundigen is de uitvoering van dat inderdaad veel omvattend werk
met juistheid en naauwkeurigheid geschied. Met die uitkomst
voor oogen, acht hij en ook het Collegie van B. en W. het hoogst
noodig cn nuttig dat weder gelijk toezigt op de werken der gas
fabriek worde uitgeoefend, vooral ook omdat den opzigter veel
werk zal kunnen worden opgedragen, als het maken van de on
derscheiden profils cn dergelijke, welke onder het opzigt van den
architect door hem kunnen worden gereed gemaakt. Dat voorts
de opdragt aan den opzigter van de burgerschool niet zou zijn
beperkt geweest tot den termijn bij het bestek voor de opleve
ring van het werk gesteld, hieromtrent kan hij zich refereren aan
het door den lieer Bloembergen opgemerkte. De belangrijkheid
van het werk der vergrooting eisoht intuschen dringend weder
gelijk opzigt; dat dit onafgebroken cn naauwlettend geschiedt
kan niet anders dan in het belang der gemeente zijn, daarvan
houdt hij zich overtuigd. Ten aanzien van het door den heer
Westenberg opgemerkte, wenscht hij nog mede te deelen, dat men
vroeger minder een zoodanig vast dagelijksch opzigt op het werk
uitoefende en dc proef met de bouwing der burgerschool op nieuw
naar wenseh geslaagd is, zelfs zóó dat men daarmede bij uit te
voeren belangrijke werken wenscht voort te gaan. Bij eventueele
uit te voeren grooto werken zou men het opgemerkte van den
heer Westenberg in overweging kunnen nemen, voor het oogenblik
evenwel is dit minder noodzakelijk te achten. Het eerste lid van
het voorstel van B. en W. is daarop in rondvraag gebragt en
aangenomen, met 13 tegen 2 stemmen (die van de heeren Gorter
en Suringar), terwijl het 2c lid buiten omvraag eenstemmig is
aangenomen, zoodat is besloten: lo. B. cn W. te magtigen om
tot wederopzeggens aan een daartoe door hen aan te stellen des
kundige het dagelijksch toezigt op te dragen op de thans in
uitvoering zijnde werken der vergrooting van de gemeentelijke
gasfabriek alhier, en daarvoor aan hem een daggeld toe te kennen
van 2 2o. B. cn W. uit te noodigen aan den Raad de noo-
dige voorstellen tc doen tot aanwijzing der fondsen waaruit die
uitgaaf kan worden gehoed.
4o. Voorstel van B. en W. betrekkelijk een adres van Jhr. Mr.
C. J. Speelman, houdende verzoek dat aan hem een eervol ont
slag worde verleend als lid der plaatselijke schoolcommissie.
De heer Westenberg zou in overweging geven om uit het te
nemen besluit te laten dc periode „dat ofschoon zulks niet dui
delijk in het adres is uitgedrukt", want het komt hem voor dat
alleen de kennisgeving, dat zijne aangifte in den hoofdclijken
omslag door den Raad is verhoogd, in het adres kan zijn bedoeld
omdat geene andere kennisgeving van bestuurswege aan den adres
sant is uitgegaan. Adressant spreekt van de ontvangst eener
kennisgeving; is nu maar ócne kennisgeving tot hem gekomen
dan is het duidelijk genoeg dat deze bedoeld is.
De Voorzitter leest het adres en de bedoelde periode in het
ontwcrp-besluit.
De heer Bloembergen zegt dat er wel eenigen grond voor het
aangevoerde van den heer Westenberg bestaat en dat het besluit
wel gewijzigd dient tc worden. Het lag evenwel niet in zijne
eerste opvatting die periode weg te laten, doch hij is er bij nader
inzien wel toe geneigd om in het besluit niet te spreken van
eenig ander besluit en zulks omdat de adressant dat besluit niet
direct heeft genoemd.
De heer Westenberg kan zich daarmede wel vcrcenigen omdat
de motieven eerst later worden wederlegd.
Den heer Bloembergen komt het dan best voor om die zin
snede weg te laten of ze te veranderen in dier voege dat men
leze „dat blijkens den inhoud van het request enz."
Dc heer Suringar is het met den heer Westenberg eens aan
gaande het door dezen Spr. geopperd bezwaar, doch hij heeft
meer bedenkingen tegen het concept, wanneer men dat in de
détails wil nagaan. Daartoe acht hij echter een openbare Raads
vergadering weinig geschikt. Hij wil zich daarom tot céne al-
gemeenc bedenking bepalen en vragen of het wel gepast en ge
raden is, ook om de consequentie voor anderen, in zoo breed
voerige beschouwingen te treden over de afwijzing van eene re
clame, vooral nadat die afwijzing reeds door de uitspraak van
hh. Ged. Staten is gcsanctionneerd Hij zou wenschen, dat de
Raad zich hij het nemen van het voorgestelde besluit, be
paalde bij de volgende praemisse Dc gemeenteraad van Leeu
warden, ofschoon geenzins erkennende de juistheid der gevolg
trekking welke den adressant aanleiding schijnt tc hebben gege
ven tot zijn verzoek om ontslag als lid der plaatselijke school
commissie en allezins waardeerende de diensten door hem in die
betrekking bewezen, acht nogtans het verzoek van den adressant
te pertinent om daaraan geen gevolg te geven, en besluit alzoo
„enz." Bij die afwering van de door den adressant gemaakte
gevolgtrekking en die erkenning van dc door dezen als lid der
schoolcommissie gepresteerde diensten, wcnscht Spr. dot dc Raad
zich zal bepalen. Waar zou het heen wanneer dc Raad omtrent