J"-"-"""-. -■>->. y r- -
•y' jjy W \i1T' WékV
143
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitiog van Donderdag 26 Sept. 1867.
IV
'a I
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den
Gemeenteraad van Leeuwarden gehouden op Don
derdag den 26 Sept. 1867.
Aanvankelijk 20 later 21 leden tegenwoordig. Voorzitter de
heer D, Zeper, die op het daarvoor bepaalde tijdstip de verga
dering opent.
1. Is gelezen cn onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 19 Sept. jl. gehoudene buitengewone vergadering.
2. Aan de orde is de benoeming van een wethouder dezer
gemeente in plaats van den heer Z. S, de Haan die, volgens
van hem ingekomen missive, de op hem uitgebragte benoeming
niet heeft aangenomen, uithoofde van de veelvuldige bezigheden"
aan zijne betrekking verknocht.
Tot die benoeming overgegaan zijnde blijkt dat de gehouden
stemming het volgend resultaat heelt opgeleverdop den lieer
Mr. C. YY. A. Buma 14 en op den heer G. T. X. Suringar 6
stemmen. De heer lluma de volstrekte meerderheid van stemmen
op zich vereenigd hebbende, is derhalve verkozen.
De Voorzitter vraagt hierop den heer Buma of hij thans be
reid zou wezen een gunstig antwoord te geven dan wel of hij
gebruik zou willen maken van den termijn van beraad bij art.
84 der gemeentewet gesteld.
De heer Buma zegt verrast tc zijn en zich zeer vereerd te
gevoelen door de op hem uitgebragte benoeming, doch dat hij,
zich moeijelijk reeds dadelijk kunnende verklaren, van de bij de
wet toegekende bevoegdheid gebruik wenscht te maken.
3. Aan de orde is de behandeling van het rapport der be
trokken Raads-Commissie nopens haar onderzoek van de rekening
en verantwoording van het Nederlandsch Israëlitisch Armbestuur
alhier over het dienstjaar 1866.
De vergadering zich met dc voorgedragen conclusie van ge
dacht rapport vereenigendc, besluit buiten beraadslaging en stem
ming de gezegde rekening cn verantwoording goed te keuren
in ontvang tot een bedrag van 5528 en in uitgaaf ter somma
van ƒ5352.70.
4. Aan de orde is de behandeling van het rapport der be
trokken Raads-Commissie, aangaande haar onderzoek van de be
grooting der inkomsten en uitgaven van het stads Ziekenhuis te
Leeuwarden voor de dienst van 1868. De vergadering zich
met de conclusie vau gezegd rapport vereenigende, besluit mits
dien lo. het door de Commissie van bestuur over het stads
Ziekenhuis alhier voor de dienst van 1868 ten behoeve «lier in-
rigting aangevraagde subsidie uit de gemeentekas, ten bedrage
van f 5690 toe te staan cn daartoe vast te stellen het bij 't
rapport overgelegd ontwerp-besluit2o. de door die Commissie
ingediende begrooting over het dienstjaar 1868, sluitende met
een ontvang en een uitgaaf beide van 7648, goe«l te keureu en
vast te stellen.
5. \oorstel van B. en \V. om aan de hulponderwijzeres
Ulrica Wiarda op het daartoe door haar gedaan verzoek, een
eervol ontslag te vcrleenen als hulponderwijzeres aan de burger
school voor meisjes alhier. De vergadering zich met dit voor
stel vereenigende, besluit buiten beraadslaging en stemming:
Aan mej. Ulrica Wiarda met den 15 Nov. 1867 op liet daartoe
door haar gedaan verzoek een eervol ontslag te verleenen als
hulponderwijzeres aan eene der openbare lagere scholen in deze
gemeente.
6. Voorstel van B. cn W. tot benoeming eener Commissie
uit den Raad in zake het verslag zijner handelingen.
De heer van Sloterdijck wenscht eenige opheldering te erlan
gen omtrent de bedoeling der bewoordingen, voorkomende in het
le lid der conclusie van dit voorstel, „zooveel mogelijk op den
tegenwoordigen voet." Zoodanige bepaling zou de Commissie
bij hare opdragt kunnen binden, wat hij te minder zou wensehen
omdat het bestendigen der zaak op den tegenwoordigen voet,
hem althans niet preferabel voorkomt.
De heer Plantenga gelooft dat het 2e lid der conclusie aan
den geachten Spr. de verlangde ophelderingen zal verschaffen.
De Voorzitter leest hierop het 2e lid der conclusie.
De heer Bruiusma merkt op, dat het hier betreft de uitvoe
ring van een raadsbeslnit volgens 't welk is besloten tot het door
den druk openbaar maken van 's Raads handelingen; daarvan
kan de te benoemen Commissie dus niet afgaan cn moeten de
bepalingen van het organiek besluit tot grondslag van liet werk
der Commissie verstrekken.
De Voorzitter observeert nog dat dc bewuste bewoordingen ook
nog kunnen geacht worden te slaan op definancieele opoffering door
dc gemeente ten behoeve dezer zaak te doen; het drukken van
gedacht verslag geschiedde tot dus ver buiten bezwaar van de
gemeentekas, nu is het mogelijk en althans wenschelijk dat zulks
mede op den tegenwoordigen voet plaats vinde. De beide
punten van conclusie worden vervolgens buiten omvraag eenstem
mig aangenomen en is mitsdien besloten Te benoemen eene
Commissie van drie leden met opdragt: lo. het noodigc voor te
bereiden tot het aangaan eener nieuwe overeenkomst, hetzij met
den uitgever der Provinciale Friesche Courant, hetzij met een der
uitgevers van de beide andere binnen «leze gemeente verschijnende
dagbladen, om, ter voortdurende uitvoering van 's Raads be
sluit van den 22 Junij 1S65, no. y,4, met ingang van 1 Jan.
1868, hot verslag van het ter openbare Raadsvergadering ver-
hatidelde, zoo mogelijk op den tegenwoordigen voet, te drukken
cn te leveren.
2o. Van den uitslag harer bernoeijingen den Raad te rappor-
teeren met aanbieding van de voreisehte voorstellen, ook wat be
treft net brengen van veranderiugen in de wijze van drukken en
uitgeven van het verslag, indien dit mogt blijken noodig te zijn.
Yoorts overgegaan zijnde tot de benoeming «Ier leden van voren
bedoelde Commissie, is uit de gehouden stemming gebleken dat
als zoodanig met meerderheid van stemmen zijn verkozen de
heeren A. Duparc met 17, G. T. N. Suringar met 10 cn J. J.
Bruinsma met 8 stemmen. De overige stemmen waren verdeeld
als volgt: inr. E. Jongsma 6, mr, J. L. van Sloterdijck en dr.
E. Y'erwijs elk 5, II. J. Westenberg en E. Bloembergen elk 2
stemmen en G. O. Gorter en P. T. Plantenga elk ééne stem.
Is besloten hieraan vóór de resumtie der notulen uitvoering te geven.
7. Voorstel \an B. en Y\. om aan heeren commissarissen
en onderwijzers der stads teekensehool, als zoodanig een eervol
ontslag te verleenen.
Na lecture van dit voorstel, wordt op voorstel des Voorzitters
besloten het onmiddellijk in behandeling to nemen cn af te doen.
De heer van Sloterdijck geeft tc kennen dat de redactie der
conclusie ecnigen twijfel overlaat of de dankbetuiging voor de
bewezen diensten aan het einde van het 2e lid voorkomende,
alleen betreft de in dat onderdeel der conclusie geuoemde on
derwijzers, dan wel geacht moet worden zich ook uit tc strekken
tot de commissarissen in het le lid genoemd.
De Voorzitter zegt dat geetie andere bedoeling tot de split
sing der conclusie en de onderdeden a. cn b. aanleiding gaf, dan
de ordelijk geoordeelde onderscheiding van commissarissen en on
derwijzers, aan welke tegelijk aan het einde dier conclusie den
dank der vergadering woide betuigd. Zijns inziens kan men in
dezen moeijelijk tot eene andere opvatting geraken. Het evenbe-
bedoelde voorstel wordt daarop buiten verdere beraadslaging een
stemmig aangenomen en is mitsdien besloten: Naar aanleiding
van de opheffing der stads teekensehool alhier met den eersten
Oct. 1867, een eervol ontslag te verleenen aan a. de heeren Iz.
Reijnders, P. Pama de Kempenaer, mr. A. v. d. Laan cn A.
YVittevronghel, als commissarissen dier school en b, dc heeren
T. Eernstman, F. Stoett en H. R. Stoett als onderwijzers aan die
school, onder dankbetuiging voor «le vele en goede diensten door
hen respectievelijk in die betrekkingen bewezen. Zullende aan
dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoering worden gegeven.
GEMEENTERAAD TE LEEUYVAUDEN. Zitting van Donderdag 26 Sept. 18G7..
149
8. Voorstel van B. en YV. met betrekking tot de demping
van de gracht loopende van den noordoosthoek van het kadastrale
perceel sectic C no. 210 tot aan de Üoclepijp, waarbij wordt
voorgesteld om, voorbehoudens goedkeuring van heereu Ged.
Stuten van Friesland, te besluiten: lo. in regten dc noodigc
maatregelen te nemen ten einde de bruggen liggende over de
gracht welke loopt van den noordoosthoek van het perceel
in de schrifturen van liet kasdaster bekend, gemeente Leeuwarden
sectie C no. 210 tot aan de Doclepijp, door de eigenaren wor
den weggenomen. 2o. B. en W. uit te noodigeu om, onder
toezending van een gewaarmerkt afschrift van 't in dezen door
den heer mr. I. Tel ting gegeven regtskundig advies op het sub
lo. hiervoren genomen besluit, de goedkeuring van heeren Ged.
Staten aan te vragen. Nadat tot de onmiddellijke behandeling
van dit voorstel was besloten, worden dc beraadslagingen daar
over geopend.
De heer Plantenga ziet in deze zaak het begin van een proces
door de gemeente tegenover sommige barer ingezetenen te voeren.
He tspijt hem «lat dit regardeert eene zaak die in het belang der
openbare gezondheidstoestand werd voorgenomen en waarvan het
nut allezins onbetwistbaar is. Daargelaten nog de omstandig
heid dat Spr. slechts zeer noode tot zoodanig proces zou willen
overgaan, is het vooruit te zien «lat het veel tijd zal vorderen en
de voorgenomen demping derhalve geruimen tijd hangende zal
blijven. Hij veroorlooft, zich daarom <lc vraag tot het Collegie
van dagelijkscli best.mr te rigten, of alle middelen welke tot schik
king in der miuue met dobetrokki.il eigenaren konden leiden,
geacht kunnen worden uitgeput tc zijn zoo 't iets mogelijk is,
wenscht Spr. het voeren van een proces tc vermijden.
De lieer YViersma zegt dat hij reeds eenigcr» tijd geleden de
gelegenheid had zijne redenen kenbaar te maken waarom hij zieh
niet met een voorstel als het ondcrwcrpelijke zal kunnen v> rec-
nigen, een voorstel «lat onvermijilclijk tot een proces zal leiden.
Nevens den gcrcgtclijkcn weg «lic ons het voorstel ter bewande
ling aanbiedt, voert nog een andere weg waarschijn 1 ijk tot het
zelfde doel, en deze laatste moet «len Raad brengen waar hij
wenscht te wezen. Hij zal niet gewagen van het al dan niet
onvervreemdbare van bcslaamlc servituten, daarvan kan nu gecnc
kwestie zijn, iets anders is liet of men een stand van zaken «lie
reeds zoolang is bestendigd geworden, «egtens zal kunnen ver
breken cn te niet doen, en of «le Raad tegenover zijne ingeze
tenen verantwoord zou wezen door op dusdanige wijze te hun
delen. Op liet reeds vroeger tlienaangaande te kennen gegevcue
wil Spr. niet terugkomen, het staat te lezen wat toen door hem lei
betooge zijner zienswijze is bijgebragt. Een amler punt geldt het
hier, nl. men wenscht 7Ïcli ter bewuster zake tc wikkelen in een
proces. Nu aeht Spr. «len Raad meer en meer afkeerig van een
proces, wanneer het althans geene betere zaak betreft dan hier;
immers, waartoe zal men procederen, om in het bezit te geraken
van het regt tot wegname van dc drie bruggen?
Welnu, gesteld de gemeente verkrijge dat regt, zij i9 zoo ge
lukkig om als ovcrwinnares uit het zeer onzeker strijdperk te tre
den, wat zal zij dan nog hebben verkregen Zij zal met de uit
voering van het voorgenomen werk niet kunnen aanvangen, want
zij heeft buiten het te tlcmpen vaarwater geen voet gronds om er
de benoodigdc materialen op te slaan, of er de to verwerken
specie op te werpen, men zal «lus dc digting op gebrekkige en
veel tijd vorderende wijze moeten volvoeren. Waarlijk, Spr. ziet
niet in of men met een proces, gesteld dat liet gewonnen werd,
wel veel verder zou komen, want om enkel de vaart te digten
zal men die bruggen niet noo«lig hebben, daartoe is de wegiuiruc
daarvan niet noodig. Men zal dan «lus niets gevorder«l zijn en
nog altijd op bezwaren stuiten, onder anderen met den heer van
Valkenburg, dat volgens het oordcel van het Collegie moeijelijk
tot oplossing zal zijn te brengen. Spr. noemt dit proces dus, af
geleid van het jus civitatis, wat hier wel degelijk van toepassing
is te achten, volstrekt, doelloos, hij is daartegen èn uit beginsel
èn omdat hij het als niet afdoende beschouwt, want men zal la
ter zich nog op 't zelfde standpunt terug gebragt zien.
De heer Attema verklaart zich eveneens tegen het voorstel.
Spr. stelt zich niet eens voor dat een proces om de eigenaren
van de bewuste bruggen tc depossedecren, een gunstigen afloop
zal hebben, Hij heeft er reeds vroeger opgewezen dat het hier
niet zuiver geldt een servituut over eene sloot, die als publiek
vaarwater wordt beschouwd, maar dat het hier betreft het bezit
en den eigendom van bruggen, over dat vaarwater gelegen. Hij
blijft hechten aan dien verkregen eigendom, vooral ook omdat
«le bruggen met de beide einden rusten op privaat eigendom.
Die bruggen nu zijn de voorwerpen, welke men den eigenaars
wil ontnemen, niettegenstaande deze het bezit «laarvan hebben ge
had over een laugeren termijn dan voor dc verjaring wordt vereischt.
YVil men langs regelmatigen weg het bezit dier voorwerpen er
langen, dan schiet er niets anders over dan daarop toe te passen
het middel van onteigening met schadeloosstelling, tenzij de af
stand bij minnelijk accoord kan worden tot stand gebragt.
D&arbij komt «lat hij voor zich eene demping «laar ter plaatse
onmogelijk acht, zoolang de belendende eigenaren hunne mede
werking daartoe onthouden; ontbreekt, de gelegenheid om nevens
het vaarwater de benoodigdc aarde te kunnen werpen, wordt den
werklieden «le betreding der aangrenzende erven ontzegd, dan
is het onmogelijk daar te dempen. En dit is eon zeer wezenlijk
bezwaar van uitvoering, vermits het kanaal aan beide kanten is
ingesloten «loor de erven juist van deze belanghebbenden, tegen
wie nu wordt voorgestchl te procederen. Men trachte dus nog
te komen tot een vergelijk met die betrokken eigenarenhij
wenscht daarom met den heer Plantenga «ie vraag tot het Colle
gie tc rigtcn of er niet nog gelegenheid zal bestaan om op nieuw
onderhandelingen te openen, waarschijnlijk zal het Collegie er te
gen hebben om zieh op nieuw daar mc«le te belasten, Spr. kan
zich «lit ovcrstellcn, welnu dat men die opdragt dan doe aan
eene Commissie uit den Raad, en «lat «leze buproeve om met de
overigens niet onbillijke en onhandelbare eigenaren de zaak ten
einde te brengen. Het Collegie is van oordeel dat de aanbie
dingen van de eigenaren onaannemelijk zijn te achten Spr. moet
verklaren dit niet te kunnen beamen immers er is door hen eeno
som van ƒ3000 aangeboden en «lit is waarlijk niet weinig voor
het tot stand komen eener zaak waarbij het volstrekt niet uit
sluitend het belang dier personen betreft, maar wel in de eerste
plaats dat van de gemeente, uit het oogpunt der openbare ge
zondheid, die particulieren hebben slechts een secondair belang
bij de zaak, te weten vergrooting van hun erf met eenige ellen
gronds. Spr. blijft het voeren van dit p oces om in het bezit
dier bruggen te komen, afraden lo. omdat het proces z. i. wei-
ig kans van slagen heeft, 2o. omdat de zaak, al wordt dit pro
ces gewonnen, weinig verder komt. Hij zal zich gevolgelijk niet
met het voorstel kunnen vereenigen.
De heer Bloembergen moet opmerken dat eene uitdrukking
door een der Sprs. gebezigd, als zou men hier een proces wen
sehen, ten onregte is gebruikt, omdat hij gelooft dat die wensch
in geenen dcele bestaat en in elk geval verzekeren kan niet bij
het Collegie bestaan te hebben, doch wanneer het Collegie een
maatregel voorstelt, die zeer waarschijnlijk tot een proces zal lei
den, dan is het omdat geen middel ov«n*schoot om tot eene min
nelijke oplossing van de zaak te geraken. liet motief tegen het
ondcrwe rpelijk voorstel aangevoerd, is dat het eigenlijk bezwaar
zou blijven, bestaan ook al werd de gemeente in staat gesteld tot
«le wegname van de bedoelde bruggen; men betoogde dat de
demping zelfs in «lat geval ondoenlijk zou worden en «lat dan
bovendien nog restte de zaak met van Valkenburg. Spr. ia van mee
ning dat dit betoog op eene dwaling berust. Naar «le van den
MNNftP** Ui,