sf - aw1 -W*1 m'-'UFMsr nwy - 150 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 Sept. 1867. gemeente-architect Ic dier zake ingewonnen inlichtingen, zal de demping, ja moeijelijk cn meer kostbaar zijn, doch volstrekt niet onmogelijk, in geenen decle ondoenlijk. Dan zou nog het be zwaar met van Valkenburg overblijven zegt men, doch Spr. ge looft dit niet, want, wanneer dit vaarwater gedempt en in een publick pad of eene publieke straat herschapen zal zijn, dan blijft het terrein van den meer genoemden belanghcbbeude, geheel aan zich zelf overgelaten. Wat aangaat de wenschelijkheid om de onderhandelingen langs een anderen weg tot een gewenscht einde te brengen, moet hij aanmerken dat het Collegie zich geheel be wust is van alle middelen in het werk gesteld te hebben om het voorgesteld doel te bereiken. Naar zijn inzien is het dus nu niet meer de kwestie om iets meer te doeu, en hij moet verkla ren nu waarlijk niet te weten wat nu te doen, tenzij'top geen geld aankomt en men genegen wordt bevonden tot belangrijke geldelijke offers van den kant der gemeente, maar dan komt het hem voor dat de zaak te kostbaar zal worden en dat de Raad daarmede tegenover de ingezetenen niet te verantwoorden is. •Hij zal op grond van het aangevoerde zich voor het voorstel verklaren. De heer Duparc wenscht nog eens er aan te herinneren dat het groote motief voor de demping der gracht, waarvan thans de rede is, was gelegen in den regtmatigen wensch, om den algemeenen gezondheidstoestand te verbeteren. De bevordering dezer zaak heeft echter reeds te lang geduurd. Ieder, die de straten passeert waarachter de gracht is gelegen, is in de gele genheid den bijna ondragelijken reuk te bespeuren, dien zij ver spreidt; de bewoners van de panden aldaar klagen er dan ook over alles behalve ten onregte. De zoo noodige spoedige verbe tering van dezen toestand zal echter voor langen tijd worden verschoven, indien men een proces gaat entameren. Spr. wil eens aannemen, dat de gemeente als ovcrwinnares uit het strijd perk te voorschijn zal treden, maar vóór dit gebeurt zullen er alligt een paar jaren vcrloopen, omdat het wel waarschijnlijk is dat het proces al de instautiën zal doorloopen. Door dat uit stel zal de volksgezondheid lijden; daarom vooral is hij er in dit geval tegen, den weg van regten in te slaan, en wil hij zich veel liever eenige opofferingen voor de gemeente getroosten. Die opofferingen zullen zeer zeker door het voordeel der verbetering worden opgewogen. Hij zal derhalve niet kunnen medewerken tot aanneming van het door B. en W. gedaan voorstel. De heer Wiersma houdt, ook na het gesprokene, een proces in dezen voor zoo speculatief, dat men daartoe zijns oordeels nimmer moet besluiten, doch gesteld eens voor een oogenblik dat de gemeente het proces wint, dan zal men de bruggen kun nen doen wegnemen en dan zal men kunnen dempen, maar, zon der eenige hoe ook genaamde medewerking van den kant der eigenaren, hetgeen, volgens de bekentenis van een lid van het Collegie, meerdere kosten naar zich zal slepen, wat ontegenzeg gelijk het geval zal worden; want al wat geforceerd wordt kost beduidend meer dan wanneer men bij de uitvoering vergemakke lijking ondervindt. Nu staan die meerdere kosten over tegen eenige meerdere opoffering ten behoeve van de eigenaren, en dan is her bij Spr. niet twijfelachtig aan welk der beide middelen hij de voorkeur zou scheuken. Uit dien hoofde stelt hij voor, dat de Raad eene Commissie benocrae, ten einde met de eigena ren der panden, belendende aan de te dempen gracht tusschen het pand sectie C no. 210 en de Doelepijp, te onderhandelen over het minnelijk opheffen der bezwaren die de demping thans in den weg staan." Spr. zegt nog dat hij dit voorstel kan doen zonder bemoeijclijking van het Collegie, omdat het hein voorkomt dat, na het gebeurde, dit aan te wenden middel tot het treffen van een vergelijk, nu beter is buiten het Collegie om te gaan de Commissie bekomt in dat geval een geheel vrij terrein tot het voeren der onderhandelingen. Wcnschen B. cn W. evenwel den draad der onderhandelingen zelve weder op te vatten, het is Spr. wel, anderzints blijft hij bij zijn voorstel. De heer Gorter deelt de denkbeelden der leden die zich tegen het voorstel van B. en W. hebben uitgelaten cn ook hij verklaart zich daarmede niet te kunnen vereenigen. Hij heeft or niet tegen dat er eene Commissie worde benoemd aan welke wordt opge dragen zich met de betrokken eigenaren in betrekking te stellen en te trachten de zaak in der minne tot een goed einde te bren gen, doch Spr. moet tevens te kennen geven vroeger eenigzin3 anders over (leze aangelegenheid te hebben gedacht; hij zag geen middel om anders dan door demping tot het voorgestelde doel, nl. de verbetering van den gezondheidstoestand te geraken; nu even wel heeft hij een eenigzins ander inzigt in de zaak, nl. of niet even goed dat doel door slatting of opschooning van het vaar water zou zijn te bereiken. Zooals hij bereids te kennen gaf heeft hij vrede met het benoemen eener Commissie, mits die het mandaat erlange om zoowel de demping, als dc verbetering van het vaar water loopende tot de Oldehoofd, op ander wijze te onderzoeken. De zaak der verbetering heeft steeds geleid tot het voorstel tot demping, doch de vraag is bij hem gerezen of geen ander middel ter verbetering ware aan te wenden. Zooals het voorstel nu ligt, zal hij er zich tegen verklaren. De heer Attema wenscht een enkel woord ter beantwoording van het gesprokene door den heer Bloembergen in het midden te brengen, wat aangaat het beweerde om de zaak tot een goed einde te brengen. De geachte Spr. voegde daarbij de uitdrukking, tenzij het op peen geld aankomt." Het was geenszins zijn denk beeld om bij het voeren van nadere onderhandelingen alles los te laten als kwam het op geen geld aan, maar de omstandigheden zullen het waarschijnlijk medebrengen dat de gemeente zich eenige meerdere geldelijke opofferingen hebbe te getroosten, cn dit is geheel iets anders dan zich geheel los te laten en alle eisehen, van welken aard en tot welk bedrag ook aannemelijk te achten. Spr. is van oordeel dat als men zich eenige meerdere opoffering getroost, dc zaak in orde zal zijn te brengen; hij kent het terrein en daarom beweert hij, dat, moet het werk worden uitgevoerd terwijl deze eigenaren, als partijen staande tegenover de gemeente, hunne medewerking natuurlijk onthouden, die uit voering onmogelijk is. Iloe toch zal dit zonder particuliere me dewerking geschieden? Dan heeft men geen terrein voor aard- berging; evenmin gelegenheid voor de werklieden om zich te plaatsen en zich te bewegen op de terreinen der in deze zaak betrokken eigenaren. Immers geene wet in Nederland verpligt een eigenaar toe te laten, dat men zonder zijne vergunning van zijn particulier erf gebruik make, tenzij na onteigening en onder toekenning van schadeloosstelling. Docli de heer Bloembergen erkende het zelf, dat aan eene demping, zonder die medewerking meerdere kosten verbonden zouden wezen, zij het (lat die Spr. ze niet onmogelijk achtte. Dit bevestigt Spr. in de overtuiging, dat het beter is te achten om nader met de eigenaren te onder handelen dan dc demping te forceren. De heer Brtlinsma herinnert dat eenige maanden geleden een voorstel van gelijken aard werd aangeboden, het gevolg daarvan was dat het nan B. cn W. werd gerenvoijeerd, ten fine van na der met de betrokken personen aan te knoopen onderhandelin gen; men zeide het laatste woord was nog niet gesproken nadat die nadere onderhandelingen gevoerd waren stuitte men op de kwestie met van Valkenburg. Toen evenwel ging geen enkele stem op om met. van Valkenburg te trachten tot een vergelijk te ko men en van daar mi het tegenwoordig voorstel. Spr. moet voorts observeien dat B. cn W. blijkens de overgelegde rapporten, er nimmer op hebben gedoeld als zoude het aanbod der eigenaren onaannemelijk zijn geacht; dit was alleen met den heer v. Val kenburg het geval. Dc heer Duparc heeft er op gewezen dat het belang Van den openbaren gezondheidstoestand medebragt, dat de gemeente zoo spoedig mogelijk in de middelen ter verbetering had te voorzien, maar Spr. moet daarop aanmerken dat ook de ingezetenen van hunnen kant daartoe behooren mede tc werken. GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 September 1867. 151 De toestand daar, Spr. erkent het, eiseht dringend voorziening, maar juist door het gebruik dat de ingezetenen van het vaarwa ter hebben, is die toestand zoo ergerlijk men ziet het aan den stads vijver en het water in den prinsentuin, die watermassa s ontwikkelen slechts in geringe mate die schadelijke gassen. Is nu die treurige toestand waarin het bewuste vaarwater ver keert, hoofdzakelijk te wijten aan het gebruik door de ingezete nen daarvan gemaakt, dan is het ook billijk dat zij tot de raid- delen ter verbetering het hunne bijbrengen. Voorts heeft de heer Attema gesproken van het moeijelijke om het bezit der eigenaren op de bruggen te ontnemen, op grond dat de beide einden der bruggen op particulier eigendom waren gesteld; maar dan vraagt Spr., op welke wijze kan dau de gemeente hare pu blick regtelijke aanspraken doen geldeu Gesteld dat de Raad tot het besluit komt om van het bestaande vaarwater eene pu blieke straat te maken, hoe zou hij dat besluit doeu uitvoeren, bijaldien de daartoe noodzakelijke demping door de particulieren kon worden belet? Spr. ziet er inderdaad geen ander middel op dan om overeenkomstig het voorstel van B. en W. te werk te gaan. De heer Jongsma wil niet treden in dc mérites van de aan gevoerde regtsbeschouwingen. Hij gelooft echter dat men met dit voorstel in de hand tot de overtuiging moet komen dat het voeren van een proces onvermijdelijk is te achten. Dit schijnt de Raad thans echter niet te willen en daarom had hij verwacht dat men een besluit zou provoceren om het vroeger gevallen be sluit te vernietigen. Hij meent toch dat er vroeger een princi pieel besluit is genomen, waarvan het tegenwoordig aanhangig voorstel van B. en W. slechts een uitvloeisel \s. Uit dien- hoofde zou hij het wel dienstig achten dat de verdere behandeling dezer zaak tot nader werd aangehouden opdat men nog eens tijd kreeg om na te gaan of dit werkelijk zoo is. Den heer Bloembergen komt het voor dat men nu niet meer op eene vroeger besliste zaak zal kunnen terugkomen. Wanneer iemand der leden zich niet met het voorstel van B. en W. kan vereenigen, hij neme de moeite de retroaeta na te slaan en te beproeven een ander voorstel dan hetgeen B. en W. nu hebben gedaan, den Raad aan te bieden. Alles wat van den kant van 't Collegie kon worden beproefd, is gedaan en is de zaak zelfs niet beneden de daarvan gekoesterde verwachting gebleven, alleen het bezwaar der onttrekking aan de publieke dienst bleef bestaan er is aan den belanghebbende een aanbod gedaan dat echter onaannemelijk werd geacht, en wanneer er sprake is van een ultimatum, dan kan Spr. verzekeren dat dit wel degelijk als een ulti matum was te beschouwen. Hij herhaalt het ,'t Collegie heeft alles wat mogelijk was beproefd ora tot een einde te komen, doch te ver geefs. Mogelijk evenwel dat meerdere overredingskracht iets op den gebleken onwil zal vermogenmaar Spr. betwijfelt dit zeer. Wil men, ondanks het voorstel van het Collegie, de zaak a tout prix beëindigen dan ware het beter dat men ceu voorstel deed tot aankoop van het betrekkelijke pand, men weet nu waar voor men het zal kunnen krijgen; doeh die som kwam het Col legie te hoog en direct onaannemelijk voor, het vond geene vrij heid daaraan toe te geven. Het komt Spr. dan ook niet wen- schelijk voor dat de Raad overgaat dien overdreven eisch in te willigen omdat het zou leiden tot consequentie voor het vervolg en zou hij het beter achten de zaak zelf dan maar uit te stellen. De heer Attema gelooft dat er geen sprake kan zijn van op een vroeger besluit te behoeven terug te komen. Hij wenscht om dit bewijzen den loop der zaak even beknoptelijk nategaan. Er is besloten om de bewuste bruggen in bezit te krijgen en een termijn gesteld binnen welken ze moesten zijn weggenomen daaraan werd van den kant der eigenaren niet voldaan, nadat de vroeger gevoerde onderhandeling met hen waren gebleken, niet het gewenscht gevolg te hebben gehad. Uit die omstandig- Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant. heid kon nti wel worden afgeleid de gevolgtrekking dat het wel- ligt tot eene procedure zou moeten kotnen, maar er toe besloten is er nimmer. Er is gevraagd een regtskundig advies en om te voldoen aan het voorschrift in art. 199 der gemeentewet, heeft de Raad, zijne adhaesie schenkende aan het stuk van den heer mr. I. Telting, en in zoover van zijne gewoonte afwijkende ora dat regtskundig onderzoek aan eene Commissie uit zijn midden op te dragen, besloten, dat stuk, na omgewerkt te zijn, te doen strekken voor en te doen gelden als het regtskundig onderzoek dat benoodigd is voor de autorisatie van Ged. Staten. Zoo heeft zich de zaak toegedragen en is dus elk lid nog volkomen vrij om al dan niet te voorkomen een op zijn minst genomen specu latief proces, een proces zeker, dat geruimen tijd zal duren. Want, naar het hem voorkomt, zullen (le betrokken personen er zich niet spoedig bij neerleggen. En nu vraagt Spr. of het inderdaad niet verkieslijk is dat men nog nader beproeve de zaak langs minnelijken weg te trachten te beëindigen. De heer Zeper zal ter zake van de zaak der demping, bereids dikwijls besproken, kort zijn. Op de vraag van den heer Plan- tenga of alle middelen die tot eene minnelijke beëindiging ge acht kunnen worden te leiden, uitgeput zijn, heeft Spr. slechts de aandacht te vestigen op de retroaeta, waarin de geheele geschiedenis is terug te vinden en die het gevolg is van zooveel vruchtelooze moeite en nutteloos tijdverlies van het Collegie. Spr. heeft de overtuiging dat het Collegie, bij de behandeling dezer zaak, steeds het oog heeft gehad op het belang der ingezetenen en dat der eigenaren in het bijzonder. Hij had een beteren afloop der voorgestelde schikkingen verwacht, doch is daarin teleurgesteld door het ontstaan van andere bezwaren, die gebleken zijn, zelfs bij aangeboden groote opoffering van den kant der gemeente, dat niet uit den weg waren te ruimen. Alles werd aangewend wat maar mogelijk was, doch men stuitte daarbij op bepaalden onwil. Bovendien kan hij verzekeren dat het nimmer in de bedoeling van het Collegie gelegen heeft om de gemeente in een proces te wikkelen. Het voorlaatste voorstel van B. en W. steunde op het inmiddels ingewonnen advies van mr. Telting, en uit de omstandigheid, dat de llaad laatstelijk besloot daaraan zijne adhaesie te schenken en het, na omwerking te bestemmen tot het stuk bedoeld bij art. 199 der Gemeentewet, moest en kon het Collegie niet anders afleiden dan dat de Raad het besluit zou nemen om zich ter zake in regten te begeven. Spr. heeft dan ook met bevreemding gehoord dat men zou wenschen de gemeente in een pro ces te wikkelen, van waar dat idee? Het Collegie heeft zulks nim mer gewenscht maar kon, na het gebeurde, niet anders voorstel len dan wat het nu doet. Hoe het ook zij, het Collegie deed wat het kon overeenkomstig de verstrekte opdragt. Wat nu betreft dc besproken uitvoering voor het geval de gemeente, het proces winnende, in het bezit der bruggen werd gesteld, hieromtrent merkt hij aan, dat de in geval van niet medewerking te ver wachten meerdere kosten niet zoo hoog zijn te schatten als daarvan in de discussie is gewaagd. Intusschen zijn nu twee voorstellen ter zake ingekomen, als het een van den heer Wiersma, tot be noeming eener Raads-Commissie ten fine van nadere onderhan deling met de belanghebbenden, het andere van den heer Jongsma om de zaak tot eene volgende vergadering uit te stellen. Spr. stelt nu voor om, de beide voorstellen vereenigende, te besluiten het voorstel van den heer Wiersma in eene volgende vergadering in behandeling te nemen. De heer Wiersma ziet niet in waarom men eene zaak, zoo dikwijls besproken en zoo genoegzaam bij de leden bekend, nog langer zou uitstellen. Zijn voorstel is van zeer eenvoudigen aard en verbindt tot nietshet geldt enkel de benoeming eener Com missie die zal moeten trachten den minnelijken weg te doen be wandelen, daar waar de regts-weg werd voorgesteld. De heer Jongsma zegt dat nu de Voorzitter zijn voorstel hee 39

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1867 | | pagina 2