154
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 Sept. 1867.
Indien door twee of meer der hoogstbiedenden voor gelijken
prijs meer is ingeschreven dan benoodigd is, zal tusschen hen het
lot beslissen.
De billetten van inschrijving moeten op zegel geschreven en,
vóór of op den door B. en W. te bepalen tijd, bij dat Collegie
ingekomen zijn.
Op den omslag der billetten zullen de woorden worden ge
steld „Billet van inschrijving voor de le serie der gcldleening
van 105,000."
De opening daarvan geschiedt in het openbaar, op een door
B. en W. te bepalen tijdstip, in eene vergadering van hun Collegie.
Binnen vier dagen na het openen der billetten wordt aan de
belanghebbenden, welker inschrijvingen geheel of gedeeltelijk zijn
aangenomen, daarvan kennis gegeven.
Art. 6. De Raad behoudt zich voor om, wanneer niet voor
het volle bedrag der opengestelde serie is ingeschreven of wel
de inschrijvingen ten deele door B. en W. onaannemelijk zijn
geacht, de aannemelijk geachte inschrijvingen niettemin aan te
nemen voorts wegens het resterend bedrag eene nieuwe inschrij
ving voor dezelfde serie te doen openstellen, zoo noodig met wij
ziging van den termijn van storting voor dit gedeelte, of wel
voor dat bedrag eene volgende nieuwe serie te openen.
Art. 7. De storting der ingeschreven sommen, zoover betreft
de tengevolge der eerste openstelling aangenomen inschrijvingen,
moet geschieden op den 15 Nov. 1867, die der bij vernieuwde
openstelling der inschrijving aangenomen sommen op het daar
voor, in gevolge art. 6, aan te wijzen tijdstip.
De rente gaat in met den dag van storting.
Art. 8. Bij de storting worden aan de deelnemers de verlangde
schuldbekentenissen door den Gemeente-Ontvanger afgegeven.
Art. 9. Te beginnen met het jaar 1872 wordt jaarlijks op hetgeza-
menlijk bedrag der verschillende serifn minstens 2000 afgelost.
De Raad regelt de hoegrootheid der af te lossen som.
Art. 10. De uitloting heeft plaats in eene openbare Raads
vergadering in do maand October. De uitslag daarvan wordt in
een of meer dagbladen der gemeente bekend gemaakt, bij welke
bekendmaking de houders van de ter aflossing aangewezen schuld
bekentenissen tevens zullen worden opgeroepen om op den vol
genden tweeden Januarij de hun aankomende gelden, tegen over
gave der schuldbekentenissen en van de alsdan niet verschenen
coupons, in ontvang te nemen ten kantore van den Gemeente-
Ontvanger.
Art. 11. Aan de gepatenteerde kassiers of handelaren in ef
fecten wordt '/4 pCt. oourtage toegekend voor de door hen in
geschreven en door B. en W. aangenomen sommen, te voldoen
op daartoe aan dezen in te dienen declaratie.
11. Bij monde van den heer van Sloterdijck, wordt namens
de Commissie van rapporteurs uit de sectien, omtrent het onder
zoek der gemeente-rekening over 1866, uitgebrugt het hierna
onder de bijlagen van dit verslag voorkomend rapport.
De Voorzitter stelt voor om dit rapport ter inzage van de
leden te leggen, ten einde in eene volgende vergadering in behan
deling genomen te worden.
De heer Joügsma geeft in bedenking om dit rapport te doen
drukken in 't verslag van 's liaads handelingen. Tot een en
ander is eenstemmig besloten.
12. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van B. en
W. tot verhuring onder de hand van gedeelten van den Harlin-
gerstal, tot berging van petroleum, en zulks bij continuatie van
de bestaande verhuring met J. Reerink Dz., J. Wijbrandi Hz.,
J. S. v. d. Goot, J. Wijbrandi en II. Adriani. Ter visie om
in een volgende vergadering in behandeling te worden genomen.
13. Als boven, omtrent een adres van den heer M. B. Vos, chirur
gijn alhier, bevattende bezwaar tegen zijn aanslag op het kohier der
directe belasting op het inkomen voor 1867. Ter visie als voren.
14. Als boven, met betrekking tot de regeling van de jaar
wedde van den Gemeente-ontvanger. In de sectien te bren
gen, ten einde tegelijk met de begrooting der gemeente, over
1868 te worden behandeld.
15. Als boven, nopens het adres van den boekdrukker J. R.
Miedcraa alhier, houdende verzoek, dat aan hein van het kohier
van hootdelijkcn omslag een afschrift worde uitgereikt, om daar
van afdrukken verkrijgbaar te stellen. Ter visie, om in eene
volgende vergadering te worden behandeld.
16. Als boven, aangaande een adres van den gewezen gaar
der der wal- er. kaaigelden Aan Feenstra, "het verzoek behel
zende om op nieuw met wachtgeld te worden begunstigd. Ter
visie, als voren.
17. Als boven, aangaande een adres van Fedje Schafraad,
gewezen stads vroedvrouw, het verzoek behelzende, om als zoo
danig eenig pensioen uit de gemeentekas tc erlangen. Ter
visie, als voren.
18. Als boven, met betrekking tot de uitloting in 1867 van
obligatien ten laste der gemeente. Ter visie, als voren.
19. De Voorzitter brengt ter tafel, eene door B. en W. in
overleg met den distiiets-schoolopziener opgemaakte voordragt
ter benoeming van een hulponderwijzer op een der openbare
lagere scholen in deze gemeente op eene jaarwedde van 350,
op welke voordragt zijn geplaatst: W. Poortstra, W. A. Vcltraan,
en J. van Buuren, hulponderwijzers respectievelijk te Kiraswerd,
Oostermeer en Leeuwarden. Ter visie om in eene volgende
vergadering tot de benoeming over te gaan.
20. Dc Voorzitter het woord nemende, geeft ongeveer het
volgende te kennen: In de Raadvergadering van 4 Julijjl.werd
onder anderen besloten tot de oprigting eener burger dag- en
avondschool te openen den 1 Oct. a. st., terwijl B. en W. hier
mede in verband werden uitgenoodigd aan den Raad de noodige
voorstellen te doen over het gebouw, of de lokalen waar die
school op de geschikste wijze zou kunnen worden geplaatst, als
mede over hetgeen verder met de regeling daarvan in verband
staat. Voorgelicht door 't geen daaromtrent door de Commissie
ad hoc in haar betrekkelijk rapport aan de hand was gegeven,
begreep het Collegie van Dagelijksch Bestuur al aanstonds, dat
de van haar gevraagde voorstellen, immers wat de voor die
school aan tc wijzen lokaliteit betreft, meer dan waarschijnlijk
slechts van provisionelen aard konden zijn. Een in alle opzig-
ten voor de inrigting geschikt gebouw toch, bezit de gemeente
op dezen oogenblik niet, en daarin zou dus, althans voorloopig
door de benuttiging van de bestaande lokaliteit moeten worden
voorzien. Zoodanige lokalen meenden B. en W. gevonden te
hebben in die, waarin tot dusver de op te hellen burgerschool
voor jongens en teckenschool worden gehouden.
Aan de opening der burgerdag- en avondschool op 't door U
aangewezen tijdstip, zouden dus welligt gecne bezwaren in den
weg hebben gestaan, indien men bij tijds de zekerheid had
gehad, dat alsdan over het. ecrstgemeld lokaal kon worden beschikt,
met andere woordenwanneer men tijdig had geweten, dat tegen
de ophefling van de burgerschool voor jongens, gecne bedenkin
gen bij heeren Ged. Staten bestonden.
Dit laatste is nu evenwel het geval niet geweest. Eerst voor
weinige dagen heeft dat Collegie zijne zienswijze medegedeeld, en
't spreekt wel van zelf, dat toen de tijd reeds te ver was verstre
ken om aan Uw besluit de gewenschte uitvoering te geven. Het
Collegie van B. en W. vleit zich echter, binnen een niet al te
lang tijdsbestek aan de ontvangen opdragt te zullen kunnen vol
doen en wcnscht inmiddels te dien opzigte voor diligent te wor
den gehouden.
Ik stel mitsdien nameus B. en W. voor, dat de Raad besluite:
om met wijziging van zijn daaromtrent genomen besluit van den
4 Julij 1867 alsnog te bepalen, dat de burgerdag- eu avond
school alhier, op een nader aan te geven tijdstip in werking zal
worden gesteld en B. en W. voor diligent verklaard worden met
betrekking tot de bij dat besluit van hen gevraagde voorstellen."
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 26 September 1867.
155
De heer Verwijs zegt niets tegen dit voorstel te hebben dan
alleen de onbepaalde uitdrukking aangaande het tijdstip van in
werking bronging der bewuste school. Men zal, zijns inziens, al
tijd dien termijn dienen te fixeren en niet langer uittcstellen dan
tot lo. Nov. e. k.; intusschen zal men den tijd hebben dc oproeping
tc doen der sollicitanten voor het benoodigd onderwijzend personeel.
De heer JongSina ondersteunt het gevoelen van den heer Ver
wijs, niet zoo zeer om B. en W. aan banden te leggen als wel
om reden dergelijke termijns bepaling naar buiten werkt cn tot
rigtsuoer van de belanghebbenden kan strekken die kinderen op
die school wenschen tc zenden.
Dc Voorzitter zegt dat het Collegie niets tegen het bepalen
van een termijn zal hebben, maar hij moet toch in overweging
geven dat de door den heer Verwijs voorgestelde termijn wel
wat heel kort is tc noemen; de tijd die nog tot lo. Nov. zal
verloopen is zeer kort en hij zou vreezen dat men dan niet ge
reed zou kunnen zijn, vooral omdat men bij gemis van lokaliteit,
zich met tijdelijke lokalen zal moeten behelpen. Oordeelt de
Raad het stellen van een termijn dienstig, het is hem wel, doch
hij kan haast wel de verzekering geven dat men op lo. Nov.
daarmede niet gereed zal zijn.
De heer VerWflS erkent dat de door hem voorgedragen ter
mijn, misschien wel wat te kort is genomen, maar hij moet ob
serveren dat hij daarbij niet op het oog had eene gehcele in wer
king brenging van het aan die school te geven onderwijs, maar
wel eene gedeeltelijke. Hij wenscht de ingezetenen wier kinderen
in het gewone onderwijs deelen, geen ongerief te veroorzaken;
de teekenschool kan intusschen wel zoolang geschorst blijven.
Wanneer men nu overgaat tot de oproeping van sollicitanten naai
de te vervullen leeraars plaatsen, dan zal men met lo. Nov. heel
goed met het tecken-ondcrwijs kunnen aanvangen zoo mede met
sommige andere vakken, als geschiedenis, aardrijkskunde, een ge
deelte van het rekenen enz. Met het chemisch en physisch on
derwijs zal dit niet zoo kunnen omdat de daartoe noodige appa
raten niet aanwezig zijn. Ook te Zutphen is men op die wijze
te werk gegaan, en dit kan wel indien men maar zoo spoedig
mogelijk do sollicitanten oproept.
Dc Voorzitter vraagt of de heer Verwijs een bepaald voorstel
omtrent den te stellen termijn wil voordragen.
De heer Verwijs geeft te kennen dit te willen doen, evenwel
onder toevoeging van eene kleine restrictie: nl. dat de school
zoo niet geheel dan toch gedeeltelijk op het aangegeven tijdstip
in werking worde gebragt.
De Voorzitter zegt dat ook hij die restrictie zou willen.
De heer JongSina verklaart bij nader inzien toch wel eenig
bezwaar in het stellen van een termijn tc zien, vooral omdat,
naar hij vermeent, de regeling der schoolgelden dienaangaande
cenige belemmering zoude zijn. Hij komt daarom terug op de
ondersteuning van het voorstel des heeren Verwijs, en zegt het
alleen dan te zullen ondersteunen wanneer de voorsteller het in
dier voege wijzigt, dat 1 December als fatale termijn wordt
voorgesteld.
De heer Duparc zegt dat de bedenking van den heer Verwijs
ook bij hem was gerezen. De termijn van 1 Nov, komt hem
evenwel wat kort voor. Men moet niet vergeten dat dan in den
tijd van ruim eene maand alles moet plaats hebben: oproeping
van leeraren, aanbeveling door B. cn W. en benoeming door den
Raad. Ook meent hij te weten dat de verordening tot vaststel
ling der schoolgelden nog niet door den Koning is goedgekeurd,
zoodat, indien dit nog eenigen tijd zoo voortduurt, inoeijelijk
schoolgeld-heffing zal kunnen plaats hebben. Hij zou den heer
Verwijs dus wel wenschen in overweging te geven, den door hem
voorgestelden termijn eenigzins te verlengen.
De heer Verwijs wijzigt hierop zijn voorstel in zooverre dat
de termijn op lo. Dec. wordt voorgesteld.
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
Dc heer Bloembergen had in verband met het gesprokene
verwacht dat dc heer Verwijs nu zou voorstellen „lo. December
of op zoodanig vroeger tijdstip." Hij behoeft niet te zeggen dat
B. en W. het mogelijke zullen doen om de zaak in orde tc bren
gen in dc laatste dagen opgekomen zwarigheden van lokalen
aard waren oorzaken waardoor eene vertraging ontstond.
De heer Verwijs kan zich wel vereenigen met de door den
heer Bloembergen bedoelde wijziging, maar zou dan liever willen
stellen: „Uiterlijk tot lo. December."
Het voorstel in boven omschreven zin gewijzigd wordt alsnu
eenstemmig aangenomen.
21. Gelezen eene missive van het bestuur van het nieuwe
stads weeshuis alhier dd 23 Sept. 1867, no. 17, houdende in
zending van de bcgrooting der inkomsten en uitgaven van gemeld
gesticht voor 1868. Besloten deze begrooting ten fine van on
derzoek en rapport te stellen in handen eener Raads-Commissie
bestaande uit de heeren de Haan, Attema eu Oosterhoff.
22. Zijn ter tafel gebragt aanvragen ter bekoming van afschrij
ving op aanslagen ten kohiere der direccte belasting op het in
komen, ten behoeve dezer gemeente voor 1868 geheven, en wel
vanN. L. J. Bruinsma, J. Raeskiu en S. Bokma de Boer, ter
oorzake van het vestigen hunner woonplaats elders. In handen
van B. en W. ten fine van uitvoering.
23. Is gelezen een adres van M. W. Tulp en andere bewo
ners van de, nabij den zoogenaamden Spanjaarsdijk, nieuw verre
zen buurt, houdende verzoek dat daar ten plaatse gasverlichting
worde aangebragt. - Gerenvoijeerd naar B. en W. ten fine van
uitvoering.
24. Is gelezen een adres van mcj. R. Plaat, hoofdonderwij
zeres aan de fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen
alhier, houdende verzoek om wijzigingen in de verordening voor
die school aan te brengen, speciaal wat betreft de versterking
van bet hulponderwijzcnd personeel waaraan behoefte bestaat. In
handen van B. en W ten fine van berigt en raad.
25. Zijn ter tafel gebragt en gelezen een tweetal adressen,
als van M. Frauendorfï en anderen, bewoners van de buurt de
Olde galileën en van ecnigc heeren geneeskundigen in de gemeente,
beide betrekking hebbende op de herstelling van de, door de
amotie van de Verwersbrug afgebroken gemeenschap van gezegde
buurt met het centrum der gemeente, waarbij op de volvoering
van die herstelling wordt aangedrongen cn verzocht dat de Raad
de daartoe noodige gelden op de gemeente-begrooting voor 1868
aanbrenge. Gerenvoijeerd naar de Commissie van rapporteurs
uit de sectien, ten fine van behandeling voor zooveel te pas komt.
26. Zijn gelezen twee missives van de curatoren van het ste
delijk gymnasium alhier dd 24 Aug. en 14 Sept. jl. no. 527
en 529, betrekkelijk het blijven waarnemen der betrekking van
docent in wiskunde aan gezegde inrigting door den heer J. van
Belkum, leeraar aan de rijks hoogcrc burgerschool in deze ge
meente. Is, na gehoorde mededeeling van den Voorzitter, ter
zak» betrekkelijk besloten, goed te keuren dat aan den heer
J. van Belkum voorloopig het geven van onderwijs in de wis
kunde aan het stedelijk gymnasium blijve opgedragen.
27. Gelezen een schrijven van den lieer mr. J. Minnema
Buma, houdende kennisgeving dat hij de op hem uitgebragte
benoeming tot curator van het stedelijk gymnasium alhier aan
neemt. Aangenomen voor kennisgeving.
28. Bij monde van den heer Dr. Verwijs wordt namens de
Raadscommissie belast met de zaken betrekkelijk de uitvoering
van het onderwijs in de gymnastiek iu deze gemeente, uitgebragt
een te dier zake betrekkelijk ïapport. Ter visie om in eene
volgende vergadering te worden behandeld.
29. Bij monde van den heer Duparc wordt namens de Raads
commissie ad hoe, ter zake het onderzoek vau de suppletoire be
grooting der administratie-kosten voor de stads bank van leening
40