158
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 3 Oct. 18G7.
invordering, met de betrekkelijke meraorien van toelichting, alsnu
in haar geheel nader vast te stellen. Nadat besloten was tot
de onmiddellijke behandeling dezer aangelegenheid, is voorts
buiten omvraag en stemming overeenkomstig het hierboven om
schreven voorstel besloten en tevens, om daaraan vóór de resum
tie der notulen de gevorderde uitvoering te geven.
16. De Voorzitter deelt mede dat op den 28 Sept jl. de
aanbesteding heeft plaats gehad van het maken van muren in de
kavaleriestal en dat daarvan aannemer is geworden Daniel
Tiggelaar van Westendorp, voor ecne som van 961- Aan
genomen voor notificatie.
17. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren, tot
het houden eener bestotene vergadering worden gesloten, is daar
toe overgegaan en de openbare vergadering uit dien hoofde tijde
lijk opgeheven. Na het eindigen der beslotene vergadering
is de openbare heropend doch onmiddellijk daarop door den
Voorzitter gesloten, vermits gcene meerdere werkzaamheden aan
de orde waren.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 10 October 1867.
159
VERSLAG van het verhandelde ter vergadering van den
gemeenteraad van Leeuwarden, gehouden op Don
derdag den 10 October 1867.
Tegenwoordig 19 leden, zijnde de heeren mr. E. Attcma en
dr. E. Verwijs afwezig. Voorzitter de heer D. Zeper, die na de
opening der vergadering op het daarvoor bepaalde tijdstip, der
vergadering in kennis stelt met het door den heer Rengers ge
nomen besluit om de ten tweedenmale op hem uitgebragte be
noeming tot Wethouder aaD te nemen, tengevolge waarvan de
heer Rengers dan ook reeds zijne plaats als Wethouder heeft
ingenomen. De Voorzitter wenscht hem van harte toe die betrek
king een lange reeks van jaren te mogen bekleeden met ijver
en kracht en onder voortdurend genot eener goede gezondheid,
opdat hij zijne talenten moge aanwenden ten nutte dezer ge
meente en tot steun van het collegie van dagelijksch bestuur.
De Voorzitter deelt voorts mede de ontvangst van een schrij
ven van den heer rar. Attema behelzende het berigt dat hij door
ongesteldheid verhinderd i3 ter vergadering te komen en van den
heer dr. Verwijs, waarin deze te kennen geeft door ambtsbezig
heden belet te worden deze zitting bij te wonen.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 3 Oct. jl. gehoudene buitengewone vergadering.
2. Aan de orde is de behandeling van het rapport van de
Commissie van rapporteurs der sectien van den gemeenteraad
omtrent het onderzoek der gemeente-rekening over 1866.
De Raad zich met de conclusie van dit rapport vereenigende,
besluit buiten beraadslaging eenstemmig: lo. Vast te stellen het
hierbij overeenkomstig art. 220 der gemeentewet overgelegd ont-
werp-besluit, luidende als volgt
De Raad der gemeente Leeuwarden, gezien er. onderzocht
hebbende de rekening van den ontvanger dier gemeente, den
heer Jan David Simon, voor de dienst van 1866.
Gelet dat die rekening i3 gesteld overeenkomstig de des
wege bestaande verordeningen en gegeven voorschriften en voor
zien is van de vereischt wordende verificatoire stukken en bescheiden.
Overwegende dat al de plaatsgehad hebbende ontvangsten en
al de gedane uitgaven in de rekening zijn verantwoord en op
genomen.
Overwegende dat tot verdere ophelderingen dan die welke
bij de rekening zelve op sommige posten zijn gegeven, omtrent
eenig artikel, zoo min van ontvang als uitgaaf, iets behoeft te
worden aangemerkt.
Stelt deze rekeniug voorloopig vast in buitengewonen en ge
wonen ontvang op eene som van vier honderd zes en veertig
duizend een honderd achttien gulden en achttien cent/416,118.18.
In gewone en buitengewone uitgaaf op vier honderd en acht
duizend acht en zeventig gulden en vijf en tachtig cent 408,078.85.
En alzoo met een voordeelig slot van acht en dertig duizend
negen en dertig gulden en drie en dertig cents ƒ38,039.33.
2o. Aan B. en W. 's ltaads dank te betuigen voor hun getrouw
en nauwkeurig gevoerd beheer. Wordt opgemerkt dat het Col
legie van dagelijksch bestuur zich heeft onthouden van de mede
werking tot het vast stellen van dit besluit.
3. Aan de orde is de behandeling van het rapport der Com
missie belast met het onderzoek van de begrooting voor de dienst
der brandweer 1868. De vergadering zich met de conclusie
van dit rapport vereenigende besluit dien overcenkomig
De begrooting voor de dienst der brandweer in deze gemeente
voor het dienstjaar 1868, goed te keuren tot het aangevraagt
bedrag van 5271. Wijders is besloten aan dit besluit vóór de
resumtie der notulen de vereischte uitvoering te geven.
4. Aan de orde is de uitloting van drie aandeelen der in
1859 ten behoeve van de gemeente aangegane geldleening, oor
spronkelijk groot f 78000 naar 5%. Daartoe overgegaan zijnde,
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant.
blijkt dat door het lot ter aflossing zijn aangewezen de aandeelen
nos 59. 31 en 65.
5. Wordt overgegaan tot de benoeming van een lid der plaatselij
ken schoolcommissie alhier, ter vervulling van de vacature in die
Commissie ontstaan door het aan jr. mr. C. J. Speelman op zijn
daartoe gedaan verzoek, verleend eervol ontslag.
Uit de plaats gevonden stemming blijkt dat van de 19 uitge
brachte stemmen waren uitgebragt op den heer Pieter Hajonides
van der Meulen 13, op den heer mr. Auke Bloembergen 3 en
op den heer jr. mr. Idsert Erans van Humalda van Eijsir.ga 2 stem
men, terwijl één briefje in blanco was gelaten, weshalve de heer
P. H. van der Meulen, de volstrekte meerderheid van steramen
op zich vereenigd hebbende, tot lid der plaatselijke schoolcom
missie alhier is verkozen en benoemd. Zullende aan dit besluit
vóór de resumtie der notulen uitvoerig worden gegeven.
6. Voorstel van B. en W. betrekkelijk het aanbrengen in
eenige vertrekken van het gemeentehuis der vereischte toestellen
voor de verlichting door middel van gas.
De heer Gorter kan zich met dit voorstel voor het oogeublik
niet vereenigen wanneer hij nagaat welke belangrijke sommen
nog in dit jaar door de gemeente aan gemeente-werken en in-
rigtingen moeten worden ten koste gelegd, en in aanmerking
neemt dat van de ƒ10000 voor aflossing van sehuld op de be
grooting voor 1867 aangebragt, slechts 3000, zoo even ter aflos
sing beschikbaar is gesteld, dan kan hij er niet toe komen om
zijne goedkeurende stem aan dit voorstel te geven. Spr. wenscht
alvorens tot die uitgaaf te besluiten eerst de begrooting voor
1868 te behandelen, opdat het hem blijke dat tot die uitgaaf
kan worden besloten. Hij acht het aanbrengen der beoogde toe
stellen in tijd van vervolg wel nuttig, doch oordeelt de daaraan
verknochte uitgaaf voor het oogenblik ongeraden.
De heer Bloembergen wenscht den heer Gorter op te merken
dat hij zich vergist in zijne bewering als zoude op de gemeente-
begrooting voor 1867 eene som van J 10,000 voor uitloting zijn
aangebragt; dit is eene dwaling, want voor die aflossing is
slechts ƒ3000 uitgetrokken, vooral ook omdat op diezelfde be
grooting eene som van f 13,000 is aangewezen tot delging van
eene tijdelijk gedane geldleening en dat daartoe is gebezigd een
kapitaal 't welk anders tot de gewone aflossing zou hebben ge
strekt in het geheel is dus in dit jaar ƒ16.000 ter aflossing
aangewezen.
De heer Gorter zegt dat het mogelijk is dat hier vergissing
bestaat, maar dat het exemplaar der begrooting in zijn bezit, eene
aflossing ad 10,000 aanwijst.
De heer Bloembergen merkt op dat de heer Gorter slechts
het ontwerp en niet de op dat punt gewijzigde originele begroo
ting heeft geraadpleegd.
De Voorzitter moet nog ten aanzien van de zaak zelve te
kennen geven dat er werkelijk behoefte bestaat tot het aanbren
gen der bewuste toestellen in de daarvoor bestemde vertrekken.
Reeds sints lang bestond die behoefte, en sedert geruimen tijd
had de voorgestelde verbetering tot stand moeten zijn gekomen,
maar het was juist de mingunstige finantiële toestand die daar
van terughield. Nu cvemvel kan de bestaande, zeer gebrekkige
verlichting met olielampen niet langer bestendigd wordenwant
die lampen zijn versleten en zouden door andere vervangen moe
ten worden, indien men mogt difficulteren in het aanbrengen van
gasverlichting in de bewuste lokalen. Men heeft er zich van
kunnen overtuigen hoe gebrekkig in die vertrekken, waarvan
veelvuldig door Commissien enz. gebruik wordt gemaakt, de be
staande verlichting is, en men dwaalt derhalve zeer wanneer men
van meening is dat de voorgestelde maatregel enkel verfraaijing
ten doel heeft. Het le lid der conclusie van het ondenver-
pelijk voorstel is hierop in rondvraag gebragt en aangenomen
41