GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag H November 18B7.
is opgenomen, zon zijn eene premature daad. Is toch die ver
ordening vastgesteld, dan zal mcr. haar natuurlijk in werking
willen doen treden. En dit laatste nu kan zijns inziens niet ge
schieden omdat er nog niet is een formeel besluit tot heffing van
schoolgelden, veel minder ccne koninklijke goedkeuring van zoo
danig besluit. Dat van 23 Mei waarbij dat schoolgeld is gere
geld, is slcehts een principieel besluit, meer niet. De Raad heeft
dit trouwens zelf ook ingezien door de bij het 3e lid sub a van
dat besluit aan B. en W. gedane uitnoodiging een ontwerp-be-
sluit tot heffing der schoolgelden en eene verordening tot invor
dering daarvan in te dienen. De vas tel ling van een en ander
behoort aan die der ondcrwcrpclijke verordening vooraf tc gaan.
Wat zal het nu baten deze verordening te maken, zonder dat
ook de andere er zijn? Hij draagt mitsdien de volgende motie
voorlo. De behandeling dezer zaak uit te stellen tot dat 's
Konings goedkeuring zal zijn verkregen op het besluit tot hef
fingder schoolgelden aan de school voor lager en meer uitgebreid lager
onderwijs voor jongens, dat alsnog door den Raad moet worden vast
gesteld. 2o. B. en W. uit te noodigen het ontwerp van zooda
nig besluit en van de verordening tot invordering der school
gelden, overeenkomstig het 3c lid sub a van het Raadsbesluit
van 23 Mei jl. no, 0, ten spoedigste in te dienen.
De heer Bloembergen merkt op dat het hem voorkomt dat
de motie tc weinig grond heeft om aangenomen te worden. Men
handelt bier evenals vroeger met andere schoolreglementen is ge
handeld. Door heeren Ged. Staten is bovendien aangedrongen
dat omtrent deze school een reglement zou worden gemaakt. IIoc
zullen Ged. Staten ook kunnen adviseren op het voortedragen
lieffingsbesluit, bij mangel van een reglement voor die school?
Spr. herinnert zich nog zeer goed dat indertijd opzigtens de tus-
schenschool lc klasse, door hun Collcgie gcdificulteerd werd,
het voorgedragen lieffingsbesluit voor die school bij de hooge
regecring te ondersteunen, om reden men onbekend was met den
omvang van liet daar tc geven onderwijs. Spr. erkent dat het
beter ware geweest wanneer dat hcftingsbesluit te gelijk met deze
verordening ter overweging en vaststelling ware aangeboden, doch
de Commissie was, door het ontstaan van wijziging in de school
gelden, in het idee gebragt dat cenigc verandering in den omvang
van het tc verstrekken onderwijs wenschelijk ware. Terwijl nu
die bedenkingen bij dc Commissie waren gerezen en het Collcgie
van B. en W. daarvan was gesaississeerd, zal men moeten erken
nen dat men dc zaak wel cenigzins zou vooruit loopen met de
voord ragt aangaande de tc heffen schoolgelden aan te bieden.
Is eens de vei ordening voor de school gereed, dan kost het wei
nig moeite om het lieffingsbesluit, met aanwending van ceiigen
aandrang, spoedig goedgekeurd te krijgen. Het is op dien grond
dat Spr. eerst dc verordening wenseht vastgesteld te zien.
De lieer Dupai'C is door hetgeen dc heer Bloembergen heeft aan
gevoerd, niet overtuigd geworden dat hij zou dwalen. Ware op dit
oogenblik nier ter tafel een besluit tot uitvoering van dat van 23
Mei dan zon het beweerde van den geachtcn Spr. kunnen opgaan,
maar daarvan is hier nu geenc sprake. Hij zou misschien nog
niet tot zijn voorstel zijn overgegaan indien hij in liet ontwerp
een artikel bad aangetroffen, waarbij de invoering der verordening
werd bepaald nadat 's Konings goedkeuring op het hcftingsbesluit
zal zijn bekomen. Spr. herinnert voorts aan het onlangs gebeurde
met de verordeningen voor de burgerdag- en avondschool, die
althans tegelijk met het lieffingsbesluit werden voorgesteld en
vastgesteld en wier tijdstip van invoering op een van hooger
autoriteit ontvangen wenk later cxpresselijk moest worden ver
lengd in afwachting van de goedkeuring door den Koning van
het besluit tot heffing der schoolgelden.
De heer Bloembergen zegt, dat het wel van zelf spreekt dat
zoolang de heffing niet is goedgekeurd men er gcene uitvoering
aan zal kunnen geven, maar dat belet nog niet diit men het
reglement niet vooraf vaststclle. 't Is vroeger steeds zoo gebeurd,
altijd werd het schoolreglement eerst ter vaststelling aangeboden.
Wil men aan het slot ccne bepaling toevoegen dat dc verorde
ning eerst uitvoering zal kunnen erlangen wanneer de hooge
regeering het lieffingsbesluit heeft goedgekeurd, het is Spr. wel,
maar hij moet er op blijven aandringen dat het noodig is dat
allereerst de verordening tot stand kome ten einde te weten op
welke wijze het onderwijs in die school zal geregeld worden.
De heer Bruinsma zegt de schoolverordeningen voor zich tc
hebben en dat hem daaruit blijkt dat de heffingsbesluiten niet
voorafgaande aan de gewone schoolverordeningen zijn vastgesteld.
Zóó werd steeds vroeger gehandeld, doch die wijze van handelen
is niet imperatief. Hij zal zich tegen de motie verklaren.
De Dnparc heeft ook dc verordeningen van 1861 waarop ge
wezen is, voor zich liggen, maar tot die verordeningen heeft hij
niet medegewerkt en in ieder geval is hij van gevoelen, dat, al is
men toen minder regelmatig tc werk gegaan, dit niet noodzaakt
om thans hetzelfde te doen nadat men op de zaak is attent ge
maakt. Men verlieze niet uit het oog dat het hier geene straf
verordening geldt waaromtrent dc wet het tijdstip van in wer
king treding regelt.
De heer Bloembergen wijst ten betooge van het door hem
aangevoerde, op verschillende data's van vaststelling van veror
deningen en besluiten tot heffing, waaruit blijkt dat onder die
verordeningen worden aangetroffen nntórieur aan de betrekkelijke
heffingbesluiten. Wil men dc tegenwoordige verordening aan
vullen met eene bepaling omtrent liet tijdstip van iu werking
treding, men doe het.
De heer Duparc verklaart zich gaarne bereid zijne motie in
dien zin te wijzigen, dat dc behandeling der voord ragt slechts
worde uitgesteld tot dc ontvangst van de ontwerpen, wier in
diening bij het besluit van 23 Mei jl. aan B. en W. is opge
dragen. Den heer Bruinsma antwoordt Spr. nog, dat de bepaling
„Het schoolgeld bedraagt enz." volgens den wetgevenden stijl niet
anders dan imperatief kan worden opgevat. Hij wijzigt ten slotte
zijne motie, als volgt
lo. De behandeling der zaak uit te stellen tot dat door B.
en W zullen zijn ingediend dc ontwerpen bedoeld bij het 3e lid
sub a van het Raadsbesluit van 23 Mei jl. 2o. B. en W. uit
tc noodigen die ontwerpen ten spoedigste in te dienen.
De motie van den heer Du pare zooals die is gewijzigd, wordt hierop
in rondvraag gebragt en verworpen met IC tegen 2 stemmen
(die van de heeren Duparc en van Sloterdijck.)
De heer Wiersma zegt dat hij zich met de motie van zoo
even niet geheel heeft kunnen vereenigen en ze daarom hielp af
stemmen, maar dat het zijns inziens toch wel zeer de overweging
verdient om de behandeling der zaak voor het oogenblik uit te
te stellen en ze aan tc houden tot eene volgende vergadering
hetgeen hij voorstelt. Dit voorstel wordt bij acclamatie aan
genomen.
15. Is gelezen eene missive van de voogden der stads armekamer
alhier dd. 20 Oct. jl. no. 704-4/7, houdende inzending een er lijst
van aanbeveling van een drietal personen voor iedere vacature
welke op den 1 -Jan. 1868 zal ontstaan door dc periodieke af
treding van de voogden, dc heeren E. Wijbrandi en lt. Reijnders,
bestaande wat de eerste vacature aangaat uit de hh. rar. Jan
Minrema Buma, Cornelis Noó cti Eeddo Havcrschmidt, en wat
dc tweede vacature betreft uit de hh. mr. Ticte van Hettinga
Tromp, Samuel Draisma van Valkenburg en Horatius Albania Sz.
Ter visie, om in eene volgende vergadering tot dc benoeming
over te gaan.
16. Mede is gelezen eene missive van de commissie van toe-
zigt over bet stads werkhuis te Leeuwarden, dd. 31 Oct. 1867,
no. 186, houdende inzending eencr aanbevelingslijst van twee
personen voor iedere vacature welke op den 1 Jan. 1868, zal ont-
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 11 cn Maandag IS November 1867.
179
staan door de gewone aftreding van de heeren Gerard dc Chateau
en Reitze Attema; bestaande voor dc eerstgenoemde vacature uit
dc lib. Gerard de Chateau en Georg Langcmeijcren voor de
laatstgcmelde vacature uit de hh. Reitze Attema en Egbertus
Wijbrandi. Welke lijst van aanbeveling ingevolge art. 5 van het
reglement op het bestuur van het stads werkhuis te Leeuwarden,
door B. en W. is aangevuld met de volgende dubbeltallen voor
dc eerste vacature de hh. Johannes Hcnricus Gerhardus Jansen cn
Franciscus Johannes van Eijndhoven, en voor de 2c vacature, dc
hh. Didericus Habbema cn Reiüder Reijnders. Ter visie als voren.
17. Is ter tafel gebragt en ten fine van berigt en raad in
handen van B. en W. gesteld een adres van den heer T. M. W.
E. baron Collot d'Escury, het verzoek bevattende om hem op
billijke, nader overeen te komen voorwaarden, een zeker gedeelte
gronds tc verstrekken cn wel ten noorden van de bestaande stads
gracht en ten oosten van dc nu voltooide burgerschool, ten einde
hem de gelegenheid tc verschaffen daarop een huis te bouwen.
18. Is gelezen eene missive van dc voogden der stads armen-
kamcr alhier, dd. 12 Nov. 1867, no. 7077a, het verzoek bevat
tende om andermaal diligent tc mogen worden verklaard opzig
tens dc indiening der bcgrooting hunner administratie voor het
dienstjaar 1868.
De Voorzitter stelt voor: lo. om dit verzoek van de voogden
onmiddellijk in behandeling te nemen2o. heeren voogden voor
noemd, op hunne daartoe gedane aanvraag diligent te verklaren,
wat aangaat de inzending der begrooting hunner administratie
voor het dienstjaar 1868, en dit wel vóór of op den 15 Dec. 1867.
Hiertoe wordt huiten beraadslaging en omvraag eenstemmig
besloten, zullende aan dit besluit vóór de resumtie der notulen
uitvoering gegeven worden.
19. De Voorzitter doet mededeeling van de ontvangst van
de volgende voor den Raad ingekomen stukken als a eene re
solutie van heeren Ged. Staten dd. 31 Oct. 1867, r.o. 6, hou
dende goedkeuring van het raadsbesluit van 24 October bevorens
no> Vioo tot onderhandsche verhuring van het huis letter I. no.
35, op den Ecwal alhier; b. eene resolutie van dat collegie, dd.
1 Nov. 1867, no. 2, houdende goedkeuring van het raadsbesluit
dd. 10. Oct. bevorens, no. V,0o» tot onderhandsche verhuring aan
R. G. Wartena, van dc, aan dc gemeente tocbehoorende zathc en
landen, grootendecls gelegen aan deu Cambuursterdijk achter Ca in
huur voor den tijd van 7 jaren c de bij resolutie van heeren
Ged. Staten dd. 1 Nov. 1867 r.o. 8. goedgekeurde raadsbeslui
ten van 24 Oct. jl. no. 2/32, tot het doen van af- en overschrij
vingen van- cn op sommige posten der gemecntc-bcgrooting voor
het dienstjaar 1867 enz. en cl eene resolutie van vaakgcmcld
Collcgie dd. 7 Nov. jl. no. 1daarbij ter uitvoering toezendende
een extract uit Zr. Ms. besluit van den 28 Oct. 1867, no. 55,
waarbij worden goedgekeurd dc verordeningen op de heffing van
het schoolgeld voor onderwijs aan a dc burgerdagschool en b
de burgeravondschool in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij
raadsbesluit van 3 Oct. 1S67. Aangenomen voor notificatie.
20. De Voorzitter deelt voorts mede dat op den 2 Nov. jl.
heeft plaats gehad de verhuring van de zathc cn landen gelegen
op het Nicuwland onder Leeuwarden, de Magere Weide genaamd,
waarvan bij tcrugtasting huurder is geworden, Theunis Hotzes
Picrsma landbouwer wonende te Oldeboorn, voor een jaarlijkschen
huurprijs van ƒ2960. Voorts dat bij dc aanbesteding, gehouden
op den 9 Nov. jl. de schrijf- cn kantoorbehoeften gedurende dc
jaren 18681870 zijn aangenomen door den heer Info NautaAndreae,
mot 26 pCt. beneden het tarief en de bindwerken over hetzelfde
tijdvak, door Ilartog Rozenberg Jacobsz, met 26 pCt. beneden het
tarief. Aaugcnomen voor notificatie.
21. Bij monde van den heer Hommes wordt namens de be
trokken Raadscommissie rapport uitgebragt omtrent het aan haar
opgedragen onderzoek van dc begrooting der dd. schutterij alhier
Bijvoegsel tot de Provinciale Friescue Courant.
voor het dienstjaar 1868, welk rapport ter visie van de leden
wordt gelegd, om daaromtrent in eene volgende vergadering een
besluit te nemen.
22. Bij monde van den heer Bloembergen wordt na
mens de betrokken Raadscommissie rapport uitgebragt omtrent
het aan haar opgedragen onderzoek van de bcgrooting van ad
ministratiekosten voor de stadsbank van leening te Leeuwarden,
voor het dienstjaar 1868. Ter visie alsvorcn.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
VERSLAG van het verhandelde ter buitengewone vergadering
van den Gemeenteraad van Leeuwarden, gehou
den op Maandag den 18 November 1867.
Aanvankelijk 16 later 17 leden tegenwoordig; afwezig dc heeren
G. O. Gorter, K. Tigler Wijbrandi, Z. S. de Haan en Mr.J. L.
van Sloterdijck. Voorzitter de heer D. Zeper die, na opening
der vergadering, mededeeling doet dat de heer de Haan hem
schriftelijk kennis heeft gegeven door ambsbezigheden verhinderd
te zijn de vergadering bij tc wonen en voorts dat de heer van
Sloterdijck hem bij monde tc kennen gaf gelijke beletselen te
hebben om ter vergadering tegenwoordig tc zijn.
1. Is gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens dc op 14 November jl. gohoudene vergadering.
2. De Voorzitter wenseht alvorens tot dc behandeling v<m
het op den oproepingsbrief omschreven punt over te gaan, ccne
kleine mededeeling te doen, opdat de zaak die het geldt, in de
volgende vergadering zou kunnen worden afgedaan. Daartoe
wordt besloten. Hierop wordt ter tafel gebragt cn gelezen eene
missive vau dc plaatselijke schoolcommissie alhier, dd 14 Nov.
1867, no. 3117, houdende aanbeveling van personen, ter vervul
ling van de vacatures die met het einde dezes jaars in gezegde
Commissie zullen ontstaan tengevolge van dc periodieke aftreding
van de heeren Dr. J. G. Ottcma cn P. II. van der Meulen.
Aanbevolen worden voor de eerstbedoelde vacature, de heeren
Dr. J. G. Oltema, Mr. A. Bloembergen cn C. Tigler Wijbrandi;
voor de laatstgcmelde vacature de heer P. II. van der Meulen,
Jr. Mr, I. F. van Humalda van Eijsinga cn M. B. Vos.Ter visie
om in eene volgende vergadering tot de benoeming over te gaan.
3. Aan de orde is alsnu de behandeling der ontwerp-bcgrooting
der inkomsten cn uitgaven van de gemeente Leeuwarden, voor
dc dienst van 1868. Overeenkomstig het daartoe door den
Voorzitter gedane voorstel wordt besloten dat de inhoud van het
rapport der Commissie van rapporteurs door een der rapporteurs
cn die van de memorie van beantwoording van dat rappori van
B. en W., door den Wethouder Bloembergen telkens bij de be
trekkelijke punten, kenbaar zal worden gemaakt.
Dc heer Joilgsma deelt hierop der vergadering mede dat de
heer Buma door de Commissie als rapporteur is benoemd.
De Voorzitter opent hierop dc beraadslagingen over de ont-
werp-begrooting in het algemeen. Niemand der leden daarover
het woord verlangende te voeren, wordt overgegaan tot de behan
deling der voorgedragen uitgaven.
Hoofdst. 1 afd. I artt. 14 worden achtereenvolgend onver
anderd aangenomen.
Art. 5. Jaarwedde van den commissaris van politie.
De Voorzitter neemt, naar aanieiding van de opmeiking der
Commisssie van rapporteurs, ten opziglc van dit art. gemaakt
en speciaal betreffende de in 'toog der Commissie minder goede,
en niet genoegzaam gestrenge handhaving der politic-verordenin
gen, het woord cu zegt ongeveer
Ik kan niet met stilzwijgen de hier gemaakte opmerking van
dc Commissie van rapporteurs voorbijgaan omdat het mij voor
komt dat zij, ondanks de daarbij uitgedrukte beleefdheid jegens
den Burgemeester, als hoofd der politic, tegen deze moet zijn
gerigt cn minder legen het Collcgie van B. cn W. dat haar dan
46