KaHlM
316
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1867.
bij volstrekte noodzakelijkheid worden verstrekt en overigens de
ouderstand daar beneden blijven, zooveel als dc omstandigheden
bet zullen toelaten. Art. 3 Ligchaamsgcbrck dat tot arbeid
geheel ongeschikt maakt, wordt voor de toekenning van onder
stand met ziekte gelijk gesteld. Bij gedeeltelijke ongeschiktheid
tot arbeid, wordt het bedrag van den onderstand gerekend naai
de meerdere of mindere ongeschiktheid tusschen hetgeen in gezon
den toestand en bij ziekte wordt verstrekt.
3. Voorstel van B. en W. aangaande een adres van de hoofd
onderwijzeres aan de fransche dag- en kostschool voor jonge juf
vrouwen alhier, houdende verzoek om vermeerdering van het per
soneel der hulponderwijzeressen aan die inrigting, luidende de
conclusie van dat voorstel als volgt
Aan mej. R. Plaat, hoofdonderwijzeres aan de fransche dag
en kostschool voor jonge jujvrouwen alhier, in antwoord op haar
ongedateerd doch den 26 Sept. 1867 ingekomen adres te kennen
te geven, dat de Raad het daarbij gedaan verzoek, zooals het is
liggende, niet voor inwilliging vatbaar acht, doch genegen is
vermeerdering van hulppersoneel toe te staan, indien zulks voor
den bloei der onder haar bestuur staande inrigting wenschelijk
wordt geoordeeld, mits de kosten die daarvan het gevolg zullen
zijn door adressante worden gedragen.
Dc heer Verwijs zegt zich met het voorstel zoo als het daar
ligt niet te kunnen vereenigen, omdat men op die wijze niet veel
verder komt. Men erkent daarin, dat cenc vermeerdering van
hulppersoneel noodig is, doch men maakt zwarigheid om de kos
ten daaraan verknocht te dragen. Dit strijdt met elkander en ook
Spr. is van eene andere zienswijze dan het Collegio van dage-
lijksch bestuur. IIij wil wel niet dat de gemeente voor het geheel
in dc bezoldiging eener derde hulponderwijzeres voorziet, maar
hij zou wenschen, dat dc hoofdonderwijzeres ter bestrijding daar
van eenig subsidie van den kant der gemeente genoot. Wan
neer nu aan adressante eene beschikking in dien zin gegeven
werd dan zou de gemeente bovendien opzigtei)9 de benoeming van
de te plaatsen hulponderwijzeres, zoo als men dit noemt, het
hecht in de handen hebben, dan wordt de adressante genood
zaakt tot de beoogde vermeerdering van hulppersoneel over tc
gaan, anderzins blijft zij nog vrij en gaat daartoe al of niet over,
naar willekeur. Hij zou daarom voorstellen aan de adressante
ten bedoelden einde eene subsidie toe te staan van 100.
De heer Gorter kan zich zeer wel met liet denkbeeld van den
vorigen Spr. vereenigende gemeente zal op die wijze de magt
iu handen houden wat de benoeming aangaat. Voor 't overige
zal 't, naar Spr.'s oordeel tot verbetering van het onderwijs op
die school kunnen leiden.
Dc heer Bloembergen wil niet ontkennen, dat er in de ziens
wijze van den heer Verwijs niet iets goeds zou zijn gelegen en
hij zou er niet tegen hebben, dat de vergadering tot een besluit
in dien zin kwam, mits dit dan in een andoren vorm werd gego
tenvolgens de verordening regelende de bezoldiging van de
hoofd- en hulponderwijzers toch wordt de bezoldiging van liet
hulponderwijzend personeel door den Raad vastgesteld, ook onge
acht, wat hier het geval is, wanneer de hoofdonderwijzeres daartoe
bijdraagt. Er kan dus in dezen geen sprake van subsidie van
gemeentewege zijn, maar wel van eene door den Raad vastgestelde
bezoldiging waartoe de hoofdonderwijzeres het hare bijdraagt.
De heer Attema verklaart, dat de door den vorigen Spr.
geopperde bedenking de zijne ismen hebbe zich dan ook enkel
de vraag voor te stellen of eene verstrekking van zoodanig sub
sidie wel met de wet bestaanbaar is te achten. Naar de wet
regelende het lager onderwijs, worden de jaarwedden van de
onderwijzers door de gemeentebesturen geregeld het gaat dus
naar zijne mecning niet op, dat men subsidien verleent om daar
uit de tractementen te hoeden. Wat de zaak zelf betreft, Spr.
is niet voor het denkbeeld vari den heer Verwijs en meer gene
gen om het voorstel van B. cn W. te ondersteunen omdat daar
mede de zaak op een meer zuiver standpunt blijft. Volgens de
bestaande verordening ten behoeve van de inrigiing die het hier
geldt, behoort dc gemeente te voorzien in de benoeming en bezol
diging van twee hulponderwijzeressende hoofdonderwijzeres
erlangt dat personeel van wege de gemeente en deze voldoet
derhalve aan hare verpligting; vordert nu die school door meer
deren bloei, meer hulppersoneel dan vordert het eigenbelang van
de hoofdonderwijzeres, dat daarin worde voorzien, maar ten haren
koste; het eigenbelang is hier weder de raoteur voor het verzoek,
billijk is het, dat ook dat belang in de kosten voorzie.
De heer DuparC gelooft, dat ook de som var; ƒ100 bezwaar
geeft, met het oog op dc wet. Volgens het bepaalde in art. 19
der wet op het lager onderwijs, bedraagt het minimum der jaar
wedde van den hulponderwijzer ƒ200. Gaat de Gemeenteraad
dus over tot eene aanstelling, dan zal in ieder geval die som
als belooning moeten worden vastgesteld.
l)c heer Bloembergen geeft in antwoord hierop te kennen,
dat bij de verordening tot bepaling van de bezoldiging der
hoofd- eti hulponderwijzers cn onderwijzeressen, opzigtens dc
fransche dag- en kostschool voor jonge jufvrouwen, de jaarwed
den van dc hulponderwijzeressen zijn vastgesteld op 500 a
ƒ300 onder verpligting van de hoofdonderwijzeres ora tot die
jaarwedde bij tc dragen respectivelijk 200 a ƒ150. Daaruit
blijkt dus dat de gemeente voor de 2e hulponderwijzeres ook
niet meer dan ƒ100 betaalt. Spr. meent dus dat het uit dien
hoofde even goed zal kunnen opgaan wanneer de gemeente in
dezen voor eene derde hulponderwijzeres insgelijks ƒ100 be
schikbaar stelt, onder verpligting van de hoofdonderwijzeres om
in het overige te voorzien, en is het voorstel van den heer Ver
wijs naar zijn oordeel zeer wel verdedigbaar. Het komt hem
voor dat daar waar de gemeente benoemt zij ook betrokken moet
zijn bij de bezoldiging.
De heer Verwijs wijzigt naar aanleiding van het gesprokene
zijn voorstel in dezer voege „Aan de hoofdonderwijzeres der
fransche dag- en kostschool voor meisjes te kennen te geven,
dat de vermeerdering van hulppersoneel wordt toegestaan en dat
eene derde hulpondeiwijzeres zal worden benoemd op eene be
zoldiging van /"300, van welke som ƒ200 door de hoofdonder
wijzeres zal worden betaald.
De heer Brninsma had aanvankelijk het voornemen om het
voorstel van het dagelijksch bestuur te ondersteunen. Uit over
weging evenwel dat het belang der school de beoogde vermeer
dering van personeel dringend vordert cn dat er bij aanneming
van dat voorstel wel kans bestaut dat van die vermeerdering
niets zal komen, zal hij zich bij liet voorstel van den heer Ver
wijs voegen.
Dc lieer Verwijs moet nog opmerken dat de vreemde hulp
waarvan is gewaagd, reeds feitelijk bestaater is eene 3c se
condante belast met het onderrigt in het cngclsch, reeds aanwe
zig, Met de voorgestelde wijziging blijft de zaak geheel gelijk,
behalve dat dan de benoeming door den Raad geschiedt.
De lieer Bloembergen heeft op het voorstel van den heer
Verwijs deze bedenking, nl. dat het nu al te bepaald is. l)e
hoofdonderwijzeres is in der tijd benoemd onder zekere voor
waarden of verpligtingcn harer zijds omtrent de aan haar toe te
voegen hulponderwijzeressen. Blijkt nu evenwel nader de wen-
schelijkheid tot vermeerdering van het hulppersoneel, dan komt
het hom voor dat dit. met de onderwijzeres geregeld wordende,
meer een punt van overeenkomst moet zijn, en dat niet zoo be
paald tot de benoeming van eene 3e hulponderwijzeres wordt
besloten.
De heer Jongsma is van oordeel dat het amendement van
den heer Vrrwijs, eigenlijk geen amendement op het voorstel
van B. en W. kan hccten, maar meer is een »p zich zelf staand
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1867.
217
voorstel, door hetwelk de zaak op een geheel ander standpuut
wordt gebragt. Dit zoo raauwelijks dadelijk te behandelen acht
hij onraadzaam en meent hij dat het beter zal zijn de behande
ling dezer zaak aan te houden, vooral ook omdat hij wel tot
het denkbeeld van den heer Bloembergen overhelt dal het hier
meer schijnt tc zijn eene soort van overeenkomstdit nu zoo
zijnde is het misschien wenschelijk dat B. en W. zich intus9ehcn
nog met de betrokken persoon in betrekking stellen. Spr. geeft
derhalve in overweging om de behandeling uit te stellen.
De heer Wiersma is van gelijke zienswijze, maar hij wcnscht
er nog iets bij te voegen. Hij gelooft nl. dat het voorstel van
den heer Verwijs, als zijnde niet als een amendement op het
voorstel van B. en W. te beschouwen, eerst dan in behandeling
kan komen wanneer het voorstel van B. en W. mogt zijn afge
stemd. Verdere onderhandeling zou dan welligt overbodig wor
den. In elk geval moet het lot van het laatstbedoeld voorstel
alvorens beslist zijn.
De heer Verwijs, het gevoelen van de voorgaande Sprs. be
amende zegt dat zijn voorstel volstrekt niet als een amendement
op de conclusie van B. en W. is aan te nierken.
Dc heer Jongsma zegt zich misschien ecnigzins onjuist uitge
drukt te hebben ook zijne bedoeling was het om niet de ge-
hecle zaak, maar het voorstel vau den heer Verwijs aan te houden.
Het boven omschreven voorstel van B. cn W. wordt alsnu in
rondvraag gebragt cn aangenomen met 10 tegen S steramen (die
van de hoeren Bruinsma, Gorter, Hommes, Plantenga, de Haan,
de With, Du pare en Verwijs.)
4-. Voorstel van B. en W. tot het onrlerhandseh verpachten
der opkomsten van de tol der trekschcpen, varende tusschen
Leeuwarden en Ilarlingen v. v.
De Vergadering zich met dat voorstel vercenigendc, neemt
dienovereenkomstig, buiten beraadslaging en omvraag het volgend
besluit B. en W. te magtigen om, behoudens dc toestemming
van den Raad der gemeente Harlingcn en de goedkeuring van
heeren Ged. Staten van Friesland, dc vorenbedoelde tollen on
derhands te verpachten aan de tegenwoordige pachters, op dc
bestaande voorwaarden, des echter dat de betaling der pachtsom
geschiedt op 12 Mei en 12 Nov. 1868, telkens de helft.
Zullende aan dit besluit vóór de resumtie der notulen uitvoe
ring worden gegeven.
5. Voorstel van B. en W. tot wijziging van het reglement
op de beurtveren tusschen Leeuwarden cn de dorpen en buurten
der gemeente Tietjerksteradeel.
Dc heer Attema zal niet over het voorstel zelf, maar naar aan
leiding daarvan cenige woorden in het midden brengen. Hij zou
namelijk gaarne zien dat men er toe zou kunnen komen om lang
zamerhand het daarheen tc leiden dat in dc verordeningen op
dc beurtveren eene bepaling werd aungetrolfen, krachtens welke
B. cu W. zouden geinagtigd zijn om tijdelijk de wiuterdienstcn,
waar dit noodzakelijk voorkomt, te veranderen, opdat niet tel
kens de Raad geroepen behoeft te worden daarover zijn votum
uit te brengen. Voor zoover hij weet, is het geven van derge
lijke magtiging niet in strijd met de gemeentewet en het zal dc
behandeling der zaken zeer kunnen bekorten; voor B. cn W. zal
het gemak aanbrengen. Hij wcnscht dit mm de aandacht van
het Collegie van dagelijksch bestuur aan te bevelen.
l)e Voorzitter zegt met genoegen den wenk te hebben ge
hoord; ook hij is van oordeel dat het de behandeling dezer nog
al talrijk voorkomende zaken zeer zou vergemakkelijken.
De lieer Plailtenga zou dergelijke maatregel ook wel verlan
gen, maar hij stuit op het bezwaar dat alsdan zulk eene veran
derde regeling niet de noodige publiciteit erlangen; het publiek
heeft bij het tot stand komen van dergelijke wijzigingen veel be
lang en het is dus volstrekt noodzakelijk dat daaraan dc noodige
openbaarheid worde gegeven. Spr. wijst op de veranderde uren
van afvaart der Dockumer barge, voor ccnigen tijd tot stand
gekomen, waaraan niet zoodanige bekendheid was gegeven.
De Voorzitter merkt hierop aan dat die openbaarheid in den
regel wordt betracht door annonces in de nieuwsbladen. Dit ge
schiedt althans omtrent trekveren en voorname marktschepen.
Aangaande dc marktschepen op kleine dorpen varende, is hij
minder zeker dat die bekendmaking plaats vindt; doch eene zoo
danige verandering van de uren van afvaart is gewoonlijk, als
vallende alle jaren voor, genoegzaam bij het daarbij belangheb
bend publiek bekend.
l)e lieer Wiersma zal zich gemakkelijk kunnen vereenigen
met alle voorstel'en die er toe zullen kunnen leiden om voorde
gemeentebesturen alle mogelijke faciliteiten in dc uitvoering der
vccrreglementen te weeg te brengen. Maar wat Spr. reikhalzend
wcnscht is dat al hetgeen de regeling van de beurtveren raakt,
voor immer van deze groene tafel verwijderd zal worden. Rotter
dam heeft daartoe het voorbeeld in der tijd gegeven cn het is
Spr. niet gebleken dat het niet reglementeren van de beurtveren
daar tot eenige inconvenientie aanleiding gegeven heelt. Hij
hoopt dat B. en VV. de afschaffing dier reglementen in overwe
ging zullen nemen, en zoo daartegen voor enkele veren bezwaar
mogt rijzen, dat <ian toch vele veren van dien wezenlijk knel
lenden band worden bevrijd cn het stelsel van vrije vaart allengs
meer en meer in toepassing moge komen.
De Voorzitter zegt dat ook dit punt reeds vroeger is behan
deld, maar dat hij het met den geëerden Spr. niet geheel eens
is dut eene opheffing dier reglementen in het werkelijk belang
var. het algemeen zou wezen, liet voorbeeld van Rotterdam kan
voor deze gemeente niet als rigtsnoer verstrekken want de lokale
belangen dezer gemeente met die der verschillende plaatsen in
deze provincie in naauw verhand znmen hangende, vorderen voor
alsnog niet dat die vrije vaart algemeen ivordc.
De heer Bruinsma geeft te kenneu dat de magtiging op B.
en W. waarvan de heer Attema 9pruk ook niet in alle reglemen
ten gemist wordt, althans in het reglement op het trek veer van
Bolsward komt zij voor.
De heer Attema zegt daarop dat dit dan eene bepaling is die
hij zeer wenschelijk zou achten dat in alle reglementen werd
aangetrolFenin liet ondcrwcrpelijke komt zij echter niet voor
en het was daarom dat hij zoo vrij was daarop de attentie van
het dagelijksch bestuur te vestigen.
De punten worden daarop achtereenvolgend door de Vergade
ring eenstemmig aangenomen, weshalve besloten wordt:
lo. In beginsel aan te nemen dat aan art. 7 van het regle
ment op dc beurtveren tusschen Leeuwarden en de dorpen en
buurten van de gemeente Tietjerksteradeel, door de Raden dier
gemeenten laatstelijk gewijzigd bij besluiten van den 8 en 2-t
Nov. I860, zal worden toegevoegd de volgende bepaling: „Dc
B. cn W. der beide gemccutcn zijn gemagtigd iu overeenstem
ming met elkander, om bijzondere redenen vergunning te verlec-
nen tot het tijdelijk staken van ééne der weekbeurten
2o. B. en W. op te dragen om
a. In vereeniging met hunne ambtgenooton van Tietjerkstera
deel van heeren Ged. Staten van Friesland de hij art. 121 der
gemeentewet bedoelde magtiging tot gemeenschappelijke wijziging
van het sub lo. vermelde reglement aan te vragen,
b. Tc zijner tijd aan den Raad ter vaststelling aan te bieden
het ontwerp cetier verordening tot wijziging van het reglement
bij het le lid van dit besluit aangeduid, in voege als daarbij
is omschreven.
3o. Aan dc adressanten H. Walda en M. v. d. Zee tc^lcennen
te geven dat hun verzoek, zoo als het ia liggende, voor zooveel
de gemeente Leeuwarden betreft, niet voor inwilliging vatbaar
is geacht en mitsdien wordt gewezen van de iiand Zullende
aan dit besluit vóór de resumtie van de notulen uitvoering ge
geven worden.
I