224
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1807.
een geheel ander standpunt is uitgegaan. Zij toch zou de school
van Gremer voor de inrigting der burger dag- en avondschool
misschien wel voldoende geacht hebben en er waren redenen om
te veronderstellen dat de beschikbare lokaliteit genoegzaam gele
genheid zou aanbieden voor het aanbrengen eener directeurskamer
bij de school, maar zij ging uit van het beginsel om de zaak
cene definitieve regeling te doen ondergaan, om de school in één
gebouw te vestigen. Omtrent de school van Cremer is de be
schuldiging geuit dat zij te donker en te onvoldoeude zoude we
zen. Spr. gelooft niet dat dit toepasselijk kan zijn op de groote
schoolde kleine school, dit erkent hij, is donker, maar nu de
gemeente in het bezit is van het huisje in 't hofstraatje, zal men
in de gelegenheid zijn meer licht te kunnen aanbrengen. Steeds
is het groote bezwaar geopperd tegen den toegang naar die school,
maar met benuttiging van het evengenoemde huisje zal ook dit
bezwaar opgeheven kunnen worden. Door den heer Rengers is
in zijne berekening der vermoedelijke kosten opgenomen, die be-
noodigd voor het aan te schaffen meubelair van het gymnasium
maar Spr. moet opmerken dat dit in elk geval noodig zal zijn,
waut hetgeen met den naam van meubelair bestempeld wordt, zijn
niets meer dan de treurige overblijfselen van meubelair, 't zijn
stukken en brokken van schoolmeubelen die sints l ng in ecu
desolatcn toestand verkeerden.
De heer Bloembergen merkt aan dat de vo igc Spr. zich zeer
bedriegt wanneer hij meent dat met benuttiging van het bedoeld
huisje een beteren toegang zou zijn te verkrijgen; wel meer licht
zal men daardoor verkrijgen, maar geen beteren toegang, daartoe
zouden meerdere panden noodig zijn.
De heer Verwijs merkt hierop aan dat dit ook niet in zijne
bedoeling lag; aan de noordelijke zijde naar den kant van de
Zak is een groot hok, tot turfloods gebezigd wordende; wanneer
men het onlangs aangekocht huisje bestemde tot bergplaats voor
brandstof en het hok inrigtte tot portaal, dan zou een' beteren
toegang tot de school aan den kant van de Zak verkregen kun
nen worden. Het le lid van het voorstel des heeren Verwijs,
hiervoren omschreven wordt hierop in rondvraag gebragl en daarbij
aangenomen met 10 tegen 9 stemmen (die van de heeren Zeper,
Bruinsma, Bloembergen, Rengers, Suringar, Plantcnga, de With,
Duparc en Jongsma).
De Voorzitter brengt nu in behandeling het 2e lid van dat
voorstel.
De heer Bloembergen zal zich ook daartegen verklaren. Hij
erkent wel dat tengevolge van het zooevcn gevallen besluit, ton
behoeve van het gymnasiaal onderwijs voozicniug noodig zal zijn,
doch hij wil niet dat het stedelijk gymnasium in het daarvoor
bij 't voorstel aangewezen lokaal worde overgebragt. Een nader
onderzoek zal dienaangaande noodig zijn.
De heer Bruinsma zegt het gevoelen van den vorigen Spr.
te dcelen en daarom het 2e lid van 't voorstel te zullen afstemmen.
De heer Atliema geeft te kennen dat de beide hier bedoelde
punten van hst voorstel, naauw met elkander zamenhangen, en
dat het eene direct afhankelijk van het andere is te achten. In
dien dat noodzakelijk verband niet mogt worden ingezien of be
tracht, wat zou dan het gevolg kunnen zijn? dan zou de uitvoe
ring onbepaald kunnen worden uitgesteld, want men zou dralen
met liet gebouw te ontruimen. Er is nu besloten, daar zal de
burger dag- en avondschool gevestigd worden, nu ook is het dien
stig dat onmiddellijk de lokaliteit voor het gymnasiaal onderwijs
worde aangewezen, tenzij men het zooever. bcslotene illusoir wenscht
te maken. De Vergadering neme in aanmerking dat de Commis
sie voor de zaken van het middelbaar onderwijs, toen zij de zaak
van de burger dag- en avondschool beoordeelde, niet enkel het
belang van dat onderwijs waarop zij toczigt uitoefent, op het oog
had, maar tevens lette op de belangen cn de behoeften van het
gymnasium', waarvan zij de lokalen gaarne ter beschikking van
de eerst bedoelde school gesteld zag. De steller van het onder-
werpelijk voorstel is daarom ook bedacht geweest, om eene voor
ziening omtrent het gymnasium voor te stellen, omdat die direct
noodig nas, en het in dezen was semcl et simura.
De heer Jongsma heeft uit de rede van den heer Attema zoo
even vernomen dat de Commissie voor de zaken van het middel
baar onderwijs niet alleen de belangen van de burger dag- en
avondschool waartoe zij geroepen werd, behartigd heeft, maar in
haren ijver ook hare zorg heeft uitgestrekt tot de zaken betref
fende het gymnasium. Van het bestaan dier zorg had Spr. reeds
vroeger eenig vermoeden opgevat. Intussclien die zorg was over
bodig, en lag geheel buiten de bevoegdheid van de hier bedoelde
Commissie; voor de zaken van het gymnasium bestaat bovendien eene
afzonderlijke Commissie, het collegie van Curatoren, en het ware
naar Sprs. oordeel meer passend geweest, dat men de vraag in
welke localen nu het gymnasiaal onderwijs zal worden gegeven,
althans voorloopig door dat collegie had laten beantwoorden.
Spr. is het voorts geheel eens met de heeren Bloembergen en
Bruinsma dat dit punt nu niet voor beslissing vatbaar is, maar
dat daaromtrent eerst het advies van heeren B. en W. moet wor
den ingewonnen.
Dc heer Verwijs wenscht eenigzios pro domo de Commissie
te disculperen van de smet haar door den vorigen Spr. onder
den neus gewreven. De Commissie deed onderzoek naar de lo
kaliteit waarin de burger dag- en avondschool zou kunnen ge
vestigd worden en waarbij lokaliteit moest zijn voor het teeken-
onderwijs; wat was nu natuurlijker dan dat de aandacht der
Commissie gevestigd was op het gebouw der latijnsche school,
waarmede de teeken-lokalen zijn geënclavcerd. Yan haar stand-
puut uitgaande om het ouderwijs in één gebouw te vestigen
kwarn het gebouw der latijnsche school allezins geschikt voor.
Er werd besloten die lokaliteit voor de bnrgor dag- en avond
school aan te vragen en bijaldien hiertoe niet kon worden bi-
sloten, zon de school van Cremer daartoe aangevraagd worden.
Kon men het gebouw der latijnsche school daartoe afstaan des
te beter, maar dan lag het voor de hand dat voor het gymna
sium de benoodigde lokaliteit moest gevonden worden. In zoo
ver kwam het belang van het gymnasium bij de Commissie ter
sprakemaar dit was geen inmenging in eens anderen zaken,
geen te buiten gaan van do bevoegdheid. Spr. meent voorts
zijne bevreemding niet te kunnen ontveinzen waarom men dan
niet, bij wijze van amendement op zijn voorstel, iets heeft willen
doen ten voordode eener betere lokaliteit ten behoeve van het
gymnasium.
De heer Rengers gelooft dat na het zoo even gevallen votum,
niets beters is te doen dan het 2e lid van het voorstel maar
aan te nemen.
Er zijn voor de vaak genoemde inrigtingen van onderwijs,
nooit meer dan twee lokalen ter sprake geweest en hij gelooft,
dat ook al werd de zaak aan 11. en W. gerenvoijeerd, het on
derzoek bij dat Collegie raoeijelijk tot een ander resultaat zou
kunnen leiden.
Den heer Attema doet het leed het woord te moeten vragen
om een verwijt aan de Commissie gedaan te moeten refuteren.
Spr. meende het bezwaar van den heer Jongsma bereids te heb
ben gereleveerd en nu wordt door den heer Jongsma der Com
missie voor de voeten geworpen alsof zij zich had gemengd in
de zaken buiten hare bevoegdheid gelegen, alsof zij had willen
beschikken over eene magt die haar niet toekwam, en voorzie
ning genomen in zaken behoorende tot de attributen van de
Curatoren van 't gymnasium. Spr. kan op de stelligste wijzi
verzekeren dat dit nimmer in (le bedoeling dor Commissie heeft
gelegen, zelfs dat «lit niet in zijne private meening lag. Hij
heeft er alleen van gesproken dat de Commissie bij de beharti
ging van de belangen der Yaakbcdoelde inrigting voor middel*
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag 12 December 1867.
225
baar onderwijs, tevens had gelet en acht gegeven op het belang
en de behoeften van het gymnasium, altijd wat betiof de loka
liteit. Dit is geene bemoeizucht, geen inmengen in eens anderen
zaken, Spr. wenscht daartegen krachtig te protesteren, voor der
gelijke aantijging bestaat geen de minste grond, het is een mis
verstand. Hij gelooft dat de Commissie, die zich had geplaatst
op het standpunt van waar de tweeledige belangen konden wor
den overzien, niets meer cn niets minder heeft gedaan dan waar
toe zij geroepen werd, nl. aan te geven het plan dat tot be
vrediging van beider belangen kon leiden,
De heer Bruinsma wijst er op dat de heer Attema bezigde
de woorden semel ctsimum en dat hij juist daarom er voor zou
zijn om de zaak aan te houden. Er is eenmaal gezegd dat de
school van den heer Cremer voor het gymnasiaal onderwijs
niet geschikt is, waaiora zou men dan daartoe toch besluiten
De Voorzitter wenscht zijne denkbeelden ter zake beknopte-
lijk mede te declen. Hij betreurt het om meer dan eene reden
dat het le lid van het voorstel van B. en W. is gevallen, maar
moet tegelijk zeggen dat hij dat besluit wenscht te respecteren.
Naar zijne mecning is het tijdstip daar waarop men zal moeten
handelen, de zaak mag niet blijven rusten want de belangen
van het gymnasium vorderen dit. Hij heeft dc overtuiging dat
het beter ware dat het besluit van zoo even niet ware genomen,
maar nu hieraan niets valt te veranderen, moet men tot de uitvoeriug
overgaan, en geene kosten sparen om de lokaliteit der burgerschool
zeer goed mogelijk voor hot gymnasiaal onderwijs in te rigten. Ilct
is daarom dat hij niet wenscht mede le werken tot de afstem
ming var. het 2c lid van 't voorstel. De tijd zal overigens aan
den dag brengen wat het meest verkieslijk ware geweest.
De heer Jongsma met verlof der vergadering voor de derde
maal het woord voerende zegt, dat hij, na de betuiging van een
tweetal leden van het Collegie van dagclijkseh bestuur, dat er
geene andere meer geschikte lokaliteit voorhanden is, nu voor
het 2e lid van het voorstel zal stemmen.
De heer Bruinsma merkt nog op dat hij in tegenover gestel-
den zin gesproken heeft. Het 2e lid van het voorstel hoven-
vermeld, is daarop in rondvraag gchragt en daarbij met 17 tegen
2 s'emmcn (die van de heeren Bruinsma cn Bloembergen) aange
nomen. Het 3e lid van dat voorstel is daarop buiten beraad
slaging en stemming aangenomen. Zullende aan het beslotene
voor (le resumtie der notulen uitvoering worden gegeven.
10. De Voorzitter het noodig keurende dat de deuren tot
het houden eener beslotene vergadering voor een oogeublik ge
sloten worden, is daartoe overgegaan en de openbare vergadering
mitsdien tijdelijk opgeheven.
Na het eindigen der bcslotene zitting is de openbare vergade
ring heropend en voortgezet.
11. De Voorzitter stelt alsnu aan de orde de behandeling
van het voorstel van B. en W. tot het houden in deze ge
meente van eene voormarkt voor vee en dit wel op eiken Don
derdag van des voorraiddags 10 tot des namiddags 6 uur, zoo
mede het ontwcrp-raadsbcsluit daartoe betrekkelijk, welke beide
stukken hiervoren bereids zijn geïnsereerd.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit voorstel
onmiddellijk in behandeling te nemen.
De heer Jongsma wenscht alleen te kennen te geven dat het
hem leed doet dat omstandigheden schijnen vertraagd te hebben
het binnenkomen van een adres van het bestuur der le afd. van
de Eriesehe Maatschappij van landbouw en veeteelt, van geheel
gelijke strekking. Als president van die aid. is het hem bekend
dat deze een verzoek geheel gelijkluidend aan het voorstel door
B. en W. gedaan, aan den Raad zal rigten.
De heer Wiersma verheugt zieh dat de aandacht van B. en W.
op deze zaak is gevestigd geworden, omdat zij belangrijker is
dan men aanvankelijk wel denkt. Ware het Collegie van dage-
lijksch bestuur hem niet voorgekomen, welligt had hij binnen kort
een dergelijk voorstel gedaan, omdat hij sedert kort een schrijven
ontving waarin op een dergelijken maatregel wordt aange
drongen. Spr. wenscht daarom dan ook aan dit voorstel zijne
stem te geven niet alleen, maar zelfs iets verder te gaan. Hij
leest in het ontwcrp-besluit „om voorshands en tot dat daarom
trent nadere bepalingen zullen zijn vastgesteld, eiken Donderdag
eene voormarkt van vee zal worden gehouden." 't Ligt dan
ook in den aard der zaak dat dit een provisionelen maatregel
moet zijn maar de gedachte is bij Spr. opgekomen of het daar
voor bestemde marktplein niet ten allen tijde voor den handel
in vee zou kunnen worden opengesteld, althans iederen werkdag,
ten einde voor den handel op Engeland steeds gelegenheid tot ver
koop en vervoer aan te bieden. Welligt dat de markt ecn.ige
meerdere onkosten voor schoonmaken zou vorderen, maar dit
zou de meerdere opbrengst van 't marktgeld kunnen vergoeden.
Spr. wenscht dit zijn denkbeeld aan B. en W. ter overweging
aanbevolen te hebben.
De Voorzitter wenscht, alvorens tot de behandeling van het
ontwerp-besluit over te gaan, voortestellen om daarin te lezen in
stede van 10 tot 6 nur van 10 7 uur, cn dit wel omdat dit
in verband staat met het uur van vertrek van den Spoortrein
te 7 uur en om te gemoet te komen aan het verlangen van de
belanghebbenden om het vee tot zoolang op de markt te kun
nen laten.
l)e heer Gorter zegt in der tijd te hebben mede gewerkt tot
het nemen eener afwijzende beschikking op het adres van dc
handelaars Wiarda Co. te Harlingen, strekkende om de week
markt van den Vrijdag op Donderdag te stellen, nu evenwel
zal hij zijne stem aan dit voorstel geven, want dit heeft ten doel
de marktdag ook tot den Donderdag uit te strekken ten behoe
ve van een handel, voor deze gemeente van het uiterste belang.
Ook zoude hij zeer beamen het gesprokene door den heer
Wiersma.
De Voorzitter brengt daarop het le lid van 't ontwerp-be
sluit in beraadslaging. Niemand der leden het woord daarover
verlangende te voeren, worden de ondeclcn sub lo en 2o en
daarna het besluit in zijn geheel builen beraadslaging en stem
ming aangenomen. Zullende aan dit besluit voor de resumtie
der notulen gevolg worden gegeven.
12. Voorstel van B. en W. aangaande een adres van de
veerschippers van Ilardcgarijp op Leeuwarden v. v. houdende
verzoek om wijziging in de uren van afvaart.
De Vergadering zich met de conclusie van dit voorstel vcr-
cenigende, besluit dienoverkomstigHet door L. R. dé Vries
en W. G. Westra, veerschippers van Hardegarijp op Leeuwarden,
ingediend adres, dd. 9 Mei 1867, ten fine van beschikking te
stellen in handen van B. en W.
13. Voorstel van B. en W. tot wijziging der verordening op
het trekveer tusschen Bolsward en Leeuwarden.
De Vergadering zich met de conclusie van dit voorstel ver-
eenigende, besluit dienovereenkomstig: lo. vast te stellen voor
zooveel deze gemeente betreft, de hiernevens gevoegde ontwerp
verordening tot wijziging der verordening op het trekveer tusschen
Bolsward en Leeuwarden, respectievelijk vastgesteld door de Raden
dier gemeenten dd. 11 Mei en 9 Junij 1859 2o. B. en IV. op
te dragen om van het sub lo. genomen besluit mcdedecling te
doen aan B. en W. van Bolsward en nadat de daarbij genoemde
ontwerp-verordening mede door den Raad van die gemeente zal
zijn vastgesteld, te bevorderen dat daarop dc vereischte goed
keuring van hh. Ged. Staten vau Friesland wordt verkregen.
14. Op voorstel van den Voorzitter wordt eenstemmig be
sloten, uithoofde van het reeds gevorderde uur, de behandeling
van de punten voorkomende sub nos. 11 tot en met 15 op do
oproepingsbrief, aan te houden tot cene volgende vergadering,