GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 12 Maart 1868.
Nadat het voorstel van den heer Duparc was ondersteund is
het in rondvraag gebragt en aangenomen met 11 tegen 4 stem
men (die van de heeren Zeper, Brunger, Hommes en van Slo-
terdijek.
12. Voorstel van B. en W. betrekkelijk de uitvoering van het
eerste gedeelte der werken van de uitbreiding van 'l bebouwd ge
deelte der gemeente; van welk voorstel de conclusie luidt als volgt:
lo. in de uitvoering van het eerste gedeelte der werken van
de uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente tusschen
den Staatsspoorweg en het Zaailand, zoo als die is bepaald in
het raadsbesluit van 11 April 1867, wordt begrepen het maken
van een wal muur aan de buiten- of zuidzijde der gracht, nadat
deze in de aangegeven rigting verlegd zal zijn.
2o. in den toegangsweg naar het stationsgebouw wordt aan
gelegd eene dubbele ijzeren draaibrug ter breedte van vijf cl.
3. de definitieve beslissing omtrent de rigting van den aan
te leggen Stationsweg wordt aangehouden tot dat deswege raderc
voorstellen door Burgemeester en Wethouders zullen zijn gedaan.
4o. Burgemeester en Wethouders worden geraagtigd om tot
de openbare aanbesteding en de uitvoering der werken, zoo als
die in het bestek, door den gemeente-architect ingediend bij mis
sive van den 21 February 1868 r.o. 23/3, zijn omschreven, onder
inachtneming van de sub 2o en 3o hiervoren genomen besluiten,
ovci te gaan, met dien verstande evenwel, dat onder die werken
niet zal worden opgenomen de aanleg van putten, pompen en
waterleiding voor de brandblussching en nadat heeren Gedeputeerde
Stat-n van Friesland in kennis zullen zijn gesteld met het voor
nemen om de gracht in de aangegeven rigting te verleggen.
De heer Wiersma geeft te kennen dat de commissie ad hoe
benoemd om na te gaan in hoever het raadzaam zou kunnen ge
acht worden het middel van onteigening ten aanzien van de benoo-
digde panden toe te passen, heeft nevens haar daartoe betrekkelijk
rapport en voorstel, een voorstel gedaan dat ja wel ecnigzins afwijkt
van dat van B. en W. thans aan de orde, maar toch in hoofdzaak daar
mede vrij veel overeenkomst heeft. Het tusschenbeide voorstellen be
staand verschil loopt over eenige cijfers. De commissie meende hetcij-
fer van 60000 als restrictief te moeten stellen, opdat de som
bij de begrooting geraamd niet zou worden overschreden.
Wordt nu het voorstel van B. en W. waarmede de commissie
zich overigens wel kan vereenigen, aangenomen, dan vervalt
natuurlijk het hare. Wanneer Lij dus zijn stem aan de tegen
woordige voordragt geeft dan is dit tie reden waarom hij dit doet,
nl. dat hij nota neemt van de gedane verzekering, dat men ook
daarmede blijft binnen de perken door de begroeting aangewezen
Kleine aanmerkingen zouden zijn te maken, doch hij zal zich
voor het voorstel verklaren.
De heer Gorter heeft vooral aanmerking tegen de voorgestelde
draaibrug over de gracht als den toegang tot hel stationsterrein.
De reden waarom die wordt voorgesteld ligt daarin, dat de
hoogte, aan een vaste brug te geven, met het oog op de gesteld
heid van het terrein, niet wel uitvoerbaar schijnt. Spr. echter
meent dat het onraadzaam is de voorkeur te geven aan een draai
brug zoo wel omdat de kosten van daarstelling belangrijk hoo-
ger zijn dan die van elke andere brug, als wel omdat het ge
durig afdraaijen der brug te veel tijd vordert en alzoo een spoe-
digen toegang belemmert. Spr. zou het oneindig beter achten
wanneer men kon besluiten tot een ijzeren klapbrug. Daarmede
zou minder finantiecl bezwaar gemoeid zijn, minder belemmering
voor de scheepvaart ontstaan, en zou men het terrein der gracht
breed 26 ellen ter wederzijden met ecu' bekwamen opreed kun
nen bijwerken; 'tzou eene belangrijke besparing voor de ge
meente geven en minder oponthoud dan met een draaibrug.
De Voorzitter, den heer Gorter herinnerende dat zijne op
merking wel betreft het 2e lid van de conclusie, maar niet de al-
gemccne strekking omtrent het voorstel, sluit daarover de dis-
cussien en brengt het le lid van de conclusie in behandeling.
Geer.e discussie hierover voorvallende, wordt het le lid, buiten
omvraag eenstemmig aangenomen.
Het 2e lid wordt daarop in behandeling gebragt.
De heer Wiersma brengt in 't midden dut hij bij dc vroegere
beraadslagingen omtrent het stichten van de drie groote ijzeren
draaibruggen die thans tot sieraad van Leeuwarden verstrekken,
geijverd heeft tegen de aan die brnggen te geven breedte van 5
el, dat hij toen voorstelde ze breeder te nemen, doch dat zijn
voorstel destijdsgeengenoegzaamingangvond. Toen ze gesticht waren
en Spr. ze zag betreurde hij het te meer dat zijn voovstel was
verworpen, omdat ze inderdaad in verhouding tot hare lengte,
te smal, te mager zijn. Zijns inziens ware het heter geweest ze
breeder te nemen Spr. laat daar of ze al dan niet bij de tegen
woordige breedte aan het doel beantwoord hebben, maar hij
blijft beweren dat die bruggen bij meerdere breedte, beter aan
zien zouden gehad hebben.
Do gemeente architect sehijnt Sprs. gevoelen ook te deelen,
althans zijnentwege schijnt eene breedte van 6 cl te zijn voorge
dragen. Dat gevoelen schijnt door B. en W. niet gedeeld te
worden omdat, zooals in hun voorstel wordt aangevoerd, die
meerdere breedte aanleiding zou kunnen geven tot het gebruik
maken te gelijkertijd van twee rijtuigen, 't geen men voor de
brug niet wenschclijk acht. Spr. gelooft dat dit geopperd bezwaar
niet behoeft tc verhinderen dat aan de brug eene meerdere breedte
gegeven worde. Nu stelt men zich voor om de trottoirs op dc
brug in den toegangsweg naar het station ecnigzins breeder te
maken't is mogelijk dat dit zijn nut kan hebben maar Spr.
moet dan opmerken flat men de brug of het rijpad dan nog
des le smaller maakt. IIij acht het niet wenschclijk om ter
oorzake eene meerdere uitgaaf aid p. m. ƒ600, voor een brug
(lio zoovele duizenden vordert, het geheel te bederven. Eens
komt de tijd dat ook de tegenwoordige Wirdumerpoortsbrug door
eene andere moet worden vervangende toestand eischt daar
ter plaatse dat mede eene beweegbare brug worde gelegd en
om dat de passage daarover bijzonder groot is, zal men ook
daarbij voor een breed trottoir hebben te zorgen; in dat geval
zal men er toe moeten overgaan de brug 1 cl breeder te ne
men en zou men het betreuren dat niet de beide bruggen ge
lijke capaciteit hadden. Noodzakelijk is het wel niet, doch het
beter aanzien dat de brug daardoor zal verkrijgen maakt het al-
lezins aannemelijk. Spr. stelt ten slotte voor om aan die brug
iu stede van vijf, eene breedte te geven van zes el.
Dc heer Gorter zegt niet te willen herhalen hetgeen hij bij de be
raadslaging over de algemeene strekking bereids te kennen gaf. Hij
wcnschte daarbij dat in 9tede van een draaibrug eene bekwame
ijzeren klapbrug zou worden aangebragt van eene voldoende
breedte, waardoor men evenwel hebbe te verstaan dat geene 6 el
breedte voor een' klapbrug tioodig is.
Het voorstel van den heer YYiersma wordt ondersteund.
l)e Voorzitter weuseht een enkel woord omtrent dit amende
ment in 't midden te brengen. 15. en YV. hebben de gcraeeute-
arcbitect over zijn voorstel om .do brug 6 el breed te doen zijn
verstaan en is het hun daarbij gebleken dat die ambtenaar gcene
andere reden daarvoor had dan het daaromtrent te kennen ge-
gevene indertijd van den aanleg der bewuste drie brnggen over
het kanaal. Hij had derhalve voor zijn voorstel om 6 ei breedte
te nemen, geene speciale reden, zelfs die niet van welstand. Wat
nu het personeel gevoelen van Spr. betreft, hij heeft respect voor
de zienswijze van den heer YYiersma, maar hij moet bekennen dat
het hem nooit gehinderd heeft dat die bruggen geene meerdere
breedte hadden, integendeel steeds vernam hij dat het fraaije bruggen
waren. Ook is het hcni nimmer voorgekomen dat de breedte
van 5 el moeijelijkhedcn had opgeleverd, zelfo niet bij de vrou-
wenpoortsbrug, waar dc passage buitengewoon druk is tc noemen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Donderdag den 12 Maart 1868.
Dc heer Gorter stelt nu voor om in de plaats van een draai
brug te lezen een ijzeren klapbrug.
De Voorzitter vraagt of dat voorstel ondersteund wordt.
De heer Bruinsma zal zich tegen het voorstel moeten verkla
ren, omdat men bij een klapbrug een bekwame, doch niet
groote doorvaarts-wijdle zal kunnen bekomen en minder goed dan
met een draaibrug, waar twee doorgangen zullen aangebragt
worden, en wat men dus ten aanzien van het oponthoud met
een draaibrug, waarop gewezen werd, in het eene geval verliezen
zou, wint men in 't andere. Daarbij moet men niet uit het oog
verliezen dat de afstrooming van het water door het aanbrengen
van een klapbrug, zeer belemmerd zal worden. De welstand
heeft daar ter plaatse met een klapbrug ook niet voor. Kon
men zich bedienen van zoogenaamde bascule bruggen, het ware
nog iets anders.
De heer Gorter moet den heer Bruinsma observeren dat een
klapbrug zoo als die door hem wordt bedoeld, volstrekt geene
belemmering voor de doorstroming zou veroorzaken, wanneer men
dergelijke brug liet rusten op ijzeren kolommen. Alleen de
spanning van de brug zou men daarbij op het oog moeten hou
den, doch het lijdt geen twijfel dat dit een bezwaar van overwe
gend belang zou zijn. Het motief dat hoofdzakelijk tot zijn
voorstel leidde was het besparen van kosten en de mindere be
lemmering in den toegang tot het station.
Het amendement van den heer Gorter wordt daarop in rond
vraag gebragt en afgestemd mtt 14 tegen drie stemmen (die van
de heeren Gorter, Suringar en Duparc.)
Alsnu wordt in behandeling gebragt een voorstel van den
heer Wiersma om de breedte van de brug in stede van op 5,
op 6 el te bepalen.
De heer Wiersma wensebt nog op te merken dat liet gevaar
waarop gewezen werd, als zouden twee rijtuigen te gelijk de brug
kunnen passeren, eigenlijk niet kan bestaan. Wanneer men aan
de trottoirs eenige meerdere breedte geeft, wat welstaanshalve
schijnt aan te raden, dan zal er voor de rijtuigen niet meer dan
4 el overblijven, eene breedte die het volstrekt niet enviabel
maakt om met twee rijtuigen tegelijk van de brug gebruik te
maken. Eene breedte van 6 el zal waarlijk eeue meerdere schoon
heid aan de brug bijzetten.
De Voorzitter zal zich met dit amendement niet kunnen vcr-
eenigen omdat hij de noodzakelijkheid van een brug, breeder dan
5 ellen, niet inziet.
Het amendement is daarop in rondvraag gebragt en met 9
tegen 8 stemmen (die van de heeren Zeper, Bruinsma, Bloember
gen, Rengers, Gorter, Tigler Wijbrandi, Brunger en Hommes)
aangenomen.
Voorts is het aides geamendeerd 2e lid der conclusie in om
vraag gebragt en aangenomen met 15 tegen 2 stemmen (die van
de heeren Gorter en Oosterhoff.) Vervolgens zijn de 3e en 4e
leden der vaakgeraelde conclusie, buiten beraadslaging eu om
vraag eenstemmig aangenomen.
De heer Wiersma zegt dat hiermede het vroeger door hem
bedoeld voorstel ter zake, ingediend door de heeren Jongsma,
Attema en Spr., kan beschouwd worden vervallen te zijn, en dat
hij althans genegen is het hierbij in tc trekken.
De heer Attema zegt gelijke zienswijze te zijn toegedaan.
De Voorzitter stelt nu voor dat voorstel buiten behandeling
te laten waartoe eenstemmig besloten wordt.
13. Aan de orde is de behandeling van de ontwerp-verorde-
ning, regelende de werkzaamheden van dc vaste raadscommissie,
belast met het voorbereide* van alle raadsbesluiten, betreffende
het verhuren, verpachteu of op andere wijze in gebruik geven
van hetgeen naar het burgerlijk regt, eigendom der gemeente is.
Bijvoegsel tot de Provinciale Fbiesuue Courant.
Dc Voorzitter geeft te kennen dat de heer Jongsma, rappor
teur der commissie ad hoe thans niet meer ter vergadering aan
wezig, hem Voorzitter heeft ter hand gesteld het volgend ter
zake betrekkelijk voorstel, luidende
De ondergeteekende,
Overwegende dat de raad, ten einde het collegie van dage-
lijksch bestuur tc ontheffen van werkzaamheden, heeft besloten
tot de benoeming van eene vaste commissie belast met het voor
bereiden van alle raadsbesluiten betreffende het verhuren, ver
pachten of op andere wijze in gebruik geven van heigeen naar
het burgerlijk regt het eigendom der gemeente is.
Overwegende dat later door den raad, op voorstel van het col
legie van dagelijksch bestuur, is besloten tot het instellen eener
commissie voor openbare werken en eene verordening tot regeling
van den werkkring dier commissie is vastgesteld in de vergade
ring van 5 Maart jl.
Overwegende dal het, bij het eerste raadsbesluit beoogde doel,
beter door laatstgcmeldeu maatregel zal worden bereikt en blij
kens gemelde verordening, de laatstgemelde commissie de werk
zaamheden aan eerstgemelde opgedragen, althans gedeeltelijk zal
verrigten.
Overwegende dat het eerstgeraeld raadsbesluit dientengevolge
alle reden van bestaan heeft verloren.
Gezien art. 32 van het reglement van orde
stelt aan den Raad voor
In te trekken het raadsbesluit houdende instelling van voren-
vermelde commissie van voorbereiding.
Te ontslaan de leden der commissie benoemd in de raadsver
gadering van 10 Oct. jl. tot het ontwerpen der verordening re
gelende den werkkring dier commissie, eu dientengevolge buiten
behandeling tc laten het rapport door deze commissie ingediend
in de raadsvergadering van 12 Dcc. 1867.
Aldus voorgesteld in deze raadsvergadering van 12 Maart 1868
(get.) E. Jongsma.
Op voorstel van den Voorzitter is besloten dit voorstel on-
middelijk in behandeling te nemen.
De vergadering zich daarmede vereenigende is, buiten beraad
slaging eu stemming, dienovereenkomstig besloten:
14. Aan de orde is de behandeling van het voorstel van den
heer J. Oosterhoff YYz. tot benoeming eener commissie ten einde te
onderzoeken of en in hoever het wenschelijk is om stappen te doen
tot het bekomen van vtijstelling van grondbelasting en patentregt
wegens de gemeentelijke gasfabriek.
De heer Oosterhoff doet de vraag of de vergadering verlangt
dat het gelezen worde.
De Voorzitter brengt daarop in rondvraag het voorstel om
bedoeld stuk niet te lezen; hiertoe wordt eenstemmig besloten.
De heer Attema zou vreezen dat het onderzoek hier bedoeld
eigenlijk zou zijn een napleiten omtrent een onderzoek 't welk
als afgedaan is te beschouwen. Een jaar geleden hield men
zich met een gelijk onderzoek bezig. Toen toch werd gelijk voor
stel door den heer Oosterhoff ingediend dat gevolgd werd door
een onderzoek en rapport van B. en W., bij hetwelk de gemoti
veerde bewering werd uitgesproken dat het niet opgaat wegens
de genoemde fabriek de verlangde vrijstellingen te erlangen.
Toen heeft de Raad zich daarmede vereenigd en bleef de zaak
zoo als ze was. Spr. vat niet wat eene herhaling van dat on
derzoek zou kannen uitwerken, de zaak is destijds var. alle kan
ten bezien, en hij moet zich daarom afvragen, waartoe is h«t
noodig daarvoor nu weder eene commissie te benoemen. Het
tegenwoordige voorstel is naar Sprs. oordeel evenmin aanneme
lijk te beschouwen, want de gasfabriek is niet, wat de Voorstel
ler meent, bij uitsluiting dienstig voor l'utilité publique, maar
zij levert haar product evenzeer aan particulierennu kan de
15