z z;z^=
76
GEMEEN1ERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 20 April 1868.
gekomen adressen van adhaesie, de ondersteuning der eerste
adressen door een overgroot aantal ingezetenen mogt blijken.
Wat het tweede betreft wer.scht hij slechts ccne zaak te releve
ren n.l.. dat voor het dienstjaar 1868, waarin de gcmcente-op-
centen op de hoofdsom der rijks personele belasting van 50 op
25 zijn gebrr.gl en dien ten gevolge de inkomsten van dat
jaar met ƒ11,000 verminderd, de belasting op het inkomen met
slechts ƒ2000 is verhoogd. Hieruit volgt dus dat de steeds
toenemende verhooging van lasten, waarvan het aires gewaagt,
althane luer niet bestaat, en nieuwe belangrijke motieven die nog
niet onderzocht zijn vindt hij niet. Wat nu betreft de adhacsic
blijkbaar uit de nader ingediende adressen, merkt Spr. aan dat
liet getal der adressanten in het geheel bedraagt ruim 250 te
genover 2414 belastingpligtigen, wier belangen ten dezen in
het spel zijn. De Attcma heeft er wel op gewezen dat van
dezen althans geen contra-protest wat ingekomen, maar dit was
naar Sprs. oordeel ook volstrekt niet noodig. Veeleer spreekt he t
feit dat ze de adressen niet onderteekenden, naar Sprs. meening
dat ze het eens genomen besluit goedkeurden
Ware het dat een overgroot getal ingezetenen van hunne
adhaesie had doen blijken, dan ja, zou hij missch'en voor ren
nader onderzoek gestemd hebben, omdat het hier niet geldt een
principe maar eene daad van administratie, waarbij de admini
strateur mag letten op den algemeenen wenscb zijner lastgevers.
Nu echter van een algemeenen wenseh niet, maar veeleer van
het tegendeel blijkt, zal hij zich tegen het instellen van een
nader onderzoek inklaren.
De heer Briinger zal na het gesprokene enkel zijne slem
motiveren. Hij had voor zich eenigc punten gesteld waarover
hij het woord had gewenscht te voeren, punten die echter reeds
zijn te berde gebragt en met veel talent besproken, zoodat hij
zich ontslagen kan achten daarover het woord tc voeren. Hij
zal zich tegen een onderzoek moeten verklaren omdat hij de
de zienswijze van de adressanten en van de voorstanders der
adressen niet kan dcelen.
De heer Verwijs geeft te kennen dat hij juist in tegenstelling
van den heer Attema die de zaak te pessimistisch behan
delde, steeds in zake de uitbreiding der gemeente, optimistisch
gezind was. Wanneer die zaak ter sprake kwam, zag hij immei
in zijne verbeelding een nieuw stads kwartier ter plaatse verrij
zen. De sedert plaats gevonden omstandigheden hebben echter
die illuaien doen dalen en hij is er toe gekomen om liet er voor
te houden dat aan die uitbreiding werkelijk zoo groote behoefte
niet meer bestaat.
liet stichten van een blok huizen komt hem nu voor als voor
eerst genoegzaam om in die behoefte tc voorzien ciï dan vraagt
hij of niet die enorme kosten aan het verleggen der gracht te
besteden niet zouden kunnen vermeden worden. Ook heeft Spr.
bezwaar tegen de daaraan te geven regie lijn a la Ilausraann, hij
zou de voorkeur geven aan dc bevallige kromme lijn. En na dit
alles vraagt hij of 't niet wenschelijk zou zijn de zaak nogmaals
commissoriaal te maken. In der tijd betoonde Spr. zich een voor
stander van het denkbeeld tot het uitschrijven cencr prijsvraag;
ook hiertoe zou hij nog genegen worden bevonden met behoud
van de kromme lijn. Op die wijze meent Spr. zou men de zaak
even goed in overeenstemming met de bestaande behoefte kunnen
Dit zou nog al tot belangrijke bezuiniging kunnen leideri
Hij zal op dien grond zijne stem geven aan het voorstel van den
heer Attema, maar wenscht daardoor geenzins geacht te worden
zijne adhaeeie te schei.ken aan dc bewuste petitie hij beschouwt
dergelijke maatregel als een zeer gevaarlijk antecedent daar te
stellen en wat de ondcnverpelijke petitie aangaat, deze houdt
hij voor eene heftige demonstratie van den kant der bestrijders
van 's llaads besluit ter zake dc beurs.
De Voorzitter sluit hierop de beraadslagingen en brengt in
omvraag het voorstel van den lieer Attema, 't welk verworpen
wordt met 14 tegen 7 stemmen (die van de heeren Gorter,
Suringar, Tigler Wijbramli, OostcrhoiF, Duparc, Attcma en Verwijs.)
Het voorstel van den beer Wiersma boven vermeld wordt
daarop in rondvraag gebragt en aangenomen met 16 tegen 5
stemmen (die van de heeren Gorter, Suringar, Tigler Wijbrandi,
Oosterhoff en Attcma.)
3. Is ter tafel gebragt een nader voorstel van B. en W.
betrekking hebbende tot liet geven van uitvoering aan het eerste
gedeelte van het werk der uitbreiding van het bebouwd gedeelte
der gemeente. Ter visie om in eene volgende vergadering
te worden behandeld.
4. Als boven, een voorstel van B. en W. betrekkelijk
a. de vergrooting \an het gebouw der school voor lager en
meer uitgebreid luger onderwijsb. der inrigting van het voor
dc op tc rigten burgerdag- en avondschool bestemd gebouw.
Ter visie ais voren.
5. Is ter tafel gebragt en ten fine var. berigt en raad in
handen van B. en W. gesteld, een nader adre9 van Bloemen en
Peterson, aannemers van het werk der stichting van de rijks
hoogere burgerschool, het verzoek behelzende om algehccle kwijt
schelding te erlangen van de beloopen boete wegens te late
oplevering van dat werk.
G. Is ter tafel gebragt eene doer B. en W. opgemaakte
voordfagt ter benoeming van een eersten ouderwijzer in de gytn-
nastieksrhool alhier, op welke voord ragt geplaatst zijn lo. Wij
nand van Laar te Arnhem en 2o. Ulfert Frerich Schmidt te
Tiel. Besloten om in dc eerstvolgende vergadering tot <le be-
noeraing over te gaai:.
7. Is ter tafel gebragt een rapport en voorstel van B. en
W. naar aanleiding van de missive van de voogden tan het St.
Anthony Gasthuis, dd. 6 Febr. 1868 no. 1250, betrekkelijk de
door dezen aangeboden eigeudomsoverdragt van de portretten
van Koning Willem II en Koning Willem III. Ter visie, om
in eene volgende vergadering in behandeling te worden genomen.
De Voorzitter sluit hierop dc vergadering.
E R R A T U M.
In het verslag der vergadering van 9 April 1868 op
pag. 62, le kom, 6c regel van boven vindt men als door den
lieer Plantenga gesproken „dat hij wenscht dat het verzoek van
adressanten nogmaals aan een gezet onderzoek onderworpen worde'*
dit is min juist, en moet zijn „dat hij het voorstel van den
Voorzitter om de zaak in behandeling te nemen wenscht te
ondersteunen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 23 April 1868.
77
VERSLAG- van het verhandelde ter gewone vergadering
van den Gemeenteraad van Leeuwarden ge
houden op Donderdag den 23 April 1868.
Aanvankelijk 17 later 19 leden tegenwoordig. Afwezig de
heeren dr. E. Verwijs en mr. C. W. A. Buma, de laatste met
schriftelijke kennisgeving. Voorzitter de heer D. Zeper die de
vergadering op het daarvoor bestemde tijdstip opent.
1. 19 gelezen en onveranderd vastgesteld het genotuleerde
wegens de op 9 en 20 April jl. gehoudene vergaderingen.
2. Voorstel van B. en W. betrekkelijk:
a. de vergrooting van het gebouw der school voor lager en meer
■uitgebreid lager onderwijs;
b. de inrigting van het voor de op te rigten burger dag- en
avondschool bestemd gebouw;
bij welk voorstel wordt voorgesteld te besluiten:
lo. B. en W. tc mngtigen om, na gehouden openbare aanbe
steding, over te gaan tot de uitvoering van het werk
a. der verbouwing van het voor de school van lager en meer
uitgebreid lager onderwijs bestemd gebouw, overeenkomstig de
plannen daarvoor door den gemeente-architect ingezonden bij zijne
missive van den 18 Julij 1S67 no. U2/>
b. der inrigting van liet gebouw van het stedelijkg yranasium
met de daaraan verbonden lokalen, vroeger bij de nu opgeheven
stads-teckenschool in gebruik, tot burger dag- en avondschool,
overeenkomstig het door den gemeente-architect, bij schrijven van
den 10 Jan. 1868 no. y,, ingezonden plan met de letter C aan
geduid, gewijzigd overeenkomstig de zienswijze van de plaatselijke
commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs, vervat in hare
missive van den 15 Maart 1868 no. 10.
2o. B. en W. uit tc noodigen aan den Raad de noodige
voorstellen tc doen tot aanwijzing der fondsen, waaruit de kosten
op de uitvoering der sub lo. bedoelde werken vallende zullen
kunnen worden gehoed.
Dc heer Gorter zegt dat het betrekkelijk rapport der vaste
raads-commissie voor bouwzaken, waarbij door deze aan B. cn W.
wordt voorgesteld om voor de eerstbedoelde inrigting eene geheel
nieuwe school tc bouwen, tot welk besluit de commissie met 4
tegen óéne stem kwam, niet do aanwijzing bevat dat hij Spr.
zich met dit voorstel niet heeft kunnen vereenigen.
Aangezien nu van deze zijne zienswijze in dat rapport niet
blijkt, zoo wenscht hij die nader aan deze vergadering ken
baar te maken. De reden waarom hij zich tegen het voorstel
der commissie meende tc moeten verklaren is voornamelijk deze,
dat hij de lokaliteit der inrigting van den heer Strumpel genoeg
zaam oordeelt, wanneer men het middel van aanbouw in den
tuin van twee lokalen toepast. Op die wijze zal men met be
nuttiging van de twee bestaande en meer voor het bewust ge
bruik in te rigten lokalen, vier lokalen bekomen, en zal op die
wijze geen liet minste nadeel aan het onderwijs worden toegc-
bragt, vermits toch elk lokaal zijn eigen meester zal hebben.
Volgens de daarvan gemaakte begrooting, zal eene nieuwe school
ongeveer 12000 moeten kosten, terwijl wanneer men de door
hem voorgestane verbetering door middel van bijbouw mogt wil
len volgen, die slechts 6 a 7000 zou vorderen.
Zooals gezegd is waren evenwel de overige leden der commissie
tegen die wijze van bouwen. In die vergadering kon Spr. als
zijnde niet voorbereid op eene zoodanige wijziging van het vroeger
bestaan hebbende plan, zijne tegenovergestelde zienswijze niet
genoegzaam motiveren.
Hij acht het evenwel nog van genoegzaam belang om te dezer
vergadering deze zijne zienswijze in het midden te brengen en
alsnu nog voor te stellen„Aan den architect op te dragen
eene begrooting van kosten voor den aanbouw van twee school-
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant.
- -i
lokalen ter breedte van 7/2 Ned. el bij eene lengte van 8 el
ieder, met dien verstande dat deze lokalen aangebouwd worden
tegen de bestaande school en wei vóór de eerstvolgende verga
dering deze opgaaf in te dienen."
Op de daartoe strekkende vraag des Voorzitters, wordt dit
dit amendement ondersteund.
De heer Wiersma geeft te kennen dat aangezien de vorige
Spr. het door hem gestelde rapport der commissie, waarin
van eene tegenovergestelde zienswijze van den heer Gorter geeno
sprake is, in de discussie heeft gemengd, het zijns oordeels
allczins billijk is dat hij dienaangaande eenige toelichting vcr-
schaffc. Volgens den heer Gorter dan zouden in het rapport de
gronden ontbreken waarop het voorstel van de commissie berust.
Dit is niet juist; daarin zijn wel degelijk de gronden van de
zienswijze van de meerderheid der commissie aangewezen, gron
den die aan het oordeel van den gemeente-architect zijn ontleend,
zie hier de toedragt der zaak.
Dc bouw-coramissio kwam gepasseerden Zaturdag-avond bijeen
om de onderwerpclijkc zaken te besprekenzij werd bijgestaan
door den architect. Den ganschen avond werd aan die bespre
king gewijd en kwam men er ten slotte toe om de plannen van
den architect, leidende tot dc stichting van een geheel nieuw
schoolgebouw, aan te nemen. Spr. was toen van meening dat
ook de heer Gorter daaraan zijne adhaesie had gegeven. Ver
mits de zaak spoed eischcnde was ging Spr. er dadelijk toe over
om het rapport in den geest van het ter commissie beslotene
gereed tc maken. Hij ontving eveuwel toen hij daarmede gereed
was, van den heer Gorter het berigt dat hij cr zich ten slotte
tegen had verklaard. Ilct gevolg daarvan is geweest dat hij van die
nader bekomen inlichting eene aanteekening in margine van het rap
port stelde. Wat. nu de zaak zelve beireft, wordt overeen
komstig dc zienswijze van den heer Gorter gehandeld, dan, ja
zal men eenigzins kunnen bezuinigen, doch die is dan toch ook
niet van dat aanbelang om er het schoone en nuttige der zaak
om tc verbreken. Eene inrigting zooals de heer Gorter die be
doelt zou voor het oogenblik aan de behoefte blijken te voldoen,
maar het is beter en noodzakelijker om daarbij te werk te gaan
volgens de plannen van den architect. Op die wijze zal de in
rigting wel eenige meerdere kosten vorderen, maar men moet
om eene betrekkelijk geringe besparing eene zaak niet bederven.
Hij wenscht oan die inrigting de vereisebte volledigheid niet te
ontnemen en daarom is hij voor het plan van den architect.
Dc lieer Plantenga heeft het voorstel van den heer Gorter
ondersteund, op grond van het vroeger door den Raad gehul
digde beginsel om dc verbeterde inrigting van de bewuste school
tc doen plaats vinden door den aan- of bijbouw van twee nieuwe
lokalen. Dat denkbeeld was vooral nog levendig bij de behan
deling van den bctrekkclijkcn post op de begrooting voor 1868 en
werd daarmede in verband eene som van 9000 naar hij meent
op dc begrooting gebragt. De tegenwoordige lokaliteit is naar
't oordcel van Spr. nog bijzonder goed en 'tis daarom dat hij het
denkbeeld om een nader onderzoek naar het bestaande in tc
stellen, aannemelijk acht, als kunnende leiden om beter tusschen
dc beide plannen tc kunnen kiezen. Ook Spr. heeft liever nieuwe
lokalen maar de meerdere kosten kunnen den aanbouw daarvan
doen ontraden.
Dc heer Westenberg brengt in't midden dat ook dc bestaande
verdieping een' bijbouw als door den heer Gorter wordt aanbe
volen, onaannemelijk moet doen achten. De bestaande lokalen
zijn veel te laag onder verdieping, om nog niet te gewagen dat
men, om van 'teene lokaal in 't andere te komen, de schooi zal
moeten passeren, wat naar het door de commissie aangenomene
plan, vermeden kan worden door het maken van een gang. Door
9.9.