184
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 26 November 1868.
mocije lijk lied en die anders zouden kunnen ontstaan. l)ot on
derwijs staat in zoodanig naauw verband met de overige vakken
van het onderwijs, dat de minste wijziging in 't eerstgenoemde
noodzakelijk tengevolge moet hebben, dat men zich met dc overige
commission dienaangaande moet verstaan. Wel deelt Spr. het
bezwaar van 15. en W., dat dit toczigt niet wel aan eéne der
schoolcommissien kan worden opgedragen, doch dientengevolge
is bij hem het idee opgekomen, om het toezigt op het gymnastisch
onderwijs op te dragen aan drie leden, waarvan uit elke der drie
fungerende commissien een lid worde gekozen. Dezen dc be
langen der verschillende schoolinrigtingen kennende, zouden min
der oraslagtig die belangen kunnen behartigen. Spr. vraagt of
dit ook bij B. en W. een punt van overweging heeft uitgemaakt.
De heer Rengers zegt, de vorige Spr. heeft teregt bezwaren
geopperd en deze zijn ook reeds bij B. en W. overwogen. Zelfs
was het collegic aanvankelijk niet ongenegen den door dien Spr.
bedoelden weg op te gaan, doch bij nadere overweging kwam
zulks minder aannemelijk voor. Daardoor toch zouden in de
commissie zitting hebben, personen die verschillende belangen
hadden te behartigen cn uit dien hoofde voorstellen konden doen
die tot tegenstrijdigheden aanleiding gaven. Bovendien hadden
B. en W. als 't ware dan met eene 4e plaatselijke schoolcom
missie te doen, waar hun collegic was buiten gesloten, waardoor
liet dikwijls zoo wcnschelijk gemeenschappelijk overleg niet zoo
goed zou kunnen plaats hebben als door de instellig ecner com
missie volgens liet voorstel, 't Spreekt echter van zelf dat liet
toezigt der verschillende commission niet zal zijn uitgesloten,
maar het is B. en W. voorgekomen dat eene gemengde com
missie niet zoo geregeld kan werken als van eene geheel onzijdige
Raads-coramissie kan worden verwacht.
Behalve het reeds gemelde, zegt Spr., is er nog iets dat het
voorstel van B. en W. aannemelijk maakt. De gemeentelijke
gyrana9tiekschool is in de eerste plaats bestemd vo r 't onderrigt
in dat leervak aan dc lecilingen der openbare scholen, doch 't
laat zich denken dat ze mede dienstbaar kan worden voor parti
culieren, en in dat geval zou wederom eene speciale commissie
noodzakelijk zijn, bijaldien het toczigt niet aan ccne Raads-com-
missie werd opgedragen.
De Voorzitter sluit hierop de discuasien en stelt voor, tot de
artikelsgcwijze behandeling over te gaan; waartoe besloten zijnde,
begonnen wordt met art. 1.
De heer Suringar geeft in overweging, of het niet verkieslijk
is, in wcerv.il van het door 15. er. W. bij de memorie van toe
lichting aangevoerde, dc commissie, in plaats van uit drie, uit
vijf leden te doen bestaan. Spr. heeft het oog op art. 5,
waarin is bepaald dat de lessen tweemalen per week door een
lid der commissie worden bijgewoond, en dit acht hij voor eene
Raads commissie van drie leden nog al bindend. Bovendien
acht Spr. liet wenschelijk dat in de commissie worde opgenomen
een medicus, dien wij liet voorregt hebben thans onder de leden
dezer vergadering te tellen, en die als deskundige een oordeel
kan uitspreken over de doelmatigheid der bewegingen bij het
gymnastisch onderwijs, vooral met het oog op de ligehamclijke
gebrekm van sommige leerlingen. Deelt dc Raad dit zijn ge
voelen, dan zou de verdere keus uit zijn midden tot één ander
lid beperkt zijn. Iïoe dit zij, hij acht het van tijd tot tijd bij
wonen der lessen, vooral in den beginne, van groot gewigt cn dc
last te zwaar wanneer die over een zoo klein getal verdeeld wordt,
en stelt daarom \oor, in art. 1 te lezen in plaats van twee
leden, vier leden van den Raad.
De lieer Westenberg zegt (lat, de ondervinding hom heeft
geleerd, dat het steeds verkieslijk is, bij lut vormen van com-
missiën, die uit het minst mogelijk getal leden te doen bestaan
in dezen vooral acht hij 3 leden zeer voldoende.
Spr. is het echter met den heer Suringar eens dat art. lin
verband staat met art. 5, cn dewijl hij tegen art. 5 oppositie
verwacht, stelt hij voor art. 1 aan te houden tot na de beslis
sing omtrent art. 5.
Hierna zegt de heer Suringar zijn voorstel met dat van den
heer Westenberg te vereeuigen cn mitsdien voor te stellen de
behandeling van art. I aan te houden.
Na ondersteund te zijn wordt dit voostel zonder hoofdelijke
stemming aangenomen-
Art. 2 wordt onveranderd goedgekeurd.
Dc heer Rengers merkt op dat door de aanhouding van
de behandeling van art. 1, eveneens art. 3, als op het eerste
artikel betrekking hebbende, na art. 5 dient te worden behandeld.
Hiertoe wordt besloten.
Art. 4.
De lieer van Eijsinga heeft geen bezwaar tegen dc onder
deden van dit artikel, doch zag gaarne onder lctt. eene be
paling opgenomen, die de commissie vcrpligte, telken jare aan
15. en W. over te leggen, behalve het daar genoemde verslag,
eene rekening cn verantwoording van dc door haar gevoerde
administratie.
De heer Rengers meent dat dc vorige Spr. in eene dwaling ver
keert, omdat dc commissie, wel is waar, met liet opmaken der
bcgrooting van kosten voor het gymnastisch onderwijs, is belast,
doch gcenc geldelijke administratie heeft te voeren en wijst er
op dat in het concept-besluit, geen enkel punt is opgenomen
waaruit zoodanige administratie zou kunnen voortvloeijen.
Den heer Jongsma komt het voor, dat het voorstel van den
heer van Eijsinga, geheel afstuit op dc bepaling van art. 54, 2e
alinea, der gemeentewet. Hij vat dit art. zoo op dat het beheer
is bij 15. cn W'. cn dc commissie strekt tot bijstand.
De heer van Eijsinga wenschl zijn voorstel nader toe te lich
ten hij is van meening dat wanneer B. en VV. worden bijge
staan door eene vaste commissie, in eene zaak waaraan geldelijk
beheer verbonden is deze commissie dan ook gehouden is van
dat beheer rekening cn verantwoording af te leggen.
Eene zoodanige administratie wordt wel degelijk gelezen onder
littcra cl, waar aan de commissie regtstreeks dc zorg voor dc ge
wone reparation, niet het doen van voorstellen daaromtrent, wordt
opgedragen. Van de waarneming dier opdragt zal toch wel re
kenschap moeten worden gegeven.
liet is consequent, dat waar die commissie eene bcgrooting
moet opmaken zij ook ccnc rekening cn verantwoording moet
overleggen tegenover de bcgrooting staat bij dergelijke commission
de rekening cn verantwoording.
Spr. wil niet wijzen op dc commissie voor do gasfabriek, daar
deze over te groote finantiën het beheer heeft, om doorvan gecne
verantwoording te doen, maar merkt op dat in art. G van het
reglement voor dc commissie voor liet stedelijk muzijkkorpssoort
gelijke bepaling, als door hem wordt gcwonscht, is opgenomen.
Óf het beheer klein of groot zij doet er niet toe. Voor Spr.
is het criterium, dat er beheer gevoerd zij.
De heer Dupai'C gelooft dat de stelling van den vorigen Spr.
niet houdbaar is de commissie voor de gymnastiekschool toch
heeft eene geheel andere roeping dan die voor 't stedelijk mu
zijkkorps deze laatste betaalt uit het haar toegestane fonds de
bezoldiging van rauzijkantcn enz. en is daarom, volgens de veror
dening, gehouden van hare geldelijke administratie verslag te doen
de commissie voor dc gymnastiekschool daarentegen heeft hier
mede niets te maken, zij voertg een geldelijk beheer. Dat zij eene
begrooting zal indienen bewijst niets, daar dit slechts moet strek
ken tot voorlichting van B. en W. Het doen van rekening zou
in dit geval bovendien geheel overtollig zijn, daar dc uitgaven
voor de gymnastiekschool geheel zullen worden teruggevonden
in de gemeenterekening.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 26 November 1868.
185
De heer Rengers vertrouwt dat de vergelijking door den heer
Eijsinga gemaakt, van de commissie voor de gymnastiekschool,
met. die voor 't muzijkkorps, niet opgaat, daar deze bep iald met
de administratie van fondsen is belasthij zou deze commissie
eerder gelijk stellen met de commissie van openbare werken,
wclko evenmin als die voor de gymnastiekschool eenig finantieel
beheer heeft.
Den heer Jongsma komt het voor dat heeren Burgemeester en
Wethouders het finantieel beheer in dezen aan zich hebben be
houden.
De heer van Eijsinga merkt op, dat hot hier niet de kwestie
is, wat B. en W. al of niet aan zich hebben behouden, maar
wat de Raad bij het vaststellen dezer verordening als het terrein
van werkzaamheid voor de commissie wenscht aan te wijzen.
De vergelijking met de commissie voor openbare werken is z. i.
onjuist, omdat deze niet een specialen werkkring maar de alge-
meene taak heeft nopens elk werk van buitengewonen aard te
adviseren, terwijl, zoo er al verschil tusschcn deze commissie en
die voor 't muzijkkorps bestaat, dit Spr. in zijne meening ver
sterkt de laatste toch heeft te beschikken over een bedrag, dat
zij niet te boven mag gaan, dc eerste heeft geheel onbepaald de
gewone reparatien te haren laste.
Spr. oordeelt echter dat zijn denkbeeld geen ingang vindt en
wenscht daarom niet langer op zijne meeuing aan te dringen.
Art. 4 hierna in stemming gebragt zijnde, wordt zoudcr hoof
delijke stemming goedgekeurd.
Art. 5.
De heer Rengers geeft namens Burgemeester en Wethouders
te kennen, dat art. 5 zou kunnen luiden als volgt
„De gymnastieklessen zullen minstens eenmaal 's weeks door
een lid der commissie worden bijgewoond."
Spr. is van meening dat de commissie, aan wie het toezigt
zal worden opgedragen, zooveel in haar vermogen is de zaak zal
ter harte nemen, waarom hij in de voorgestelde verandering geen
bezwaar ziet.
De beer Suringar blijft het wenschelijk achten dat de com
missie uit 5 leden worde zamengesteld. Hij wordt daarin ver
sterkt door dc omstandigheid, dat het beroep op het klein getal
leden, heeft geleid tot het verminderen van het getal bezoeken en
dus tot benadeeling van de hoofdzaak.
Dc heer Plantenga vraagt, of het niet beter zoude zijn, te
bepalen, dat de lessen zoo dikwijU mogelijk moeten worden bij
gewoond.
Den heer Duparc komt, naar aanleiding van het bepaalde bij
art. 4a, dit artikel geheel overbodig voorhij is van oordeel
dat, wanneer racn aan de commissie regeling en opzigt der
zaak heeft opgedragen, men ook genoegzaam vertrouwen in haar
mag stellen, om te mogen verwachten, dat zij, ook zonder spe
ciaal voorschrift, de lessen naar cisch zal bijwonen. Hij zou niet
weten, hoe de commissie zonder dit haar mandaat zou kunnen
uitvoeren.
Den heer Plantenga komt de opmerking van den heer Duparc
zeer juist voor; Spr. deelt hetzelfde gevoelen en zou een desbe-
trekkelijk voorstel gaarne ondersteunen.
De heer Bloembergen zou ook van oordeel zijn, dat, wanneer
in art. 4 mede was opgenomen „dat de commissie verpligt is
van tijd tot tijd de lessen bij te wonen," art. 5 kan vervallen.
De heer Snringar vraagt vorigen Spr., of art. 4a niet reeds
in zijne bezwaren voorzietdaar toch is do regeling van- en het
opzigt over het onderwijs aan de commissie opgedragen, zoodat
met grond verwacht mag worden, dat naar aanleiding dezer be
paling, de commissie van tijd tot tijd de lessen zal bijwonen.
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant.
De heer Bloembergen stemt dit wel toe, doch acht eene per
tinente verpligting van de commissie, om de lessen bij te wonen,
het verkieslijkst.
De Voorzitter wil hierop, het door den heer Duparc geop
perde, dat art. 5 als geheel overbodig kan worden beschouwd,
in rondvraag brengen.
De heer Duparc geeft te kennenniet te hebben voorgesteld
om art. 5 te roijéren hij heeft alleen zijne zienswijze er over
blootgelegd en zal eenvoudig tegen het artikel stemmen. Is
de meerderheid voor zijn gevoelen, dan zal het art. verworpen en
zoo van zelf zijn doel bereikt worden.
Dc heer Plantenga stelt voor, om art. 5 te doen luiden
„De gymnastieklessen worden zoo vaak mogelijk door een lid
der commissie bijgewoond."
Dc heer de Haan acht dit onnoodig. Hij beschouwt het als
een pligt van de leden der commissie, om zooveel mogelijk het
onderwijs bij te wonen cn na te gaan en de belangen aan hen
toevertrouwd, te behartigen.
De redactie van den lieer Plantenga, ondersteund door den
heer Westenberg, in omvraag gebragt zijnde, wordt met 10 tegen
6 stemmen verworpen.
Voor stemden de heeren Westenberg, Plantenga, Asman,
Bloembergen, vun Eijsinga en van Sloterdijck.
Hierna brengt de Voorzitter artikel 5 in rondvraag, 't welk
met 15 tegen 1 stem, die van den heer Bloembergen wordt ge-
roijeerd.
Alsnu brengt de Voorzitter de behandeling van artt. 1, 2 en
3 aan de orde, die tot na de afdoening van art. 5 zijn aangehouden.
Art. 1.
De heer Suringar is overtuigd dat van eene commissie van
5 leden meer nut te verwaehtcn is dan van eene van 3 leden.
De heer Rengers brengt in 't raidden, dat de motieven van
B. en W., om de commissie uit niet meer dan 3 leden tc doen
bestaan, in de memorie van toelichting zijn aangegeven en kan
daar nog bijvoegen, dat het dagelijksch bestuur zich bezwaard
achtte, bij de verschillende vaste commission die reeds aan de
leden van den Raad zijn opgedragen, meerdere Raadsleden met
nieuwe bemoeijingen te belasten dan strikt voor de behartiging
dier zaak noodig zijn.
Den heer van Eysinga, komt met het oog op de bepaling
van art. 8, een getal van 3 leden allezins voldoende voor.
De heer Suringar merkt op, dat in art. 8 alleen sprake is
van ,,'t bijwonen der vergaderingen" van de verschillende school
commissien cn stelt daarom voor dc eerste alinea van art. 1 te
doen luiden
„De commissie voor de gymnastiek is zamengesteld uit eer.
lid van het dagelijksch bestuur als voorzitter cn vier leden van
den Raad."
Dit voorstel niet ondersteund wordende, brengt de Voorzitter
art. 1 in rondvraag, 't welk zonder hoofdelijke stemming wordt
aangenomen.
Artt. 2, 3 en 6 zonder verdere discussien,bij acclamatie aangeno
men.
Art. 7.
De heer Rengers stelt eene kleine verandering in dc redactie
van dit artikel voor en wel door „de commissie stelt onmiddel
lijk en naauwkeurig onderzoek," te veranderen in„de commis
sie stelt onmiddellijk een naauwkeurig onderzoek enz."
Waarna dit art. aldus veranderd wordt aangenomen.
Art. 8.
Dc lieer de Haan vraagt of in de commissie ook de ledeu
van andere commission kunnen worden toegelaten.
52