- -
200
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Woensdag den 23 December 1868.
c. De jaarlijks te betalen pachtsom wordt bepaald op vijfen
twintig gulden en zal telken jare op den twaalfden Mei, aan te
vangen op dat tijdstip in 1869, ten kantore van den ontvanger
<ler gemeente Leeuwarden in gangbare Ncdcrlandscho munt,
vooruit moeten worden voldaan.
6. Dc pachter zal langs of tegen het westelijke stek nimmer
eene verzamelplaats van mest mogen maken, noch op of aan dat
stek linnen of andere, paardenschrikaanjagende voorwerpen mogen
hangen of vastmaken.
e. Hij is vcrpligt voor eigen rekening van de bestrating des
wegs af tot het westelijke stek een gevloerd of van raac-adam
aangelegd voetpad, ter breedte van 1.50 el, te doen maken en
steeds ten genoegen van Burgemeester en Wethouders voornoemd
te onderhouden.
Hij zal nimmer aan het boomgewas langs den weg ge
plaatst, mogen hakken of snoeijen. Ten zijnen behoeve zal ech
ter van wege het gemeentebestuur zorg worden gedragen dat het
boomgewas langs het door hem te bouwen huis, naar behooren
laag gehouden en gesnoeid wordt.
g. Alle rijks-, provinciale- of gemeentelijke belastingen die op
het afgestane gedeelte gronds liggen of daarop gelegd mogten
worden, komen ten laste van den pachter of zijne regtverkrijgenden.
ft. Bij nalatigheid of onwil in het naleven van eenige der
voren omschreven bepalingen door den pachter of zijne regtver
krijgenden, behoudt het bestuur der gemeente Leeuwarden zich
het regt voor, om, binnen zes maanden na voorafgaande som
matie tot in mora stelling, de afgestane plek gronds weder voor
de gemeente in bezit te neinen, de daarop slaande voorwerpen
aan den meestbiedende in het openbaar, des noods bij afbraak,
te doen verkoopen en de opbrengst daarvan, na aftrek der aan
de gemeente aankomende gelden, wegens onbetaald gebleven
pachtsommen, verschotten of gemaakte kosten, aan den pachter
of zijne regtverkrijgenden te doen uitbetalen.
i. Alle kosten op deze overeenkomst vallende, die van over
schrijving in de openbare registers daarvan niet uitgezonderd,
komen ten laste van den pachter en moeten door hem dadelijk,
na ontvangen kennisgeving van het bedrag derzelve, worden
voldaan.
18. Is ter tafel gebragt en gelezen, een \oorstel van Burge
meester en Wethouders, betrekkelijk den hun, in de vergadering
van den 10 dezer, gedane opdragt, tot verstrekking van nadere
inlichtingen omtrent de perceelen onder nos. 10 en 11 voorko
mende op den in die vergadering behandelden staat B, aanwij
zende de eigendommen die naar hun oordeel niet verkocht die
nen te worden.
De Voorzitter stelt voor tot de dadelijke behandeling hiervan
over te gaan waartoe wordt besloten.
De conclusie van het voorstel strekt daartoe om te besluiten
dat de plek gronds gelegen aan den ouden weg achter de wo
ningen nummers 118 en 119 te Dronrijp, niet zal worden ver
kocht.
De heer Attema zegt in de vorige vergadering het voorstel te
hebben gedaan deze plek gronds te verkoopen, doch dat dit ten
einde nadere inlichtingen in te winnen is aangehouden. Die in
lichtingen zijn thans door Burgemeester en Wethouders verstrekt.
Deze brengen Spreker juist tot de slotsom, lijnregt staande tegen
over die van Burgemeester en Wethouders, dat verkoop noodig is.
Zelfs de tegenwoordige huurder heeft verklaard, geen belang
meer te stellen in het bezit van deze strook gronds. Spr. ziet
er geen het minste belang voor de gemeente in zoodanige strook
gronds te behouden. Hij kan geen gronden vinden dat de ge
meente Leeuwarden eene voor haar nuttelooze strook gronds ten
behoeve van de publieke passage te Dronrijp zou moeten aanhou
den en daarover niet vrijelijk zou mogen beschikken. Hij stelt
daarom bij vernieuwing voor om tot den verkoop van deze strook
gronds te besluiten.
De Voorzitter geeft te kennen dat deze strook gronds ecu
deel uitmaakt van een weg, die, wanneer de passage langs den
weg nabij 't kanaal gestremd is, tijdelijk in de behoeften van de
publieke passage voorziet en uit dien hoofde niet gemist kan
worden.
Dc heer Attema is van gevoelen dat de gemeente Leeuwarden
volstrekt niet geroepen of vcrpligt is te zorgen voor de geregelde
communicatie te Dronrijp. Daarvoor wake het bestuur, dat daar
wettelijk bet gezag in handen heeft.
De gemeente Leeuwarden bezit daar slecht3 jure privato eene
strook gronds, die voor haar van geen nut meer is. Spr. is van
meening, dat, wanneer deze strook gronds verkocht wordt, die
genen, welke daar langs feitelijk een servituut uitoefenen, die
strook wel zullen aankoopen. Hij wenscht in principe te hebben
uitgemaakt, dat dit perceel zal worden verkocht.
De heer Rengers is met den localen toestand van dit perceel
niet bekend en vertrouwt dat dit met het mcerendcel der leden
eveneens zal zijn. Hij zou het derhalve wenschelijk achten, ten
einde deze zaak goed te kunnen beoordeelen, dat Burgemeester
en Wethouders werden uitgenoodigd, een grondplan van het
perceel in kwestie over te leggen.
Den heer Bloembergen komt het ook voor dat de leden met
de plaatselijke gesteldheid niet genoegzaam bekend zijn wat
hem echter betreft is dit anders en zou hij het niet wenschelijk
achten dit perceel te verkoopen. Het maakt een deel uit van
den ouden trekweg, die nu nog als binnenweg tot toegang naar
de daaraan grenzende woning strekt. Die weg heeft over een
gedeelte eene meerdere breedte dan elders, hetgeen gelegenheid
heeft gegeven dat aldaar een strook gronds tegen huur in parti
culier gebruik kon worden gegeven, doch het zijns inziens niet
geraden doet zijn ze te verkoopen. Hierover zal echter beter kun
nen worden geoordeeld als men in 't bezit is van een grondplan.
De heer de With verlaat de vergadering.
De heer Attema moet zich verzetten teger. het voorstel van
den heer Rengers.
Op zich zelf moge dat voorstel tot renvooi aan Burgemeester
en Wethouders vrij onschuldig schijnen, hij moet toch in't midden
brengen, dat dit punt in de vorige vergadering reeds is aange
houden, ten einde van Burgemeester en Wethouders nadere in
lichtingen te ontvangen.
Bovendien wenscht Spr. zelfs den schijn te vermijden, als zoude
hij, welke ook de locale toestand zij, immer kunucn erkennen,
dat de gemeente Leeuwarden als zoodanig eenige verpligting
heeft ora voor eene geregelde communicatie te Dronrijp te zorgen.
Deze gaat Leeuwarden niet aan; Leeuwarden is daar onbevoegd
tot eenige publiekregtelijkc handeling.
Daarentegen kan dc gemeente, privaatregtelijkc eigenaresse als
ze is, zich ten allen tijde ontdoen van een eigendom dat voor
haar niets dan last en administratie oplevert.
De heer Bloembergen vraagt den heer Attema of hij met den
localeo toestand bekend is
De heer Attema beantwoordt de vraag des vorigen Spr.'s ont
kennend. Ilij hecht echter dermate aan het principe dat Leeu
warden niet voor de communicatie te Dronrijp behoeft te zorgen,
dat hij zonder die plaatselijke bekendheid gerust tot den verkoop
durft besluiten.
De heer Bloembergen gelooft dat, wanneer de vorige Spr. met
den localen toestand bekend is, hij dan even goed als Spr. be
zwaar zal maken het perceel op zich zelf te verkoopen.
- -
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag den 23 December 1868. 201
De beer Gorter acht het overleggen van een grondplan wen
schelijk.
De heer Brninsma verklaart zich voor het voorstel van den
heer Ilcngers het komt hem wenschelijk voor dat dc zaak op
nieuw worde onderzocht; cr zouden toch op het perceel servi
tuten kunnen rusten die den verkoop daarvan onmogelijk maken.
De heer van Eljsinga acht het vreemd, dat, terwijl een lid
van het eollegie van Burgemeester en Wethouders ter vorige ver
gadering voorstelde dit punt aan te houden, opdat aan den Raad
inlichtingen zouden worden verstrekt, datzelfde geachte lid thans
weer hetzelfde voorstel doet, altijd op grond van gebrek aan
lokale kennis. Bestond er die urgentie tot het uitbrengen van
een rapport, dat de zaak ten slotte laat zooals ze was Van
dat standpunt beschouwd mogen dus de thans gevoerde discus-
siën geacht worden overbodig te zijn geweest.
Spr. betwijfelt het of dit wel de meest gewenschtc wijze is van
zaken af te doen. Hij verlangt de zaak thans te beëindigen en
wel in den geest van den heer Attema.
Het voorstel van den heer Rengers, ondersteund door den
heer Bruinsma, in rondvraag gebragt zijnde wordt met 13 tegen
6 stemmen, die van de heeren A9man, van Eijsinga, Jongsraa,
Duparc, Wijbrar.di en Attema, aangenomen zoodat aan Burge
meester en Wethouders is opgedragen van het onderwerpelijk
perceel een grondplan tc doen opmaken cn aan den ltuad over
te leggen.
De heer de Witb komt weder ter. vergadering.
19. Wordt in behandeling genomen, het voorstel van Burge
meester en Wethouders, betrekkelijk de hen in de vergadering van
10 December jl. gedane opdragt, om, in verband met het in die
vergadering genomen besluit, tot verkoop van eenige aan de ge
meente tocbehoorende vastigheden, voorstellen te doen.
Op des Voorzitters voorstel wordt tot de dadelijke behandeling
hiervan overgegaan
De Voorzitter brengt daarop in behandeling punt 1 van het
voorstel, „het door Burgemeester en Wethouders ontworpen cou-
cept-besluit, dat de hulpbeurs niet meer voor de openbare dienst
bestemd zal zijn."
De heer Brunger vraagt ot in dc vorige vergadering reeds tot
den verkoop hiervan is besloten
De Voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend.
Dc heer Brunger geeft hierop zijn leedwezen te kennen dat
hij bij de behandeling van dit onderwerp niet tegenwoordig is
geweesthad hij aan de beraadslagingen kunnen deelnemen dan
zou hij zijne motieven tegen den verkoop hebben uitgebragt.
Den heer Bl'UillSDia doet het even als den heer Brunger leed,
aan de behandeling van dit onderwerp geen deel te hebben kun
nen nemen en heeft hij het genomen besluit met deernis verno
men hij acht het wenschelijk deze zaak nog eenigen tijd aan te
houden het zou toch kunnen gebeuren dat dc heer van dei-
Wielen, die wel is waar zijne lokalen voor den handel als beurs
gebouw heeft disponibel gesteld, dit niet langer verkiest; even
eens zouden de handelaren tot andere inzigten kunnen geraken
en wederom van het oude beursgebouw gebruik wenschen te ma
ken en dan zou men de verkeerdheid van het genomen besluit
inzien.
De Voorzitter verzoekt de leden zich bij de aan de orde
zijnde zaak te bepalen en niet weder over een reeds genomen
besluit in discussiën te treden.
De heer Bloembergen zegt niet bij de behandeling van dit
punt in eene vroegere vergadering tegenwoordig te zijn geweest.
Hij moet echter uit het nu besprokene opmaken, dat wel door
den Raad in beginsel is aangenomen om de hulpbeurs te ver-
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesciie Courant.
koopen cn dat aan Burgemeester en Wethouders dientengevolge
is opgedragen, de op dit en andere panden betrekking hebbende
voorstellen te doen, maar dat alsnu dient te worden uitgemaakt
of men al dadelijk dan wel later tot verkoop zal overgaan.
Is deze zijne opvatting juist dan wenscht Spr. als zijn gevoe
len te kennen te geven, dat hij, met het oog op het belang van
den handel, het onraadzaam acht reeds nu tot den verkoop over
te gaan. Hij meent, dat, zal het thans door den handel als beurs
gebruikte lokaal naar eisch als zoodanig dienstbaar worden, er nog
eene regeling van dat gebruik zal moeten plaats vinden (lie mis
schien moeijelijker zal kunnen tot stand komen wanneer de hulp
beurs al dadelijk verkocht en dus voor goed opgeheven wordt.
Spr. hoopt intusschen wél verstaan te worden. Hij wenscht
niets af te dingen op het vroeger door den Raad ten dezen ge
nomen besluit omtrent den verkoop van dit pand. Alleen wenscht
hij dc uitvoering van dat besluit niet dadelijk te doen plaats
vinden, maar nog eenigen tijd uit te stellen.
De heer Brnnger wenscht zich te rangschikken onder die le
den die de meening zijn toegedaan dat niet dadelijk tot den ver
koop moet worden overgegaan.
De heer Rengers betreurt, na de vorige Sprekers te hebben
gehoord, dubbel dat in de vorige vergadering besluiten van zoo
ingrijpend belang voor de gemeentelijke huishouding door een ge
ring aantal aanwezige leder, zijn genomen. Hoezeer hij zich in
die vergadering krachtig tegen den verkoop van alle perceelen
bij de Koornraarkt heeft gekant, acht hij zich thans vcrpligt het
genomen besluit te eerbiedigen en heeft hij er ook als lid van
het dagelijksch bestuur toe medegewerkt om aan dat besluit on
verwijld uitvoering te verzekeren.
Dc heer Duparc zegt, inderdaad leedwezen te gevoelen, dat
het verslag van het in de vorige vergadering verhandelde, nog
niet aan de leden is rondgedeeld. Ware dit geschied, men zou
niet in het onderwerpelijk debat zijn vervallen, dat niets anders
is, dan eene herhaling van vorige discussiën, dan napleiten over
eene zaak, die reeds beslist is. Het geldt nu niets anders dan
de uitvoering van het ter vorige vergadering genomen besluit,
waartoe Burgemeester en Wethouders hunne voorsteilen hebben
ingediend met een spoed en op eene wijze, die allezins hulde
verdient. Hij kan het zich zeer goed verklaren, dat de minder
heid het besluit au fond betreurt, maar hij kan 't niet goed
vinden, dat zij daarom thans de uitvoering zou willen tegengaan.
Hij zal intusschen in gccne ontwikkeling van redenen treden, die
vóór den verkoop pleiten, omdat hij dan insgelijks in eene her
haling van vroegere discussiën zou vervallen. Hij wenscht al
leen te doen uitkomen, dat de Raad thans staat voor een door
de meerderheid uitgemaakt beginsel, en acht voor zich de spoe
dige afdoening nu ook hoogst wenschelijk.
De lieer de Haan zegt zich in de vorige vergadering tegen den
verkoop te hebben verklaard het beginsel om spoedig tot den
verkoop over tc gaan is echter door den Raad aangenomen aan
dit besluit dient men zich dus te onderwerpen en erkent Spr.
de wenscbclijkheid om thans aan het genomen besluit uitvoering
te geven.
De heer Brunger verklaart zich tegen het voorstel betrekkelijk
den termijn van verkoop, in verband met dc stichting van een
nieuw beursgebouw, dat toch ook in beginsel is aangenomen
evenmin als aan 5t eene, behoeft ook aan 't andere besluit direct
uitvoering te worden gegeven.
De beer Asman wijst op de motieven door Burgemeester en
Wethouders voor den verkoop aangegeven.
Dc lieer Bloembergen merkt op, dat hij uit de ontvangene in
lichtingen ontwaard hebbende dat het in de bedoeling van des
Raads vroeger besluit gelegen heeft, dit perceel gelijktijdig met
56