r
202
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Zitting van Woensdag den 23 December 1868.
andere daaraan belendende te verkoopen, voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal stemmen.
De Voorzitter brengt hierop het geconcipieerd besluit in om
vraag, 't welk met 19 tegen 1 stem, die van den heer Brunger,
wordt vastgesteld.
Punten 2 en 3 worden hierop zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Punt 4 (te bepalen dat de sub 2o bedoelde publieke verkoop
zal geschieden ten overstaan van Burgemeester en Wethouders.)
De heer Rengers verklaart zich tegen dit voorstel omdat Bur
gemeester en Wethouders dan bemoeijingen zullen worden opge
dragen die niet regtstreeks op hunnen weg liggen. Hij zal de
voorkeur geven aan den verkoop ten overstaan van een Notaris.
De heer Gorter acht het ook wenschelijk dat de verkoop ten
overstaan van een notaris plaats hebbe.
De heer Attema acht het voor de gemeente van belang dat
de verkoop ten overstaan van een' notaris plaats hebbe het
publiek zal toch aan eenen verkoop in een daartoe gewoonlijk
gebruikt wordend locaal en ten overstaan van een' daarmede in
den regel belast persoon, de voorkeur geven, boven eenen ver
koop ten overstaan van heeren Burgemeester en Wethouders in
eene der localen van het gemeentehuis dit zal wel is waar
eenige meerdere kosten veroorzaken, doch deze zullen volgens
Sprs. gevoelen niet opwegen tegen den beteren uitslag, dien van
den verkoop ten overstaan van een notaris verwacht mag worden.
Spr. stelt daarom voor, punt 4o. te doen luiden „Burgemeester
en Wethouders uit te noodigen, dezen verkoop te doen plaats
hebben ten overstaan van een' door hen aan te wijzen notaris."
De Voorzitter merkt op, dat het door den heer Rengers ge
opperde reeds in de vergadering van het dagelijksch bestuur is
gesproken, doch dat toen reeds het voorstel was geformuleerd,
afgedrukt en rondgedeeld.
De heer Rengers zegt dat het even goed aan meer notarissen
kan worden opgedragen.
De heer Attema acht het beter, met het oog op de wet op
het notaris-ambt, in deze opdragt enkel te spreken van één no
taris. Volgens die wet toch kunnen geen twee notarissen staan
over eene en dezelfde akte.
Die opdragt zal echter niet uitsluiten, dat B. en W. later
schikkingen maken, om, indien ze zulks wenschelijk rekenen, meer
dan een notaris in de zaak te betrekken.
De Voorzitter brengt hierop het voorstel van den heer At
tema in rondvraag, 't welk zonder stemming wordt aange
nomen.
De heeren de Haan, Oosterhoif, van Sloterdijck, Bloembergen
en Jongsma verlaten de vergadering.
Punt 5. (Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om,
zoodra op het sub 2o. hiervoren genomen besluit de goedkeuring
van heeren Gedeputeerde Staten zal zijn ontvangen, de tot den
daarbij bedoelden verkoop botrekkelijke voorwaarden te ontwer
pen en aan den Raad ter goedkeuring aan te bieden.)
De Voorzitter zegt, dat door de wijziging van punt 4, deze
bepaling zal kunnen vervallen, omdat het eigenaardig is wanneer
aan een notaris den verkoop wordt opgedragen, deze ook de
voorwaarden van verkoop formulere, en stelt daarom voor daar
toe te besluiten.
Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming overgegaan.
De heer van E|jsinga vraagt of punt 2 in zijn geheel reeds
in stemming is gebragt?
De Voorzitter zegt, dat dit punt alinea's gewijze is behan
deld en dat geen der leden hiertegen iets in 't midden heeft
gebragt, waarom hij beschouwde dat het niet geheel behoefde te
worden geresumeerd mogt evenwel vorige Spr. hierop aandrin
gen, gaarne zal hij er dan toe bereid zijn dit punt in zijn ge
heel in rondvraag te brengen.
De heer van Eijsinga zegt hierop, dat onder punt 2 niet
voorkomen alle perceelen tot welker verkoop is besloten, waar
door men alzoo over die perceelen niet heeft kunnen discussiëren
en stemmen.
De Voorzitter merkt vorigen Spr. op, d-at onder punt 2 alleen
die perceelen voorkomen, waaromtrent voor 1 Jan. dient te worden
beslist of ze niet dan al zullen worden verkocht, ten einde zoo
als met sommigen het geval is, den huur met 12 Mei 1869 te
kunnen doen eindigen en dat Burgemeester en Wethouders over
de niet daarin vermelde perceelen naderhand voorstellen zullen
doen.
De heer van Eijsinga is door de toelichting niet genoegzaam
ingelicht waarom ook niet dadelijk eene beslissing zou kunnen
worden genomen, omtreut het perceel in de Kleine Kerkstraat,
letter F no. 88, tot verkoop waarvan eveneens is besloten en
waarvan de huur ieder oogenblik kan worden opgezegd.
De hoer Bruinsma zegt, dat hieromtrent in dat kleine tijds
bestek alles niet met naauwkeurigheid is kunnen worden nage
gaan en wijst op de toelichting van Burgemeester en Wethouders
gegeven.
De heer Rengers gelooft dat de heer van Eijsinga zich de
zaak niet goed voorsteltBurgemeester cn Wethouders toch heb
ben zich beijverd om den Raad in de gelegenheid te stellen tot
het nemen eener beslissing aangaande die panden, waarvan de
huurtijd met 12 Mei e.k. expireert en die derhalve met dat tijd
stip vrij kunnen worden overgedragen ten aanzien van de pan
den niet in deze omstandigheden verkeerende en waarvoor alzoo
de noodzakelijkheid tot dadelijke afdoening niet bestaat, zal een
nader voorstel worden ingediend, waartoe Burgemeester en Wet*
houders bij den beperkten tijd, thans beschikbaar, nu niet in de
gelegenheid waren.
De heer van Eijsinga verklaart zich met deze inlichtingen
te vreden te stellen. Hij vertrouwt, dat gelijk Burgemeester en
Wethouders met loffelijke voortvarendheid deze voordragt hebben
aangeboden, door hun collegie ook ten opzigte van de overige
perceelen met gepasten spoed de noodige voordragten zuilen wor
den ingediend.
Punt 6 wordt hierop zonder hoofdelijke stemming onveranderd
vastgesteld.
De vergadering heeft alzoo besloten
lo. dat 't hierna, sub 2o. vermeld voor hulpbeurs aangewe
zen gebouw niet meer ter openbare dienst bestemd zal wezen en
daartoe vast te stellen het volgend besluit:
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Gezien artikel 2 der verordening van den 10 Maart 1859,
houdende vaststelling van een reglement op de Korenbeurs iu
die gemeente
Gelet op 't bepaalde bij art. 230, le lid, der wet van 29
Junij 1851 (Staatsblad no. 85);
Overwegende, dat 't aan de gemeente in eigendom hehoorend
gebouw, staande op de Wortelliaven aldaar, gekwoteerd wijk let
ter I uumracr 37, bij 't bovenaangehaald vemrdenings-artikel i9
aangewezen als locaal voor het houden der Korenbeurs
Overwegende dat echter, reeds sints geruimen tijd in dat ge*
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Woensdag den 23 December 1868.
20S
bouw die beurs niet meer wordt gehouden, nadat de handelaren,
die haar vroeger plegen te bezoeken, gemeend hebben zich op
den voor bet houden dier beurs bepaalden tijd elders te moeten
verecnigen, ten einde hunne zaken af te doen
Overwegende dat d5ar, waar dé handel zelf duidelijk toont er
geen prijs op te stellen, dat voormeld gebouw voor 't aangewe
zen doel bestemd blijve, er voor de gemeente ook geene reden
bestaat om 't die bestemming le doen behouden
Overwegemie, dat in dezen stand van zaken, in 't financieel
belang der gemeente, het wenschelijk moet worden geacht, dat
vaakbedoeld gebouw worde verkoeht
Overwegende, dat, volgens 't bovenaangehaald wetsvoorschrift
aan de gemeente behooreude openbare gebouwen niet mogen
worden vervreemd dan nadat zij door den Raad verklaard zijn
ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen
B e s1 uit:
't Aan de gemeente Leeuwarden in eigendom behoorend ge
bouw, staande op de Wortelhaven aldaar, gekwoteerd wijk letter
1 nummer 37 in de schrifturen van 't kadaster bekend in die
gemeente, sectic A nummer 550 wordt, bij deze, verklaard niet
meer ter openbare dienst bestemd te wezen.
2o. Burgemeester en Wethouders te magtigen, om den pu-
blieken verkoop te bevorderen van de na te melden aan de ge
meente Leeuwarden iu eigendom toebehoorendo vastigheden, als
a. de huizingc staande op de Korenmarkt aldaar, gekwoteerd
letter I no. 2, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, sectie A
no. 552
b. de huizinge aldaar, gekwoteerd letter I no. 3, ten kadaster
bekend als voren, sectie A no. 553
c. de huizinge staande op den Ecwal aldaar, gekwoteerd
letter I no. 35, in de schrifturen van bet kadaster bekend als
voren, sectie A no. 547
d. de huizinge staande op den hoek van den Eewal en van
de Wortelhaven aldaar, gekwoteerd letter I no. 36, kadastraal
als voren, sectie A no. 548
e. het thans voor hulpbeurs bestemd gebouw aldaar, gekwo
teerd letter I no. 37, ten kadaster bekend als voren, sectie A
no. 550
zeven woningen in het Hoekster Achterom aldaar, gekwo
teerd letter A no. 23 tot en met 29, in de schrifturen van 't ka
daster bekend als voren, sectie B nos. 27 tot en met 33;
g. een stuk hooiland, gelegen aan den Zwarten weg, kadas
traal bekend, gemeente Hardegarijp, sectie G no. 92.
3o. in beginsel aan te nemen, dat de uit den sub 2o. be
doelden verkoop voort te vloeijen gelden, voor zoover 't bedrag
daarvan reikt, zullen strekken tot aflossing van ten behoeve dei-
gemeente aangegane geldleeningen.
4o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, dezen ver
koop te doen plaats hebben ten overstaan van een door ben aan
te wijzen Notaris.
5o. Burgemeester en Wethouders al verder nit te noodigen
om in de maand October van het jaar 1869, te gelijk raet de
gewone voordragt tot aanwijzing van de geldleeningen waarvan
met de daarvoor op de begrooting voor dat dienstjaar beschik
baar gestelde som aflossing zal plaats vinden, een voorstel te
doen tot aanwijzing van do geldleeningen, waarvan met de uit
den sub 2o. bedoelden verkoop te profluëren gelden aflossing be
hoort te geschieden.
20. Wordt in behandeling genomen, de, door de bij besluit
van 26 November j.l. benoemde commissie voor de gymnastiek,
ontworpen concept-verordening, houdende algemeene bepalingen
voor het onderwijs aan de gemeentelijke gymnastiekschool.
Op des Voorzitters voorstel tot de dadelijke behandeling
overgegaan zijnde, worden de beraadslagingen over de algemeene
strekking geopend.
De heer Attema heeft de ontwerp-verordening nagegaan; het
komt hem voor dat de commissie bij sommige punten niet in
'toog heeft gehouden, het standpunt dat door haar zal moeten
worden ingenomen. Deze commissie toch is geene zelfstandige,
maar eene commissie van bijstand aan Burgemeester en Wethou
ders in dezen tak van het gemeentelijk huishouden.
Spr. erkent de moeijelijkheid voor de commissie om de juiste
grens van hare werkzaamheden aan te geven. Niettemin is hij
van meening dat zij zich in sommige opzigten eene bevoegdheid
toeschrijft, welke naar Sprs. meening, bij het dagelijksch bestuur
't huis behoort. Dat toeh behoort handelend op te treden tegen
over derden. Alle9 wat het innerlijk beheer betreft, boude de
commissie aan zich. Wat daar buiten ligt, wat verder reikt,
blijve, ingevolge de gemeentewet, opgedragen aan Burgemeester
en Wethouders. Spr. wenscht daarom dat de commissie meer
bepaald de zaak van liet onderwijs zal regelen en vindt in de
art. 5, 10 en 13 bepalingen opgenomen die in dit opzigt wel
eenige wijziging bchooren te ondergaan Spr. wijst inzonderheid
op art. 10, waarbij in zekere gevallen aan de commissie is ge-
demandeerd, den ouders of voogden te berigten, indien hnnne
kinderen of pupillen van de les zijn weggezonden. Dit zou vol
gens zijn inzieu aan Burgemeester en Wethouders behooren te
worden opgedragen Spr. wil in het algemeen maar doen uitko
men dat deze verordening niet juist aangeeft het zuivere stand
punt waarop de commissie, volgens de gemeentewet, zich heeft
te plaatsen. Hij vóór zich zou de bevoegdheid aan de com
missie toe te kenneu, wel eenigzints willen inkrimpen.
De heer Asman zegt, dat de door den heer Attema geopperde
bezwaren, meer schijn dan werkelijkheid zijnde commissie toeh
handelt geheel namens Burgemeester en Wethouders en een lid
van dat collegie is voorzitter van de commissiehij ziet niet in,
dat in d'ontwerp-verordening aan de commissie te veel bevoegd
heid wordt gegeven om eigenmagtig te handelen.
De heer Rengers zegt dat de verordening wel met efcnige
haast tloor de commissie is outworpenzij achtte evenwel den
haar verleenden termijn van 3 maanden te lang, om zonder
eenige wettelijke bepalingen het toezigt over de iurigting uit te
oefenen en heeft dus die punten welke eene dadelijke voorzie
ning eischten in de verordening opgenomen. De commissie zal
dus gaarne de op- en aanmerkingen van de verschillende leden,
waar die tot aanvulliug en verbetering kunnen leiden, ter harte
nemen. Ten einde zooveel mogelijk aan sommige door den heer
Attema in 't midden gebragte bedenkingen te gemoet te komen,
heeft Spr., in overleg met zijne medeleden, eenige wijzigingen van
sommige artikelen der ontwerp-verordening geconcipieerd.
Spr. acht het echter wenschelijk dat de beslissing over de in
te dienen klagten aan de commissie blijft opgedragen, omdat
wanneer Burgemeester en Wethouders hiermede worden belast,
deze wel nimmer zonder het prae advies van de commissie zullen
bandelen, zoodat de zaak in stede van vereenvoudigd meer ge
compliceerd zoude worden, hetgeen niet in de bedoeling ligt.
Spr. erkent de gegrondheid van de aanmerking des heeren
Attema op art. 10, doch is van gevoelen dat met eene kleine
wijziging aan het bezwaar kan worden te gemoet gekomeu, ter
wijl het bovendien in de rede ligt, dat de commissie niet zonder
voorafgaand overleg met Burgemeester en Wethouders tot het
wegzenden van een leerling zal overgaan.
De heer Duparc heeft dezelfde aanmerkingen als de heer At
tema, Spr. vraagt echter, of de verordening regelende den werk
kring van de commissie, vastgesteld in de vergadering van 26
November jl., reeds aan Gedeputeerde Staten is medegedeeld en