120
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 Junij 1868.
aangelegd riool in de gedempte gracht, geloopcn hebbende van
de Doelepijp tot aan de Oldehoofster Waterpoort, worde aange
geven volgens de lijn niet blaauice kleur aangewezen op de door
den gemeente-architect den 1 Junij 1868 ingezonden situalie-
teekeuing.
2o. De grond gelegen ten zuiden van de sub lo. hiervoren be
doelde rooilijn tusschen die lijn en de naast belendende gebou
wen en erven wordt verklaard niet meer voor de openbare dienst
bestemd te wezen.
3o. In beginsel wordt aangenomen dat op nader door den
ltaad vast te stellen voorwaarden de grond onder sub 2o. hiervoren
bedoeld aan de eigenaren der naast aangrenzende huizen en
erven of andere belangstellenden zal kunnen worden afgestaan.
4o. l)at gedeelte van den sub 2o. boven omschreven grond, 'twelk
loopt langs het erf van den heer It. H. S. G. Juckema van Burmania
Baron Rcngers, wonende te Leeuwarden, wordi aan lu in gratis in
eigendom overgedngen, onder voorwaarde: a. dat die grond of be
bouwd worde of, onbebouwd blijvende, van wege en ten koste
van den heer Rcngers of van zijne regt verkrijgenden op vol
doende wijze ter bcoordeeling van 13. en W. van de openbare
straat afgescheiden worde en blijvc. b. dat al de kosten op deze
cigendoms overdragt vallende, komen ten laste van en znllen
worden gehoed door den heer Rengers voornoemd.
Js voorts besloten aan dit besluit voor de resumtie der notu
len uitvoering te geven.
7. Overgegaan zijnde tot de benoeming van ren lid der com
missie van toezigt op de scholen van middelbaar onderwijs in deze
gemeente.ter vervulling der vacature ontstaan door het aan den
heer dr. E. Verwijsop zijn daartoe gedaaA verzoek, wegens ver
trek tiaar elders verleend eervol ontslagis de uitslag der te dier
zake gehouden stemming, waaraan door 16 leden is deelgenomen,
dat zijn uitgebragt op tien heer rar. T. van Heltinga Tromp 1 1
op den heer rar. J. L. van Sloterdijck 3 stemmen, en op deri
heer H. J. Westenberg 1 stem terwijl een briefje in blanco is
gelaten, zoodat eerstgenoemde met volstrekte meerderheid van
stemmen voor opgemelde betrekking is gekozen.
8. Thans is aan de orde de behandeling van de conclusie van
het rapport der Raadscommissie belast geweest met het instellen van
een regtslcundig onderzoek naar de gegrondheid der aanspraken van
voogden van liet Sint Authonij Gasthuis te Leeuwarden, op den ei
gendom van eenige perceelen gronds, in de nabijheid van de Potmarge
in die gemeente, zooals die door de commissie is gewijzigd bij
haar voorstel van 28 MEI 1868.
Na door den secretaris te zijn gelezen wordt deze nadere
conclusie der commissie in rondvraag gehragt en met algc-
mccnc stemmen aangenomen, weshalve is besloten
lo. B. en W. uit te noodigen
a. aan heeren voogden van het Sint Anthonij Gasthuis te
doen toekomen een afdruk van het door opgemelde commissie
den 14 Maart 1867 uitgebragt rapport betrekkelijk deze aange
legenheid, zulks in antwoord op hunne missives van 8 No
vember 1864, no. 800 en van 15 Eebruarij 1866, no. 964, met
verzoek aan heeren voogden om van dat rapport kennis te ne
men en hunne zienswijze ter zake nader aan den Raad te willen
kenbaar maken;
b. die toezending te doen vergezeld gaan van de rccdedcc-
ling, dat het gemeentebestuur, in den tegenwoordigen stand der
zaak en volgens zijne opvatting van de kwestie, bereid is, voor
de gemeente Leeuwarden, voor zooveel noodig, mede te werken
tot ecne overschrijving bij het kadaster ten name van het St. An
thonij Gasthuis alhier, van de kadastrale perceelen, gemeente
Leeuwarden sectie G nos. 813, 814 en 815 (zooveel den grond
betreft) benevens van de strook gronds, tusschen de bleek en de
Potmarge gelegen, kadastraal ingedeeld als publieke weg en van
de opsloot in het kadastrale perceel der zelfde gemeente en sec
tie no. 808, doch zwarigheid maakt, tot zoodanige overschrij
ving mede te werken ten opzigte van de kadastrale perceelen
der zelfde gemeente en sectie nos. 1563 (zooveel den grond be
treft) 1564, 826, 825 en 809, alsmede van de opsloot in laatst
gemeld perceel.
2o. de thans in deze zaak fungerende commissie uit te noo
digen, om, wanneer heeren voogden hunne zienswijze omtrent het
toegezonden rapport aan den Raad hebben kenbaar gemaakt, den
Raad te dienen van advies omtrent den weg alsdan door hem te
bewandelen.
Uit te voeren voor de resumtie der notulen.
9. Hierna wordt overgegnan tot de voortzetting der behande
ling van het voorgestelde ontweip-rcglement van orde voor de ver
gaderingen van den Raad.
Ter vergadering van den 28 Mei jl. met de behandeling van
dit ontwerp genaderd zijnde tot art. 38 is dat art. thans aan de
orde 'twelk evenals de artt. 39, 40, 41 en 42 eenstemmig en
zonder beraadslaging wordt aangenomen.
Bij art. 43 merkt de heer Duparc op dat de aandacht der
commissie is gevestigd op een koninklijk besluit van 1857, waarbij
op daarvoor aangevoerde gronden is vernietigd een artikel van
een reglement van orde, houdende bepaling „dat de stemming
„nietig is indier. het getal behoorlijk ingevulde briefjes niet
„grooier is dan dc helft van dat der tegenwoordige leden." Naar
aanleiding hiervan stelt Spr. namens de commissie voor het art.
van het ontwerp te wijzigen en daarin te roijeren het woord
aanwezigewaardoor 'l art. gelijkluidende zal worden aan de be
trekkelijke bepaling van het vigerend reglement.
Aldus gewijzigd wordt het. artikel 43 in stemming gebragtcn
eenparig goedgekeurd.
Insgelijks worden achtereenvolgend in rondvraag gebragt en
met algcraeenc stemmen onveranderd aangenomen de verdere ai-
tikclen van het ontwerp, zijnde arll 44 tot en met 68.
Dc heer Bloembergen vraagt nog cene kleine inlichting van den
heer Duparc omtrent dc redactie van het gewijzigd vastgesteld
art. 43. De Voorsteller wcnschte daarin het woord aanwezige
weg te laten, waartoe is besloten, doch nu zal T niet luiden
gelijk de thans geldende bepaling. Spr. meent dat die redactie
door de wijziging niet duidelijker is geworden.
De heer Duparc erkent dut dc opmerking van den heer Bloem
bergen zeer juist is. Bij nader inzien komt het aan dc com
missie evenwel niet geraden voor te spreken van leden der ver
gadering zooals in het tegenwoordige reglement van orde is ver
meld, dewijl naar hare meeuing de bedoeling var. het aangehaald
koninklijk besluit is de lielft der raadsleden. Zij geeft derhalve
in overweging aan het vastgesteld art. nog toe te voegen dc
woorden van den Raad.
De Voorzitter stelt voor om op het ondcrwcrpclijk artikel
terug tc komen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer Duparc stelt daarop voor meergemeld art. 43 te le
zen als volgt„De stemming is nietig, indien het getal gcl-
„digc briefjes niet grooter is dan de helft van dat der leden
van (len Raad.
In rondvraag gebragt wordt het aldus gewijzigd art. 43 met al-
gemeene stemmen aangenomen.
De heer Suringar vraagt, na de wijziging zoocvcn aangebragt
in een te voren reeds vastgesteld artikel, van de vergadering
verlof om terug te komen op een ander artikel van het regle
ment waartegen hij bedenking heeft.
Dit verlof verleend zijnde, zogt de heer Suringar, dat het ar
tikel, waarop hij wenscht terug te komen is artikel 13, waarbij
is bepaald dat dc rang van zitting der leden ter vergadering
zich regelt naar hunnen leeftijd. Daartegen meent hij te moeten
opkomen en als een der ouderen van jaren zal men hem dit wel
niet euvel duiden.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 Junij 1868.
121
Wanneer men bepalingen wil vaststellen die de zelfstandigheid
en de vrije werking der leden bevorderen, zooals bij de behan
deling van dit ontwerp-reglcmcnt reeds meermalen is gebleken,
dan moet men ook in dezen de ouderwetsche bepaling laten va
ren. Spr. althans acht het dienstig dat van tijd tot tijd ver
wisseling plaats hebbe, waarom bij voorstelt de rang van zitting
der leden te regelen bij loting. Mogt iutusschen een der an
dere leden een beter of meer passend middel weten voor te dra
gen, Spr. zal zich gaarne daarbij voegen doch meent zich voors
hands bij het voorgestelde te kunnen bepalen ten einde eene be
slissing omtrent het beginsel uit te lokken.
Dc Voorzitter vraagt van den heer Suringar het door hem
op art. 13 voor te dragen amendement.
De heer Suringar hieraan voldoende, stelt daarop voor de
aanhef van artikel 13 te lezen als volgt De rang van zitting
wordt ieder halfjaar in dc eerste vergadering van September en
Maart bij loting aangewezen.
Dit voorstel wordt ondersteund.
De heer Suringar merkt nog aan voor zooverre dit noodig
mogt zijn, dat zyn voorstel geenszins is voortgesproten uit onte
vredenheid met zijne buren nceo, maar uit overtuiging dat de
voorgestelde wijziging wcnschclijk is en in harmonie met het in
behandeling zijnde ontwerp.
De heer Duparc zegt, namens de commissie, dat deze zich met
de strekking van het amendement niet kan vereenigen.De wis
selvalligheid van eene loting behoort naar haar oordeel slechts
tc worden toegepast waar het geldt 't beslissen van zaken of
vraagpunten die anders moeijelijk uit te maken zijn maar die
wisselvalligheid ook in toepassing te brengen bij het regelen der
zitplaatsen van de leden, vindt zij te gewaagd. Veeleer had
de commissie van den Voorsteller, als hij zich met het voorstel
niet kan vcrccnigen verwacht een amendement de strekking heb
bende om den leden vrije keuze te laten omtrent de zitplaatsen
door hen ter vergadering in te nemen. l)at waro althans ratio
neel geweest.
De heer Suringar heeft met bevreemding door een lid van
de commissie, den heer Duparc de wisselvalligheid van den uit
slag eencr loting hooren aanvoeren als een bezwaar tegen zijn
amendement. liet is juist die wisselvalligheid, waarop hij (Spre
ker) de aannemelijkheid van zijn voorstel grondt.
De commissie heeft zelve, bij haar ontwerp wisselvalligheid en af
wisseling willen brengen in de orde, waarin de leden der verga
dering elkander opvolgen en daardoor gemeend, de vrijheid en
zelfstandigheid van ieder lid te bevorderen. De zamenstelling
der sectiën zal telken halfjare bij loting worden bepaald en zelfs
voor elke stemming zal het lot uitmaken wie van de leden het
eerst zijne 9tem zal uitbrengen. Spr. ziet niet in waarom men
zich hier aan het oude zou houden en wat cr gewaagd zou wor
den bij de regeling der zitplaatsen door loting.
De heer Rengers, ofschoon voorshands niet onderworpen aan
de toepassing der voorgestelde bepaling, is toch voor de aanne
ming daarvan gestemd, omdat zij zich wegens hare practische
strekking aanbeveelt. 't Valt toch niet te ontkennen dat ieder
lid dikwijls tijdens de vergadering zaken bespreekt met de naast
hem gezeten leden, het is tevens natuurlijk dat dio besprekingen
min of meer invloed op de zienswijze en de besluiten der leden
uitoefenen. Spr. ziet derhalve in dit amendement een zeer ge-
wenscht middel om door wisseling van plaatsen, eene meer al-
geraeene en dus ook minder eenzijdige wisseling van gevoelens
onder de leden te verkrijgen.
De heer van Sloterdijck vraagt of het amendement van den
heer Suringar wijziging van dc 1ste zinsnede of van de 1ste ali
nea van art. 13 betreft. Zijns inziens is het niet wenschelijk
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesciie Courant.
ook de zitplaatsen der Wethouders van het lot afhankelijk te
stellen, dewijl, daar de meeste der in behandeling komende voor
stellen van het dagclijksch bestuur uitgaan, het in allen geval
zeer dienstig mag worden geacht dat dit cnllegie in de gelegen
heid is gesteld om des noodig tijdens dc vergadeiingcn onder
ling te kunnen overleggen.
Overigens acht Spr. de zamensprekingen, door den heer Ren
gers bedoeld, weinig vruchtbaar, omdat hij dc overtuiging niet
heeft dat daardoor nieuwe argumenten in de discussiën gebragt
of geve tigde meeningen gewijzigd worden. Liever wil Spr.
art. 13 van 't reglement behouden zooals het nu is vastgesteld
dan dat art. wijzigen overeenkomstig het amendement van den
heer Suringar. Hij voor zich acht de regeling van den rang van
zitting naar den leeftijd zeer goed gekozen. Deze heeft toch al
tijd dit voor dat de oudsten in jaren bij elkander laats nemen
die althans in leeftijd en ondervinding, veelal ook in kennis en
opvatting het best sympathiseren.
De lieer Duparc zegt, dat de lotingen door den heer Suringar
bedoeld, en reeds bij het nieuwe reglement bepaald, inderdaad
zeer wenschelijk zijn. Het verwisselen *an tijd tot tijd der
sectiën toch is noodzakelijk, en dit kan wel niet doelmatiger dan
door loting worden geregeld. Wat de lotingen vóór do stem
mingen betreft, deze heeft men gewild omdat men geen beter
middel wist aan te wijzen voor het beoogde doel de zelfstan
digheid der leden hij de stemming tc bevorderen. Omtrent de
zamensprekingen waarop is gewezen, moet Spr. opmerken, dat
er somwijlen wel tusschen de leden zamensprekingen worden ge
houden, doch hij hecht daaraan weinig waarde. Veel hooger
staan bij hem dc discussion, het eigenlijk debat.
De hee» Westenberg geeft als zijne meening te kennen dat,
nu is uitgemaakt dat elke stemming door het lot 'teerst stem
mend lid wordt aangewezen, hij het amendement van den heer
Suringar overbodig acht. Spr. ziet niet in dat de bestaande be
paling die ecne goede strekking heeft nu nog wijziging behoeft.
*De heer Suringar' moet opmerken dat hij wel een enkel be
zwaar heeft gehoord tegen zijn amendement, doch niet van zoo
danig gewigt dat hij daardoor zou zijn teiuggcbragt van zijne
overtuiging. Hij blijft dc voorgedragen maatregel dienstig ach
ten, te meer nu geene argumenten vóór de bestaande orde zijn
aangevoerd. Alleen heeft de heer van Sloterdijck gesproken van
sympathie onder dc leden alsof deze zich zou regelen naar den
min of meer gelijken leeftijd. Spr. meent, dat de sympathie
onder de mcnschen een anderen grond moet hebben en kan ver
klaren dat hij dikwijls met jongeren van jaren meer sympathi
seert dan met personen van zijnen leeftijd. Mag men aanne
men, ciat onze omgeving, ook die in de raadsvergadering, steeds
van ecnigen invloed is op onze inzigtcn en ons oordeel, welnu
dan mag men aannemen, dat het door elkander zitten van oud
en jong cn jong en oud zijnen goeden invloed niet zal missen,
dat de bedaardheid en ervaring der ouderen den jongeren en dat
de nieuwe inzigtcn en frissche levenskrachten der jongeren den
ouderen zullen tc stade komen.
l)e heer van Sloterdjjck had van den heer Suringar verwacht
een antwoord op de vraag of zijn amendement dc zinsnede of
wel de gcheele Is te alinea van art. 13 betreft.
l)e heer Suringar heeft hierop slechts te antwoorden dat hij
alleen wijziging van de 1ste zinsnede bedoelt. Hij sprak alleen
van het begin, niet van het geheele artikel.
De Voorzitter brengt daarop het amendement in rondvraag
waarbij zich 8 stemmen daarvóór en een gelijk getal stemmen
daartegen verklaren, zoodat ingevolge het bepaalde bij art. 50,
2de alinea der gemeentewet hieromtrent in eene volgende verga
dering eene nadere stemming moet plaats hebben. Voor stem
den de heeren Brungcr, Hommes, Bruinsraa, Bloembergen, Ren
gers, Gorter, Suringar en Oostcrhoff.
iooI