6 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Januarij 1869. De heer Rengers stelt daarna namens de commissie voor het bedrag van 6.60" te verminderen op „f 6." Dit voorstel wordt hierop met 18 tegen 2 stemmen, die van de heeren van Eijsinga en Bloembergen, aangenomen. Art. 16 wordt vervolgens aldus gewijzigd, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 17. De heer Duparc merkt op dat in dit art. gesproken wordt van het Nlaatste lid van art. 15; dat art. 15 slechts uit eene zinsnede bestaat, weshalve hij voorstelt de woorden „het laatste lid" te veranderen in „het slot." Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten en het artikel aldus gewijzigd vastgesteld. Art. 18 wordt daarna zooals het door de commissie is voor gesteld, zonder eenige beraadslaging en hoofdelijke stemming, on veranderd vastgesteld. Verder de resumtie van de geheele verordening gehouden zijnde, wordt dezelve met de daarin aangebragte wijzigingen gearresteerd, zoodat is vastgesteld de volgende VERORDENING, houdende algemeeoe bepalingen voor hët onderwijs aan de Gemeentelijke Gymnastiekschool. Art. 1. Het onderwijs aan de gemeentelijke inrigting voor de gymnas tiek verdeelt zich in a. eigenlijk gezegde ligchaams-ocfeningen b. oefeningen in den wapenhandel. Art. 2. Van wege de gemeente wordt gymnastisch onderwijs verstrekt a. als leervak n bedoeld bij artikel 1 der wet op het lager onderwys, aan de leerlingen der school voor lager en meer uit gebreid lager onderwijs; der fransche dag- en kostschool; der burgerschool voor meisjes; en der tusschenschool le klasse; b. als leervak l bedoeld bij artikel 13 der wet op het mid delbaar onderwijs, aan de leerlingen der burger-dagschool; c. aan de leerlingen van het stedelijk gymnasium d. krachtens de bij Raadsbesluit van 1 Augustus 1868 ge troffen overeenkomst met het Rijk, aan de leerlingen der Rijks hoogere burgerschool. Art. 3. Het algemeen bestuur van- en toezigt op deze inrigting in haar geheelen omvang is opgedragen aan Burgemeester en Wet houders bijgestaan, voor zooveel noodig, door de raadscommissie voor de gymnastiek, onverlet het bijzonder toezigt op het onder wijs, bij de wet op het lager- en bij die op het middelbaar on derwijs opgedragen aan de daarbij aangewezen autoriteiten, ieder voor zooveel aangaat de scholen onder haar ressort, eu voor zoo veel de leerlingen van het stedelijk gymnasium betreft, aan hee ren curatoren van dat gymnasium. Art. 4. De hoofdonderwijzers of hoofdonderwijzeressen, zoomede de di recteuren der in artikel 2 opgenoemde scholen en degenen die deze personen vervangen, kunnen de lessen hunner leerlingen bij wonen. Ouders en voogden kunnen door de commissie tot de lessen hunner kinderen of pupillen worden toegelaten, mits hunne te genwoordigheid tot geene stoornis of belemmering van het onder wijs aanleiding geve. Art. 5. Klagten of aanmerkingen het gymnastisch onderwijs betreffende worden door belanghebbenden schriftelijk ter kennis van de raads commissie gebragt. Art. 6. Het onderwijs wordt gegeven door een' eersten onderwijzer, bijgestaan door een' tweeden onderwijzer, die, op voordragt van Burgemeester en Wethouders, hunne benoeming eu aanstelling ontvangen van den Raad. Art. 7. De onderwijzers staan onder het onmiddellijk toezigt van de raadscommissie voor de gymnastiek en zijn gebonden de voor schriften dier commissie stiptelijk na te volgen. Zij ontvangen een instructie waarnaar zij zich hebben te ge dragen. Art. 8. Aan den eersten onderwijzer, en bij diens afwezigheid aan den tweeden onderwijzer, is het handhaven der orde bij de gymnas- tiek-lessen opgedragen. Hij regelt de oefeningen bij iedere les naar de geschiktheid en de ligchamelijke ontwikkeling der leer lingen. Art. 9. Geene oefeningen mogen plaats hebben, geene werktuigen ter hand genomen worden, dan met toestemming en onder de leiding der onderwijzers. Art. 10. De leerlingen zullen zich stiptelijk naar de bevelen der onder wijzers hebben te gedragen. Ongehoorzaamheid aan die bevelen of ernstig vergrijp tegen de orde kan worden gestraft met het wegzenden van de les; bij herhaling kan den leerling het deel nemen aan de gymnastiek-lessen voor goed worden ontzegd. Ir» het eerste geval geeft de onderwijzer, in het tweede geven Burgemeester en Wethouders schriftelijk kennis aan de ouders of voogden van de betrokken leerlingen. Art. 11. Ouders of voogden die hunne kinderen of pupillen aan het openbaar gymnastisch onderwijs verlangen te doen deelnemen, zullen hiervan kennis geven aan den onderwijzer of de onder wijzeres, bij wien de kinderen ter school gaan. Bij het bestaan van ligchaamsgebreken, die bijzondere voor zorgen vereischen of de toelating tot het onderwijs bedenkelijk maken, geven zij daarvan tevens kenuis. Da commissie is bevoegd alvorens een kind tot de oefeningen wordt toegelaten, een geneeskundig attest te vorderen, waaruit blijkt dat het kind zonder gevaar aan die oefeningen kan deel nemen. Art. 12. De aanwijzing der leerlingen die gezamenlijk onderwijs zullen genieten, geschiedt door de commissie voor de gymnastiek, in overleg met de betrokken hoofdonderwijzers en leeraren, die ge houden zullen zijn aan het einde van ieder kwartaal de nieuwe zich aangemeld hebbende leerlingen en de namen van hen die de school verlaten, schriftelijk ter kennis van die commissie te brengen. Art. 13. De raadscommissie regelt het getal leerlingen dat te gelijk onderwijs ontvangt even als de vcrdeeling der klassen. Art. 14. Ieder leerling geniet ten minste tweemalen in de week gym nastisch onderwijs, telkens gedurende een uur. De lesuren worden zoo veel mogelijk derwijze geregeld en ver deeld, dat de leerlingen der openbare scholen geen ander leer vak behoeven te verzuimen, om gymnastisch onderwijs te ont vangen. Art. 15. De raadscommissie is bevoegd om, wanneer eene der in art. 2. sub a, b en c genoemde gemeente-scholen te weinig leerlingen GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 14 Januarij 1869. 7 oplevert voor ééne klasse of voor eene les, het ontbrekende ge tal aan te vullen, of door leerlingen van eene der andere ge noemde scholen, of door die lessen tegen betaling open te stel len voor andere kinderen van nagenoeg gelijken leeftijd. Art. 16. Met goedvinden en onder toezigt van de Raads-commissie kunnen het lokaal eu de werktuigen der gemeentelijke gijmnas- tiekschool op de uren, die niet voor het openbaar onderwijs zijn bestemd, door de onderwijzers tot het geven van particuliere les sen worden gebezigd. Een derde ('/3) gedeelte van de opbrengst der leergelden wordt in dit geval door de onderwijzers aan de gemeente uitgekeerd. De vergunning tot het houden van particuliere lessen wordt slechts dan verleend, wanneer het bedrag der bovenbedoelde ver goeding voor twee uren 's weeks minstens zes gulden (J 6.00) per maand bedraagt. Art. 17. De leerlingen aan het slot van art. 15 bedoeld, betalen zestig cents 0.60) per maand, waarvan een vierde (/4) aan de gemeente wordt uitgekeerd. Zij zijn, wat het gijmnastiek onderwijs betreft, aan dezelfde voorschriften onderworpen, welke voor hunne medeleerlingen gelden. Art. 18. Aanzoeken tot het houden van particuliere lessen in het ge meentelijk lokaal, geschieden door belanghebbenden onmiddellijk aan de Raads-commissie, die, in overleg met de onderwijzers, bij iedere vergunning zoodanige voorwaarden kan stellen als zij noodig acht. Art. 19. De Raads-commissie regelt den tijd der jaarlijksche vacantie, die 4 of 5 weken zal duren. Art. 20. De verordening regelende de zamenstelling, inrigting en be voegdheid van de plaatselijke schoolcommissie, die, houdende be palingen omtrent het stedelijk gymnasium en die voor de plaatse lijke commissie van toezigt op de scholen voor middelbaar onder wijs, worden, voor zooveel het toezigt op het gymnastisch onder wijs betreft, vervangen door de bijzondere verordeningen omtrent dit onderwijs door den Raad vastgesteld of nader vast te stellen. 26. Wordt ter tafel gebragt en gelezen, eene resolutie van heeren Ged. Staten van 24 December 1868 no. 30, houdende goedkeuring van de gemeente-begrooting voor de dienst 1869 en verzoek aan hunne vergadering in te zenden een raadsbesluit tot intrekking van dat waarbij aan de leden, voor het bijwonen der vergaderingen, een presentiegeld is toegekend. De Voorzitter stelt voor deze resolutie voor kennisgeving aan te nemen en het op het tweede gedeelte daarvan betrekking hebbende voorstel van Burgemeester en Wethouders, 't welk mede is gelezen, in eene volgende vergadering te behandelen. Hiertoe wordt zonder stemming besloten. 27. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga dering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester eu Wethou ders, betreffende de exploitatie van voor de uitbreiding van de bebouwing dier gemeente bestemde terreineD. De Voorzitter brengt punt 1 van het voorstel in rondvraag, 'twelk zonder hoofdelijke stemming, buiten beraadslaging wordt vastgesteld. Punt 2. De heer Asman zegt, dat het hem niet duidelijk is hoe de woorden „die zich het eerst heeft aangemeld" moeten worden opgevat. Hij vraagt of het niet noodig is een termijn te bepalen, binnen welken de aanvrage moet geschieden? De Voorzitter zegt, dat wanneer de perceelen worden aange boden, hij, die zich het eerste aanmeldt ook de eerste aan spraak heeft. De heer Asman vraagt, of, om dit te beslissen daarbij de datum van aanvrage, dan wel die van ontvangst daarvan zal worden in aanmerking genomen De Voorzitter zegt, dat op 'toogenblik daarvoor nog geen vaste regel is aangenomen, doch dat Burgemeester en Wethou ders hierin later-zullen voorzien. De heer Westenberg zou het wenschelijk achten, een termijn aan te geven, binnen welken men zich tot het bekomen van per ceelen behoort aan te melden. De neer Jongsma zal niet tegen punt 2 stemmen, ofschoon daarbij een beginsel wordt aangenomen waar hij vroeger tegen gesterad was, doch waarmede hij weder verzoend is geraakt door de verdediging en uiteenzetting die, zoo door de bouwcommissie als door het dagelijksch bestuur, in de zoo uitnemende en uit gewerkte rapporten is gedaan. Het geldt hier nl. het tegendeel, dat de gronden zonder open bare veiling zullen worden uitgegeven. Hij heeft vroeger steeds gewenscht, dat het publiek den prijs zoude bepalen van de per ceelen. Hij gelooft thans, op gronden in het rapport aangevoerd, dat dit niet onvoorwaardelijk wenschelijk is en neemt daarom voorshands genoegen in die voorgestelde regeling, doch alleen voorloopig en daarom zal hij een daartoe strekkend amendement voorstellen op punt 6. Hij zegt dit thans om niet bij dat voor- Btel het verwijt van inconsequentie te verdienen. De heer van Sloterdjjck vindt naar aanleiding van de op merking van den heer Asman het wenschelijk, een termijn te bepalen, binnen welken men zich tot het bekomen van percee len moet aanmelden. Wanneer toch b. v. perceel A niet aan een gegadigde is toe gewezen, blijft het aan de concurrentie overgegeven, zoodat zich dan meer gegadigden bij een perceel zullen bepalen, 'twelk men bij 't vaststellen van een termijn grootendeels zal voorkomen. De heer Westenberg zegt, dat zijne bedoeling is geweest de aanbieding binnen zekeren termijn te doen plaats hebben en na afloop waarvan men dan de ingekomen aanvragen zou kunnen nagaan. De heer Gorter geeft te kennen, dat nu een prijs is aange geven, de gegadigden zich wel bij eene plek gronds kunnen be palen, doch dat het dan niet zeker is dat ze dezelve -zullen bekomenbij publieken verkoop kan ieder kiezen naar welgeval len, indien hij namelijk maar geld genoeg wil betalen. De heer Brninsma zegt., dat wanneer de voorwaarden zijn vastgesteld, deze dan wel door den druk openbaar zullen worden gemaakt en dat zeker daarop zal volgen eene oproeping in de courant tegen een bepaald tijdstip. Punten 2 en 3 worden hierop zonder hoofdelijke stemming onveranderd vastgesteld. Punt 4. Artt. 17 worden zonder hoofdelijke stemming onveranderd vastgesteld. Art. 8. De heer Oosterhoff stelt voor het aan het eind van de le alinea van dit art. voorkomend woord „aangegaan" te verande ren in „opgemaakt." De heer Bloembergen vindt dit minder wenschelijkhet woord „opgemaakt" toch sluit in zekeren zin in zich, dat de acte is geconcipieerd, terwijl „aangegaan" het tot stand komen daarvan aanduidt. Het voorstel van den heer Oosterhoff in stemming gebragt zijnde, wordt met algemeene stemmen, met uitzondering van dien

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1869 | | pagina 4