34
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 Maart 1869.
van de uit te geven perceelen te erlangen, waren ingekomen
als van
a. de heeren R. Bloembergen en M. Manger Cats, mede direc
teuren der spaarbank te Leeuwarden, voor liet bestuur dier bank,
om de perceelen 44, 45 en 46
b. de heeren mr. H. Wiersma, J. Ruding en B. Pieterson,
als oprigters eener bouwvereeüiging, om de perceelen no. 20 tot
cn met 27
c. de heeren N. L. Molenaar en H. A. Molenaar, om het
perceel no. 46
dat van deze aanvragen die sub a en b vermeld voorloopig
zijn toegewezen, doch aan de aanvragers sub c genoemd het
verlangde perceel niet kan worden afgestaan, omdat ingevolge
de bepalingen, het bestuur der spaarbank in dezen voorrang had,
als hebbende meer dan één naast elkander gelegen perceel aan
gevraagd en in die aanvrage ook perceel no. 46 is begrepen.
Aangenomen voor notificatie.
15. Wordt mededeeling gedaan dat op den 10 dezer heeft
plaats gehad de openbare aanbesteding van
lo. het maken van ecne ijzeren draaijende voetbrug, ter plaatse
waar vroeger de Verwersbrug heeft gelegen, waarvan aannemers
zijn geworden G. J. Wispelweij cn Co. te zwolle, voor 1728
2o. het maken van bewaarplaatsen voor de reddingstoestellen
bij brand en eener brandspuit, in de oostelijke helft van den
kavalleriestal, welk werk is aangenomen door G. Jansen te Leeu
warden voor f 592.
Aangenomen voor notificatie.
16. De heer Brüinsma brengt ter tafel het rapport van de
bij raadsbesluit van den 10 Januarij 1867 benoemde commissie,
voor het onderzoek omtrent de meest doeltreflende wijze van op
ruiming en verwijdering van faecale stoffen en stelt voor dit
rapport te doen drukken en aan de leden rond te deelen.
Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
17. De Voorzitter stelt der vergadering voor om, ter voldoe
ning aan het bepaalde iu art. 63 van het reglement van orde
voor de vergaderingen van dezen Raad, over te gaan tot de ver
nieuwing van de sectien.
Hiertoe besloten zijnde, is na de gehoudeu loting gebleken dat
de eerste sectie zal bestaan uit de heeren
D. Zeper,
E. Bloembergen,
Z. S. de Haan,
G. H. Hommes,
H. J. Westenberg,
jhr. mr. I. E. van Humalda van Eijsinga en
J. J. Brunger
de tweede uit de heeren
mr. W. J. van Weideren baron liengers,
mr. J. Minnema de With,
mr. J. L. van Sloterdijck,
P. T. Plantenga,
A. Duparc,
G. O. Gorter en
G. T. N. Suringar,
cn de derde uit de heeren
J. J. BruinBma,
dr. P. H. Asman,
mr. E. Jongsma,
J. OosterhofF Wzn.,
mr, E. Attema,
K. Tigler Wijbrandi en
mr. C. W. A. Buma.
18. De Voorzitter stelt der vergadering voor om, overeenkom
stig het bepaalde bij art. 13 van het reglement van orde voor
de vergaderingen van dezen Raad, over te gaan tot de aanwij
zing door het lot van den rang van zitting der leden.
Hiertoe besloten zijnde, blijkt uit de gehouden loting dat de
rang van zitting is geregeld, als volgt
No. 1 de heer A. Duparc,
2 mr. C. W. A. Buma,
3 J. Oosterhoff Wzn.,
4 mr. J. Minnema de With,
5 dr. P. H. Asman,
6 H. J. Westenberg,
7 mr. J. L. van Sloterdijek,
8 jhr. mr. I. F. van Humalda van Eijsinga,
y J. J. Brunger,
10 G. T. N. Suringar,
11 G. O. Gorter,
12 mr. E. Jongsma,
13 P. T. Plantenga,
14 Z. S. de Haan,
15 K. Tigler Wijbrandi,
16 mr. E. Attema en
17 G. H. Hommes.
Op voorstel des Voorzittors wordt besloten, deze volgorde
van zitting in de eerstvolgende vergadering te doen aanvangen.
19. De Voorzitter, het noodig achtende dat de vergadering
voor eenigen tijd worde gesloten, wordt op zijn voorstel tot eene
zitting met geslotene deuren overgegaan.
20. De vergadering daarna heropend zijnde, brengt de Voor
zitter ter tafel een voorstel van Burgemeester en Wethouders,
aangaande een schrijven van heeren voogden van het Sint An
thony Gasthuis te Leeuwarden van 3 December 1868 no.
1359, houdende kennisgeving, dat door hen in beginsel is be
sloten, dat het verleenen van hulp aan onvermogende krankzin
nigen, te Leeuwarden woonachtig, of aldaar onderstands-domicilie
hebbende, zich voortaan, aan te vangen met het jaar 1869, zoo
ver de inkomsten der instelling dit zullen toelaten, mede zal
uitstrekken tot zoodanige behoeftige krankzinnigen als tot dus
ver voor rekening van de gemeente in de krankzinnigengestichten
te Franeker en te Amsterdam verpleegd worden, waartoe door
hen /"lOOO voor het jaar 1869 meer beschikbaar is gesteld dan
voor 1868.
Op voorstel van den Voorzitter tot de dadelijke behandeling
hiervan overgegaan zijnde, wordt de conclusie van het voorstel
in omvraag gebragt en buiten beraadslaging, zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd eu is derhalve genomen het volgend
besluit
De Raad der gemeente Leeuwarden,
Gehoord 't gerapporteerde door heeren Burgemeester en Wethou
ders in de vergadering van den 25 Febr 1869, houdende, dat heeren
voogden van het St. Anthony Gasthuis aldaar, hun collegie te kennen
hebben gegeven, dat zij, met het oog op de hoogst aanzienlijke
financiëele opofferingen, welke de gemeente zich jaarlijks voor de
verpleging van krankzinnigen in de gestichten voor zoodanige lij
ders te Franeker en te Amsterdam heeft te getroosten, te rade
zijn geworden, aan de gemeente voor het jaar 1869 uit de fond
sen van gemelde instelling eene som te schenken van een dui
zend gulden.
Overwegende, dat 't zonder twijfel in het belang der gemeente
is te achten, dat de vorenbedoelde aan baar gedane schenking
worde aangenomen
Gelet op 't bepaalde bij artikelen 137 en 194 litt, d der wet
van 29 Junij 1851 (Staatsblad no. 85.)
Besluit
lo. do som van een duizend gulden, welke door heeren voog
den van het St. Anthony Gasthuis te Leeuwarden aan de ge
meente is aangeboden, wordt bij deze aangenomen.
JKfZ&r. WF- at
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 11 Maart 1869.
35
20. afschrift van dit besluit zal, ten einde daarop hunne goed
keuring te erlangen, aan heeren Gedeputeerde Staten van Fries
land worden gezonden.
Aldus enz.
21. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wethou
ders, aangaande een, bij missive hunner nmbtgenooten van Rau-
werderhem van den 25 Januarij jl. no. 9%i> hun toegezonden
adres van Gcrben Tjeerds Ligthart te Sijbrandaburen, houdende
verzoek dat hem concessie moge worden verleend onder anderen
voor eene wekelijksche beurtvaart van Sijbrandaburen op Leeu
warden, en zulks, wat de vrachtloonen betreft, met toepassing
van het tarief voor het beurtveer van Terzooi vastgesteld.
De vergadering, zich met de conclusie van het voorstel veree-
nigende, besluit buiten beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming:
lo. Burgemeester en Wethouders te raagtigen om, in veree-
niging met hunne nmbtgenooten van Rauwerderhem, namens de
betrokken gemeenteraden, van heeren Gedeputeerde Staten van
Friesland, de bij art. 121 der gemeentewet bedoelde magtiging
aan te vragen tot gemeenschappelijke wijziging van het regle
ment op de beurtveren tusschen Leeuwarden en de dorpen Deer-
sum, Irnsum, Poppingawier, Rauwerd en Terzooi, vastgesteld
door de Raden der gemeenten Rauwerderhem en Leeuwarden
den 25 October en 17 November 1856.
2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om, na
het erlangen der sub 1 bedoelde inngtiging, een ontwerp der in
het daarbij omschreven reglement aan te brengen wijzigingen,
den Raad ter vaststelling aan te bieden.
22. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte extract uit het register der notulen
van Burgemeester en Wethouders dezer gemeente van 24 Fe
bruary jl. no. 3/3g, inhoudeude voorstel op bet ter vergadering
van 23 Januarij te voren, om berigt en raad in hunne han
den gestelde adres van Johannes Luitzens Oosterhoff, eervol ont
slagen commies der le klasse bij de plaatselijke directe belas
tingen alhier, van den 20sïen dier maand, daarbij verzoekende, dat
aan hem over 1869 weder een wachtgeld van J 800 worde toe
gekend, zij het ook onder dezelfde voorwaarden als die, waaron
der hij over 1868 zoodanig wachtgeld heeft genoten.
De vergadering, zich met hot in dit extract vervatte voorstel
vereenigendc, besluit buiten beiaadslaging, eenparig:
het door Johannes Luitzens Oosterhoff gedaan verzoek in te
willigen en hem mitsdien over het jaar 1869 een wachtgeld toe
te kennen van drie honderd gulden, onder bepaling, dat, bijal
dien hij voor 1 Januarij 1870 eene gemeentelijke of rijks be
trekking mogt erlangen, aau welke ecne bezoldiging verbonden
is gelijkstaande met- of hooger dan het aan hem toegekende
wachtgeld, hij alle aanspraak op dat wachtgeld zal verliezen,
terwijl, voor het geval die bezoldiging minder mocht bedragen
dan het hem toegekende wachtgeld, bij niet dan tot dat minder
bedrag zijne aanspraak daarop kan doen gelden,
23. Is aan de orde de behandeling van het in devoiige ver
gadering ter tafel gebragte voorstel van Burgemeester en Wet
houders, betrekkelijk het aanknoopen van onderhandelingen met
den heer mr. J. Minnema de With, omtrent den minnelijken af
stand van het gebouw thans uitspringende buiten den rooilijn
der geprojecteerde kade langs de zuidergracht, van het voor de
uitbreiding der gemeente bestemd terrein.
De Voorzitter geeft te kennen dat tegen eene van de voor
gestelde bepalingen bezwaar is gerezen, waarom door Burgemees
ter en Wethouders, een hierop betrekking hebbend voorstel is
opgemaakt. Na lezing hiervan wordt het bij het primitieve voor
stel in behandeling genomen.
De vergadering vervolgens met de conclusiën van beide voor
stellen instemmende, besluit buiten beraadslaging eenstemmig
Burgemeester en Wethouders te magtigen met den heer mr.
J. Minnema de With alhier eene overeenkomst van ruiling aan
te gaan, waarbij deze aan de gemeente Leeuwarden in ruil af
staat eene plek gronds, uitmakende het zuidelijk gedeelte van
het aan hem in eigendom bchoorend perceel, in de schrifturen
van het kadaster bekend in die gemeente, sectie B, no. 1983,
ter grootte van vijf vierkante ellen, met het geheele zich daarop
bevindende getimmerte, waarlegen door de gemeente aan hem
wordt afgestaan, den aan haar toebehoorenden niet kadastraal in-
gedeelden grond, begrepen tnsschen gemeld kadastraal perceel
ten oosten, de nieuwe kade aldaar, ten zuiden en ten westen,
eene lijn, getrokken langs de westzijde van gemeld perceel, haaks
tot op de bedoelde kade, ter grootte van circa zeven en vijftig
vierkante ellen, dertig vierkante duimen, op de navolgende voor
waarden
a. de gemeente betaalt bij de verteekening van de acte van
ruiling aan den heer de With voornoemd een toehaak vau vier
honderd gulden
b. het door den heer de Witli onder anderen in ruil afge
stane getimmerte voren vermeld, wordt van wege de gemeente
en op hare kosten afgebroken cn gearaovcerd;
c. van wege en ten ko*tc van den heer de With wordt tot
afscheiding van zijn erf en dc kade op twaalf el evenwijdigen
afstand uit den wal, een' steenen muur opgetrokken en daarop
een ijzeren hek geplaatst, in maniere als op de door jhi. mr. W
E. Engelen, bij zijn aan Burgemeester en Wethouders gerigt
schrijven van den 26 December 1868, overgelegde tcckeuing is
aangewezen
d langs de buitenzijde van den muur sub c hiervoren be
doeld, wordt, mede van wege en op kosten van den heer de
With, eene stoep gelegd en onderhouden, ter breedte van eene
el vijf en twintig duimen
e. de gemeente is verpligt om, bijaldien zij met het afbre
ken en de amotie van het sub b bedoeld getimmerte een' aan
vang maakt vóór dat de heer de With gereed is met het plaat
sen en stellen van den muur en het ijzeren hek onder sub c ver
meld, tot tijdelijke afscheiding van diens erf van de kade, op
bare kosten, eene voldoende houten schutting te plaatsen
f. dc heer de With verkrijgt het regt van uit- en inreed
over het door de gemeente aan dc kade te leggen trottoir van
en naar zijn erf
g. de heer de With doet met den 12 Mei 1879, afstand van
het regt om op zijn erf langs de kade gebouwen te stichten, zon
der onderworpen te zijn aan de voorwaarden en bepalingen van
bouwkundigen aard door den Raad der gemeente Leeuwarden
bij zijn besluit van den 14 Januarij 1869 verbonden aan de uit
gifte van de voor de uitbreiding van haar bebouwd gedeelte in
de eerste plaats aangewezen terreinen, of aan die welke voor
eerstgemeld tijdstip nader mogten worden gemaakt;
li. de kosten van zegels, registratie en overschrijving in de
openbare registers op deze overeenkomst van ruiling vallende,
komen voor de helft ten laste van den heer de With en voorde
wederhelft ten laste van de gemeente.
24. Is ter tafel gebragt en gelezen een voorstel van Burge
meester cn Wethouders, aangaande een schrijven van den ge-
meente-arehitect van 12 Februarij Jl. no. 3%f waarbij genoemde
ambtenaar, in verband met het besluit dezer vergadering van
den 11 den te voren, omtrent de bestemming te geven aan het
gedeelte der aan den Arendstuin gelegen kavalleriestallen, thans
wederom bij de gemeente in gebruik, aan hun collegie voorstelt
om de in genoemd gedeelte van dc kavalleriestallen voorhanden
ijzeren ruiven, kribben, platen enz. publiek te verkoopen.
Op voorstel van den Voorzitter tot de dadelijke behandeling
hiervan overgegaan zijnde, is de conclusie van dit voorstel bui
ten beraadslaging, zonder hoofdelijke stemming aangenomen en
dientengevolge besloten