46 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 22 April 1869.
vergund zijne betrekking uiterlijk den 31 Mei e.k. te aanvaarden.
Aangenomen voor notificatie.
17. De Voorzitter brengt ter tafel de bij Burgemeester en
Wethouders ontvangen verslagen van de stads-armenkamer, be
trekkelijk het armwezen, van het stads-zickenhuis, het nieuwe
stads weeshuis, de bank van leening, aangaande den toestand
dier instellingen en van de plaatselijke schoolcommissie, betrek
kelijk het lager onderwijs, in deze gemeente, allen over 1868.
Ter visie van de leden.
18. Namens Burgermeester en Wethouders wordt door den
Voorzitter mededeeling gedaan
dat het thans bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan
hangig voorstel van 't lid dier Kamer mr. J. van Kuijk, tot wij
ziging van de artikelen 45 en 48 der wet op het armbestuur
van den 28 Junij 1854 (Staatsblad no. 100) bij hun collegie
met het oog op 't finantieel belang der gemeente Leeuwarden,
naauwgezet is overwogen
dat hun echter bij dit onderzoek geene motieven zijn voorge
komen van genoegzaam overwegend belang om aan den llaad
voorstellen te doen, ten einde zich tot genoemde Kamer te wen
den, 't zij tot ondersteuning, 't zij tot bestrijding van bedoeld
voorstel.
Aangenomen voor notificatie.
19. Wordt mededeeling gedaan, dat door de sectien, met be
trekking tot het onderzoek van het rapport der commissie, aan
gaande de middelen tot verbetering van de opzameling, den af
voer en de behandeling van meststoffen en straatvnilnis, zijn benoemd
a. tot voorzitters, de heeren D. Zeper, le sectie, mr. W. J.
van Weideren baron Rengers, 2e sectie, K. Tigler Wijbrandi, 3e
sectie
b. tot rapporteurs, de heeren Z. S. de Haan, le sectie,
mr. J. L. van Sloterdijck, 2e sectie, dr. P. II. Asman, 3e sectie.
Aangenomen voor notificatie.
20. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte rapport van de commissie, in wier han
den bij Raadsbesluit van den II Maart jl. no. 5/7, is gesteld
de rekening en verantwoording van de commissie van admini
stratie der stads bank van leening alhier, over 1868.
De Vergadering, zich met de conclusie van dit rapport vcr-
eenigende, besluit buiten beraadslaging eenstemmig
lo. de rekeniDg en verantwoording van de commissie van
administratie der stads bank van lecning, over 1868, goed te
keuren.
20. Der Commissie des Raads dank te betuigen voor haar,
ook over dat jaar, met zooveel zorg gevoerde beheer.
21. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte rapport van de commissie aan welke
bij besluit dezer vergadering van 28 Maart jl. werd opgedragen,
bet onderzoek van de rekening en verantwoording van het Col
legie brandmeesters alhier, wegens de kosten van de brandweer,
over 1868.
De Vergadering, met de conclusie van dit rapport instemmende,
besluit buiten beraadslaging, zonder hoofdelijke stemming
lo. de rekening en verantwoording van hei, Collegie brand
meesters, over 1868, goed te keuren, in ontvang en uitgaaf beide
tot een bedrag van f 4857.40 en
2o. Burgemeester en Wethouders uit te noodigen heeren
brandmeesters van dit besluit kennis te geven en dank te betui
gen voor hunne gehoudenc naauwkeurige administratie.
22. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte rapport van de commissie, aangaande
de aan baar ter vergadering van den 25 Maart jl. gerenvoijeerde
missive van de commissie van bestuur over het Stads Ziekenhuis
alhier, dd. 23 te voren, daarbij verzoekende, dat aan haar mag-
tiging moge worden verleend, tot het doen van af- en overschrij
vingen van- en op posten der begrooting voor dat gesticht,
dienst 1868.
De Vergadering, zich met de conclusie van dit rapport ver-
eenigende, besluit buiten beraadslaging eenstemmig:
de commissie van bestuur over het Stads Ziekenhuis te Leeu
warden te magtigen, art. 1 van het derde hoofdstuk der begroo
ting van de uitgaven dier instelling, over 1868, te verminderen
met een bedrag van f 91, en art. 4 van hetzelfde hoofdstuk dier
bcgrooting, met gelijk bedrag te versterken.
23. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gebragte extract uit het register der notulen van
Burgemeester en Wethouders dezer gemeente, van den 7e dezer
no. 5/75, houdende voorstel op een verzoek van den hulponder
wijzer Jacobus Theodorus Iloflman, thans als zoodanig werkzaam
in de de armenschool no. 1 alhier, om met 1 Junij aanstaande,
uit die betrekking te mogen worden ontslagen.
De Vergadering, met het in dit extract vervatte voorstel instem
mende, besluit buiten beraadslaging, zonder hoofdelijke stemming
aan Jacobus Theodorus Hoffman, op zijn daartoe gedaan ver
zoek, met den 1 Junij 1869, te verleenen een eervol ontslag
uit zijne betrekking van hulponderwijzer aan cene der openbare
lagere scholen in de gemeente Leeuwarden.
24. Wordt in behandeling genomen het in de vorige verga
dering ter tafel gehragt extract uit het register der notulen van
Burgemeester en Wethouders dezer gemeente van 31 Maart jl.
no. 39, houdende voorstel aangaande het bij besluit dezer Ver
gadering van 14 Januarij te voren no. 5, om bcrigt en raad in
hunne handen gestelde adres van Oense Klazes Sinneraa, gewe
zen dienaar van politie der 2e klasse in deze gemeente, hou
dende verzoek om in het genot van eenig pensioen te worden
gesteld.
De heer Duparc kan zich met het voorstel tot afwijzing des
verzoeks niet verecnigenhet betreft bier een ambtenaar, die
reeds sedert 1839 in dienst der gemeente was; die thans op 64jarigen
ouderdom is ontslagen, omdat zijn gezondheidstoestand htm niet
meer toeliet zijne betrekking naar eisch waar te nemen; dit ont
slag is eervol verleend; de commissaris van politie heeft omtrent
hem een zeer gunstig getuigenis en advies gegeven en spreekt
o. a. van hem als van een trouio dienaar. Burgemeester en Wet
houders erkennen mede de goede diensten, jaren lang door den
adressant aan de gemeente bewezen, doch worden weerhouden
tot het verlcejien van pensioen te adviseren, omdat bij 't groot
aatal am nemren en bedienden der gemeente, zoodanige
beschikking noodwendig tot véruitziende gevolgen zou moeten
leiden en op den duur een' naar hunne meeniug te drukkenden
last op de gemeentekas zou leggen. Spr. erkent, dat in deze
bewering veel waars gelegen is, maar merkt op, «lat men dit
argument niet heeft doen gelden, toen er sprake van was, om
sommige andere gemeente-ambtenaren te pensioneren. Als men
de lijst van de gepensioneerde gemeente-ambtenaren nagaat, zal
mcr. tot de ontdekking komen, dat aan onderscheidene ambte
naren, die in hoogeren rang hebben gediend pensioen is verleend.
Hij mag niet aannemen, «lat inen, omdat deze ambtenaren op
een hoogcr standpunt waren geplaatst, ten hunnen aanzien meer
gunstig was gestemd, clan nu het een ambtenaar van lageren
rang geldt, die echter in eene der moeijelijkste en onaangenaamste
betrekkingen 30 jaren lang de gemeente trouw heeft gediend.
Onlangs heeft de Raad ook nog, op voorstel van Burgemeester
en Wethouders, aan den gewezen gaarder der kaai- en walgelden
A. Feenstra, een wachtgeld toegekend voor den tijd van drie jaren,
ofschoon deze persoon veel minder dan de adressant tot de
ambtenaren der gemeente kon gerekend worden te behooren.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 22 April 18C9.
47
Spr. zou daarom gaarne zien, dat ook aan den adressant eenig
pensioen of eene gratificatie werd verleend.
De heer Westenberg kan zich wat het verleenen van eene
gratificatie betreft, rnet den heer Duparc wel vereenigen het
argument betrekkelijk den gaarder Feenstra deelt hij evenwel
niet; dat aan dien eene gratificatie is toegekend was het gevolg
van een maatregel van bestuur, doordien de gaardering van wal
gelden werd verpacht en daardoor de betrekking verviel. Spr.
zou echter ook gaarne aan den adressant eene tegemoetkoming
verleenen, doch liefst eene gratificatie voor een jaar wil hij
zich later dan weder tot den Raad wenden dan staat hem daar
toe de gelegenheid open.
De Voorzitter geeft hierop te kennen dat het aangevoerde
betrekkelijk den langen diensttijd van Sinneina en dat hij zich
bij voortduring zeer goed heeft gedragen, volkomen waarheid is,
doch «lat het tevens waarheid is, dat gedurende geruimen tijd
zijn gezondheidstoestand zeer veel te wenschen heeft overgelaten,
waardoor van hem niet die diensten konden worden gevergd als
van anderen doordien de man zeer gewillig was, is hij niet
reeds vroeger ontslagen en zijn zijne werkzaamheden door anderen
waargenomen in de hoop dat intusscheu zijn gezondheidstoestand
zou verbeteren. Uit aanmerking «lat het verleenen van pensioen
eene cenigzins gevaarlijke voorbereiding voor de toekomst is en
tot nadeelige gevolgen voor de gemeente aanleiding kon geven,
hebben Burgemeester en Wethouders dan ook gemeend afwijzend
op het adres te moeten adviseren.
De heer Duparc heeft het door den Voorzitter medegedeelde
met belangstelling aangehoord, doch daarin niet gevonden eene
wederlegging van het door hem gesprokene, waarom men nu
redenen tegen het verleenen van pensioen aanvoert, met welke
men bij vroegere gelegenheden niet is voor den dag gekomen.
Tevens merkt Spr. nog op, dat voor weinige jaren een ambtenaar
van de secretarie om dezelfde redenen als nu Sinneraa is ontsla
gen, doch dat de Raad zich toen toch niet heeft laten weerhou
den aan dien ambtenaar pensioen te verleenen, ofschoon hij ook
geruimen tijd te voren, wegens zijn ongunstigen gezondheidstoe
stand, zijne betrekking niet zooals het behoorde, had kunnen
vervullen.
De heer Bloembergen had gemeend zich niet in de discussien
over dit voorstel te mengen; nu echter argumenten worden aan
gevoerd die op het collegie van dagelijksch bestuur den schijn
laden, als of het bij dit zijn voorstel inconsequent zou zijn aan
vroegere handeling, ten aanzien van andere personen aan wie
pensioen werd toegekend, acht hij zich verpligt hierop te ant
woorden. Spr. gelooft «lat hij in dezen geene namen behoeft te
noemen, omdat het aan de leden «lezer vergadering wel bekend
Zal zijn welke persoon of personen bedoeld worden. Wanneer
echter de vorige geachte Spr. de toestanden vergelijkt die vroeger
tot toekenning van pensioen hebben geleid en die welke thans
bij dezen adressant in aanmerking kunnen komen, zal hij daar
in een groot verschil ontwaren. Aan dezen laatsten toch
is het ontslag gegeven, omdat zijn gezondheidstoestand niet ge
doogde de betrekking langer waar te nemen, omdat hij zelf zich
niet meer tot die waarneming in staat gevoelde en daarom het
ontslag moest verlangen.
Niet alzoo degenen aan wie pensioen werd verleeml. De
meesten van dezen verlangden geen ontslag, maar moesten hunne
betrekkingen vaarwel zeggen omdat zij werden opgeheven. En
wat speciaal den anderen ambtenaar betreft, die de vorige
Spr. op het oog heeft«leze meende de kracht nog te
bezitten om de hem opgedragen betrekking waar te nemen.
Ilij nam die dan ook steeds waar en kon niet gezegd worden
daartoe bepaald ongeschikt te zijn. Het gemeentelijk belang
echter deed het wenschelijk achten dc krachten, die hij in staat was
daaraan te wijden, door jeugdiger krachten te vervangen en hem
te noopen zijn ontslag te vragen, onder uitzigt op pensioen.
l)it maakt naar Sprs. zienswijze een groot verschil met het on-
derwerpclijk geval waar iemand reeds geruimen tijd in dienst
gehouden is en bezoldiging bleef genieten Zonder dat hij geschikt
was zijne werzaamheden #uit te voeren.
Wat overigens het verleenen van pensioen betreft, Spr. zou het
gaarne aan iederen ambtenaar gelijk trouwens aan iederen nijve-
ren burger die geruimen tijd met ijver zijne betrekking heeft
waargenomen, gunnen, dat hij, op zekeren leeftijd gekomen, zijne
verdere levensdagen wel verzorgd, in rust kon doorbrengen, doch
om dit, ten aanzien der eersten, te bereiken, zou of een bepaald
stelsel van pensionering moeten worden aangenomen of de be
zoldiging zoo geregeld moeten zijn, dat er voor de belanghebben
den gelegenheid bestaat om in meer gunstige dagen voorzorgen
voor de toekomst te kunnen nemen. l)ie zaak is trouwens ook
vroeger reeds meermalen ter sprake geweest doch afgestuit op
veelvuldige bezwaren, die aan de verwezenlijking van het doel
in den weg stonden.
Voor het oogenblik acht hij het intusschen een gevaarlijk an
tecedent om aan den adressant pensioen te verleenen. Het zou
tot moeilijk te voorziene gevolgen leiden.
De heer Plantenga zegt, na het gesprokene door den heer
Bloembergen, zoude ik van het woord kunnen afzien, wijl veele der
argumenten van den heer Duparc door dien Spr. zijn we.lerlegd;
ik wensck evenwel nog op te merken dat, wat het verleenen van
wachtgeld aangaat, aan A. Feenstra en aan vroegere stedelijke
coinraiesen, was, wijl die beambten builen betrekking geraakten,
ter oorzakc van maatregelen van bestuureerstgenoemde, vroeger
gaarder van marktgelden later van walgelden, verloor door de
verpachting van die inkomsten zijne betrekking.
De heer Rengers is door de gevoerde discussien in zijn ge
voelen versterkt, dat «le zaak van het verleenen van pensioenen
en wachtgelden dringend regeling behoeft. Herhaaldelijk heeft
men reeds «le ervaring kunnen opdoen, hoe aanvragen als dc
onderwerpelijke tot discussien aanleiding gaven die èn wegens den
aard van het onderwerp èn wegens de daarbij betrokken personen,
liever hadden moeten worden vermeden. Spr. acht het verleenen
van pensioenen geen zaak die van de tijdelijke stemming des
Raads of vau de meerdere cf mindere sympathie voor den adres
sant afhankelijk mag zijn, en heeft zich «lus voorgenomen zoolang
in dezen geene regeling is vastgesteld, tegen iedere aanvraag om
pensioen op grond van ongeschiktheid voor den dienst, te stemmen.
Het doet hem echter leed dat niet hier, even als elders, po
gingen in hew werk worden gesteld om het verleenen van pensi
oenen op afdoende wijze te regelen nog onlangs heeft hij op
gemerkt, dat in de gemeente Zwolle die zaak is tot stand geko
men naar zijn inzien zou zulks hier even goed kunnen plaats
hebben.
De heer Jongsma kan zicli met het gesprokene door den lieer
Rengers wel vereenigen, zoodat hij zich van verdere beschouwin
gen over deze zadk zou kunnen onthouden hij wenscht echter
nog op te merken, dat het meerendeel der aanvragen om pen
sioen of wachtgeld, is een beroep op het hart van de Raadsle
den naar mate van dezer goede gezindheid wordt het verzoek
toegestaan of afgewezen, wat overigens afkeuring verdient, omdat
in «lezen niet het hart maar wel het verstand uitspraak behoort
tc doen.
Spr. meent dat er nog een ander punt bestaat dat tot afwij
zing van het verzoek zou kunnen leiden, namelijk dit sedert
de gasfabriek door de gemeente wordt geëxploiteerd en het te
verwachten is dat eerlang ook het aschland door de gemeente
zelf in exploitatie zal worden gebragt, is reeds het getal stede
lijke ambtenaren en bedienden aanzienlijk vermeerderd en zal