204
GEMEENTERAAD^TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 December 1870.
VERSLAG van 't verhandelde ter verga
dering van den gemeenteraad
te Leeuwarden, op Donderdag
den 8 December 1870.
Aanvankelijk 11, later 18 leden tegenwoordig. Afwezig de
hoeren Oosterhoff, Westenberg en van Sloterdijck.
Voorzitter de heer Burgemeester, die, na de vergadering te
hebben geopend, mededeelt kennisgeving te hebben ontvangen
van de heeren Westenberg en Oosterhoff, dat zij verhinderd wor
den deze zitting bijtewonen.
1. Worden gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen van
't verhandelde in de buitengewone vergaderingen van 26 en 28
November jl.
2. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethouders,
op een adres van J. S. van der Weij, pachter van de opkomsten
van den tol aan gabel 2 op den kunstweg naar Hijum, houdende
verzoek om onderhandsche verlenging van den met 12 Mei 1871
te expireren pachttyd.
Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
3. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethouders,
op 't adres van D. Terpstra, pachter van de opkomsten der
bruggelden aan de Verlaatsbrug, houdende verzoek om vergoe
ding voor de schade, die hij zoo tengevolge van de stremming
van de scheepvaart langs de Noordergracht als van de herstelling
van bedoelde brug geleden heeft.
Ter visie, ais voren.
4. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethouders
op de om berigt en raad in hunne handen gestelde missive van
den lieer Inspecteur van 't middelbaar onderwijs, die daarbij de
oprigting van eene neven-cursus naast de bestaande burger dag
en avondschool aanprijst.
Ter visie, als voren.
5. Is gelezen en ten fine van beschikking in handen van
Burgemeester en Wethouders gesteld, een verzoek van de erven
van wijlen Klaas de Vries, houdende verzoek om afschrijving op
diens aanslag in den hoofdelijken omslag, dienst 1870.
6. De Voorzitter deelt mede, dat bij resolutiën van Gede
puteerde Staten dezer provincie zijn goedgekeurd
a. het tweede suppletoir kohier van hoofdelijken omslag,
dienst 1869
b. het besluit tot aankoop van het huis lett, D no. 177, en
c. idem tot verhuring van den Harlingerstai aan J. Reerink Dz.
Aangenomen voor notificatie.
7. Is gelezen een schrijven van den heer E. Buttinger te
Groningen, daarbij zijne gevoeligheid en dankbaarheid betuigende
voor de aangename wijze, waarop de Raad zijne goedkeuring
heeft doen kennen, omtrent het door hern in het belang der
organisatie der stads reiniging verrigte.
Aangenomen voor notificatie.
8. Is gelezen en voor notificatie aangenomen een schrijven
van den heer Mr. S. J. Cohen, houdende, onder dankbetuiging
voor de hem bewezene eervolle onderscheiding, kennisgeving, dat
de heer Minister van Binnenlandsche Zaken hem verlof heeft
verleend, tot aanvaarding van de betrekking van leeraar aan de
burger dag- en avondschool in deze gemeente.
9. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen missives
van de heeren Jhr. Mr. W. E. Engelen, G. Menalda Azn., H.
Aibarda Szn., T. Gratama en Mr. W. A. van Sloterdijck, waarbij
zij mededeelen, dat zy de op hen uitgebragte benoemingen tot
leden van verschillende commissiën of collegiën aannemen.
Aangenomen voor notificatie.
10. Is gelezen en om berigt en raad in handen van Burge
meester en Wethouders gesteld, een adres van B. Pieterson c. s.,
ingezetenen dezer gemeente, daarbij zich beklagende, dat aan den
heer Dopheide te Groningen de leverantie van p. m. 100,000
machinaal gevormde waalstraatklinkertsteenen is opgedragen.
11. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Burge
meester en Wethouders, op 't adres van J. de Vries, J. Traa
en E. Dijkstra, huurders van aan de gemeente toebehoorende
greidlanden, houdende verzoek, die landen bij expiratie van den
huurtijd op nieuw in huur te mogen erlangen.
De vergadering, zich vereenigende met de conclusie van 't voor
stel, besluit buiten discusiën eenstemmig: aan de adressanten te
kennen te geven, dat de Raad geene termen heeft gevonden,om
op het door hen bij adres van 5 November jl. gedaan verzoek
gunstig te beschikken.
12. In behandeling komt een voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot vaststelling van een door hen ontworpen met den
gemeenteraad van Leeuwarderadeel te nemen besluit, regelende
het voortdurend onderhoud der Jelsumervaart.
Buiten discussien wordt het aangeboden ontwerp met algemeene
stemmen goedgekeurd, zoodat is vastgesteld 't volgend besluit
De gemeenteraden van Leeuwarden en Leeuwarderadeel
Overwegende, dat het gewoon en buitengewoon onderhoud van
de groote Jelsumervaart of de zoogenaamde Haskermeer, loo-
pende van af de herberg de Bontekoe onder Jelsum tot aan de
Dockumer Ee, en in die gehecle lengte uitmakende de scheiding
tusschen de gemeenten Leeuwarden en Leeuwarderadeel, tot op
de laatst (in 1869) plaats gehad hebbende slatting geschiedde
ten laste van de onderhoudspligtigen van ouds
Overwegende, dat van de zijde dier onderhoudspligtigen be
denkingen zijn geopperd tegen het wettig bestaan van verpligting
hunnerzijds tot voorziening in dat onderhoud, en dat die beden
kingen gegrond zijn geacht
Overwegende, dat alzoo, bij gebreke van wettige verpligtingen
van anderen, hot bedoelde onderhoud, op grond van artt. 230
en 231 der gemeentewet, moet worden geacht te zijn een ge
meentelast
Overwegende, dat er diensvolgens noodzakelijkheid bestaat dat
onderhoud voor het vervolg tusschen de beide betrokken gemeen
ten te regelen
Overwegende, dat het uit officiële bescheiden blykbaar is, dat
het juiste midden dier vaart is de grensscheiding der beide
gemeenten
Hebben - voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedepu
teerde Staten van Friesland besloten
a. Bij gebreke van wettig bestaande verpligtingen van anderen,
wordt het voortdurend gewoon en buitengewoon onderhoud van
de groote Jelsumervaart of de zoogenaamde Haskermeer, op dc
bestaande breedte en ter diepte van 1.50 meter beneden zomer-
peil, gebragt ten laste van de gemeenten Leeuwarden en Leeu
warderadeel, ieder voor de helft.
b. Het onderhoud zal door de zorg der beide gemeentebestu
ren gezamentlijk uit ëéne hand voor het geheel worden gehoed
en gedragen.
c. Het gewoon jaarlijks onderhoud door middel van hekkelen
en vlaggen geschiedt door de zorg van het gemeentebestuur van
Leeuwarderadeel, voor zoover hieromtrent niet anders door Bur
gemeester en Wethouders der beide gemeenten wordt overeen
gekomen.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 8 December 1870.
205
Aan Burgemeester en Wethouders van beide gemeenten wordt
opgedragen de vereischte uitvoering aan dit besluit te geven.
13. Wordt in behandeling genomen het voorstel van Burge
meester en Wethouders tot het aangaan eener overeenkomst met
een der uitgevers vau dein de gemeente verschijnende nieuws
bladen voor het drukken en uitgeven van 't verslag van 's raads
handelingen, over de jaren 187173.
De heer Wiersma heeft by kennisneming van de stukken, in
de missive van den uitgever der Leeuwarder courant eene uit
drukking aangetroffen, die hem vreemd voorkomt en waaromtrent
hij zich eenigermate heeft verontrust. Hij haast zich echter er
bij te voegen, dat de gedane aanbieding om 't verslag uit te
geven tegen eene bepaalde som voor een geheel jaar, zijne goed
keuring wegdraagt, te meer nog, omdat men in dit geval met
het drukken van sommige stukken niet zoo karig behoeft te zijn
als thans het geval is; maar de uitdrukking dat de uitgever zyn
best hoopt te doen, om den voor de uitgifte gestelden termijn
zooveel mogelijk in acht te nemen, bevalt hem minder goed.
Met het oog op de stellige bepaling van 'tcontract, dat het
verslag, binnen acht dagen nadat het handschrift ter drukkerij
bezorgd is, moet worden uitgegeven, komt Spr. het voor, dat de
aangehaalde uitdrukking gerust kon worden gemist. Hij meent
daarin echter een zeker voorbehoud te bespeuren, als zoude de
uitgever zich niet bepaald aan den gestelden termijn van acht
dagen gebonden willen houden, doch daarentegen de uitgifte
zooveel mogelijk te bespoedigen. Mogt dat werkelijk het geval
zijn, dan zou Spr. bezwaar moeten maken, op die wijze de uit
gifte van 't verslag aan de Leeuwarder courant te gunnen. Zijns
inziens zou als een gevolg daarvan, wanneer de uitgever met de
courant veel werk had, het verslag wel eens op den achtergrond
kunnen worden geschoven.
De heer RengerB geeft te kennen, dat bedoelde uitdrukking
blijkens ingewonnen informatie geene andere beteekenis beeft dan
deze dat de uitgever zooverre het mogelijk is de vellen in den
gestelden tyd at te drukken, aan die verpligting zal voldoen.
Natuurlijk kunnen er omstandigheden voorkomen, die het
strikt opvolgen van 't voorschrift onmogelijk maken, doch de
beoordeeling daarvan blijft geheel afhankelijk van 't inzigt van
Burgemeester en Wethouders. Slechts dan, wanneer het dage-
lijksch bestuur termen vindt de in het contract gestelde boete
niet toetepassen, kan de uitgever van zijne verplig'ing bij het
contract voorgeschreven, ontheven zijn. Ook thans is dit het
geval, hoewel men met het toepassen der boete in den laatsten
tijd wel wat rekbaar is geweest. In 't vervolg zal dit echter
niet het geval zijn.
De heer van Ejjsinga heeft in betrekking tot deze zaak een
paar opmerkingen te maken, die hem bij 't lezen der stukken
zijn opgevallen en welke hij gemeend heeft niet te mogen achter
wege houden. In de eerste plaats dan, heeft het zijne aandacht
getrokken, dat door een van de uitgevers, met wie men zich in
betrekking heeft gesteld, de afzonderlijke uitgave van het ver
slag, in dc gestelde conditiën, buiten gesloten wordt. Toch
acht Spr. dit vóór alles wenschelijk. De mogelijkheid voor het
publiek om zich het verslag van 's Raads handelingen aan te
schaffen moet niet van het abonnement op eene courant afhan
kelijk gesteld worden. Ook Burgemeester en Wethouders zijn
van oordeel, dat het verslag tevens voor een' matigen prijs alge
meen verkrijgbaar gesteld moet worden, doch schijnen op dat
punt niet zeer vast te zijn.
De tweede opmerking van Spr. betreft den voor de uitgifte
gestelden termijn. Niet zonder reden is er bij de behandeling
van de gemeentcbegrooting geklaagd, dat het verslag zoo laat
verscheen en daardoor de verdienste der actualiteit miste. Hot
is de vraag geweest, of daarin bij de voorwaarden was te voor
zien. En nu vraagt Spr., of men zich voorstelt, dat de ons over
gelegde voorwaarden in dien toestand eenige wijziging zullen
brengen. Hij leest in die voorwaarden, dat het verslag binnen
acht dagen nadat het handschrift aan den drukker is afgegeven
uitgegeven moet zijn. Het komt hem voor, dat die termijn vrij
lang te noemen is, vooral als men er op let, dat er slechts twee
uren voor de revisie van de drukproeven ter secretarie afgaan.
Eindelijk wenscht hij nog tot het collegie de vraag te rigten, of
het juist noodig is de uitgifte van 't verslag aan eene courant
te verbinden? Waarom zoo vraagt hij wordt het niet op
zich zelf uitgegeven Bij wijze van uitbesteding, zooals met de
andere drukwerken geschiedt, zou dit naar zijn oordeel even goed
doel kunnen treffen.
De heer Snringar begint met optemerken, dat hij niet alles
heeft kunnen verstaan wat zooeven door den heer van Eijsinga
is in 't midden gebragt. Alleen het laatste de vraag, waar
om de uitgifte van 't verslag juist aan eene courant verbonden
wordt is niet aan zijne aandacht ontsnapt. Daarop wenscht
hij kortclyk te antwoorden. Naar zijne meening is daartoe
in der tijd door den Raad besloten, om er als van zelve de
meeste publiciteit aan te geven. Door middel van de courant,
die in handen van de belanghebbenden komt, wordt het doel be
reikt 't welk men met de uitgifte van het verslag beoogtpubli
citeit. Geeft mcu daareuteger. het verslag afzonderlijk uit eu
alleen verkrijgbaar voor degenen, die zich aanmelden om het te
koopen, dan zou Spr. vreezen, dat er door slechts weinigen ken
nis van genomen zou worden. Daarin heeft het besluit om de
uitgifte aan eene courant te verbinden zijn grond.
Maar, dit vaststaande, zegt Spr., 'ijst in de eerste plaats de
vraag, welke courant de meeste openbaarheid geeft en in de
tweede plaats, in welke verhouding de gedane cischen of aanbie
dingen tot die meerdere of mindere openbaarheid staan. Wat
de eerste vraag betreft, gelooft hij te mogen zeggen, dat de
Leeuwarder Courant zonder twijfel boven aan staat. Ofschoon
hij het getal abonnés op die courant niet weet, meent hij, op
grond van de algemeene bekendheid, dat de Leeuioaider Courant
in bijna alle huisgezinnen gelezen woidt, te mogen beweren, dat
zij in dezen dc voorkeur verdient.
Om een goed antwoord op de tweede vraag te kunnen geven
had Spr. gaarne gewenscht, dat Burgcmeeeter en Wethouders
tot de belanghebbende uitgevers de vraag hadden gerigt, hoe
groot het getal hunner geabonneerden in deze gemeente is, ten
einde eene basis tot vergelijking te hebben want zoo ver
volgt hij het is hier niet enkel te doen, om 't verslag ge
drukt te hebben maar om er de meest mogelijke openbaarheid
aan te geven. Nu verlieze men niet uit het oog, dat van die
courant, welke het meeste debiet in deze gemeente heeft, de
kosten van het bijleveren van 't verslag van 's Raads handelingen
ook het grootst zijn. En wanneer Spr. dat in aanmerking neemt,
dan komt het hem voor, dat de aanbieding van de Leeuwarder
Courant verre weg als de goedkoopste en billijkste i9 aan te
merken, zij de som als iets hooger, dan die men per blad of
voor het geheel bij de andere uitgevers zou hebben te besteden.
Wat betreft het bezwaar dat by de gunning aan de Leeuwar
der Courant het verslag niet afzonderlijk verkrijgbaar zal zijn
't geen naar Spr. meent ook door den Reer van Eijsinga is aan
gevoerd moet bij opmerken, dat dit bezwaar vervalt, als men
in aanmerking neemt, dat elke courant met hare bijvoegselen
afzonderlijk verkocht wordt. Die dus een verslag of de versla
gen wil hebben, koopt de couranten, waartoe zij als bijvoegsels
behooren. Daarmede is naar zijne meening, aan den eischder al
gemeene verkrijgbaarstelling voldaan. Hij voor zich intusschen
hecht aan die afzonderlijke verkrijgbaarstelling niet veel, omdat naar