208
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Maandag den 19 December 1870.
VERSLAG van 't verhandelde ter buitengewone
vergadering van den Gemeenteraad te
Leeuwarden, op Maandag den 19
December 1870.
Tegenwoordig 16 leden. Afwezig de heeren Rengers, Westen
berg, van Valkenburg, Wiersma en Brunger.
Voorzitter de heer Burgemeester, die de vergadering opent en
mededeelt, dat de heeren Westenberg, Wiersma en van Valken
burg hebben kennis gegeven, dat zij verhinderd worden deze
zitting bij te wonen.
1. Op voorstel van den Voorzitter wordt met algemeene
stemmen besloten de lezing van de notulen der vorige vergade
ring tot eene volgende bijeenkomst aan te houden.
2. Is gelezen en op voorstel van den Voorzitter onmiddel
lijk in behandeling genomen een schrijven van de commissie,
belast met het ontwerpen der verordeningen tegen wier overtre
ding straf is bedreigd, in betrekking tot het ten fine van nadere
redactie in hare handen gesteld besluit van 10 November jl.,
houdende wijziging van de verordening op de instandhouding
van de openbare wegen, bruggen, enz.
De heer Joilgsma ontving zooeven van een zijner mede-leden
eene opmerking, waaruit het hem blijkt, dat aau het werk der
commissie nog iets ontbreekt. Bij besluit van 19 Junij I860
is namelijk eene wijziging gebragt in de 2e alinea van art. 63,
die tot strekking heeft, dat alléén de zorg voor de naleving der
2e alinea van art. 39, thans art. 38, aan den architect is opge
dragen. Naar aanleiding daarvan stelt Spr. voor in de conclusie
der commissie acuter art. 3ö te noen voigen„alinea a.
Dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen, gelijk
ook het dienovereenkomstig gewijzigd voorstel der commissie,
zoodat is besloten
Met intrekking van het in 's Raads zitting van den 10 No
vember 1870 vastgesteld besluit, tot wijziging der verordening
betredende de instandhouding der openbare wegen, bruggen, enz.
tot gemeene dienst van allen in de gemeente Leeuwarden bestemd,
die verordening te wijzigen overeenkomstig het door de commis
sie voor het ontwerpen van strafverordeningen, bij haar schrijven
van den 13 October 1S70 gedaan voorstel, met dien verstande,
dat de daarbij beoogde aanvulling van art. 63 vervalle en
dat art. worde gelezen als volgt:
De zorg voor de naleving dezer verordening wordt opgedragen
aan den commissaris en de verdere beambten van politie.
De zorg voor de naleving der bepalingen vervat in artt. 1,2,
31, 32, 33, 34, 36, 36, 37 en 38, alinea 2, wordt, behalve
an bovengenoemde beambten, ook opgedragen aan den architect
en den onder-architect der gemeente, dio bij bevinding van over
treding van die bepalingen daarvan proces-verbaal opmaken, op
den eed bij de aanvaarding hunner bediening afgelegd, en dit
aan den Burgemeester toezenden.
De zorg voor de naleving der bepalingen vervat in artt. 9,
11, 12 en 41 wordt op gelijke wijze opgedragen aan den hove
nier der gemeente.
De zorg voor de naleving der bepalingen vervat in artt. 13,
16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 en
30 wordt, insgelijks op voorschreven wijze, opgedragen aan den
directeur en de opzigters der stads reiniging.
3. De Voorzitter, 't noodig achtende dat er eene beslotene
zitting worde gehouden, heft de openbare tijdelijk op.
Na afloop der beslotene wordt de openbare vergadering
voortgezet.
4. De Voorzitter brengt ter tafel en legt voor de leden bij
de betrekkelijke stukken ter inzage, eene nota van inlichtingen
omtrent het voorstel van Burgemeester en Wethouders op 't adres
van de Nederlandsch Israëlitische Hoofdsynagoge alhier, hou
dende verzoek tot afstand in eigendom van de tegenwoordige Is
raëlitische begraafplaats.
5. De beer DuparC vraagt verlof tot het doen eener vraag
aan Burgemeester en Wethouders in betrekking tot de door hen
aan het °bcsluit, houdende wijziging van de schooluren aan som
mige scholen, gegeven uitvoering.
Dit verlof op voorstel van den Voorzitter verleend zijnde,
ze"t dc heer DuparC, dat het bijna twee maanden geleden is,
da°t de Raad tot dc bewuste verandering in de schooluren be-
n»t besluit is door vele familiën in de gemeente met
genoegen vernomen; doch altijd wacht het nog op uilvoering.
Spr. wenscht daarom te vernemen, of men spoedig de iuvoering
der nieuwe regeling kan te gemoet zien en of door het collegie
reeds de daartoe noodige voorbereidende mautregelen genomen
zijn. Hij dringt te meer op eene spoedige invoering der nieuwe
regeling aan, omdat een der hoofdmotiven, die tot het besluit
hebben geleid, was, dat men het minder geraden vond, vooral
in den winterdc leerlingen des avonds de school te doen
bezoeken. Wc zijn nu reeds in den winter, zegt Spr., en nog
i3 de verandering niet ingevoerd.
De Voorzitter geeft te kennen, dat Burgemeester en Wethou
ders in de vergadering van aanstaanden Donderdag op de gedane
vraag zullen antwoorden. Intusschen kan hij nu al vast mede-
deelen, dat het collegie bereids in de maand November terzake
een schrijven tot de plaatselijke schoolcommissie heeft gerigt.
Geen der leden verder 't woord verlangende sluit do Voor
zitter de vergadering.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Zitting van Donderdag den 22 December 1870.
209
Verslag van 't verhandelde ter vergadering
van den Gemeenteraad te Leeuwar
den, op Donderdag den 22 Decem
ber 1870.
Aanvankelijk 13, later 19 leden tegenwoordig.
Afwezig de heeren Westenberg en van Valkenburg.
Voorzitter de heer Burgemeester, die de vergadering opent en
mededeelt van den heer van Valkenburg kennisgeving te hebben
ontvangen, dat hij door ongesteldheid verhinderd wordt deze
zitting bij te wonen.
1. Worden gelezen en onveranderd vastgesteld de notulen
van 't verhandelde in de vergaderingen van 8 en 19 December jl.
2. De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen missives
van
a. den heer G. de Chateau, herbenoemd lid der commissie
van toezigi op het stads werkhuis
b. den heer mr. E. de Wendt, herbenoemd lid van de com
missie van administratie der stads bank van leening, cn
c. den heer dr. O. Schreuder, herbenoemd lid der plaatse
lijke schoolcommissie, alle het berigt behelzende, dat zij de
op hen uitgebragle herbenoemingen aannemen.
Aangenomen voor notificatie.
3. Is gelezen eene resolutie van heeren Gedeputeerde Staten
dezer provincie, dd. 1 December jl., no. 6, geleidende een ex
tract uit het koninklijk besluit van 18 November te voren, no.
19, waarbij is goedgekeurd het besluit tot heffing van regten
voor het afdraaijen van de Verwersbrug.
Aangenomen voor notificatie.
4. Is gelezen een schrijven van den heer P. A. Janssen,
kapitein der infanterie alhier, dd. 12 dezer, daarbij ecnige grie
ven aangaande de weinige activiteit der politie onder de aan
dacht van den Raad brengende en verzoekende, dat voortaan de
ingezetenen beter dan tot nu toe door de politie mogen worden
beschermd.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten dit stuk, als
zijnde gesteld op ongezegeld papier, ter secretarie te deponeren.
5. De Voorzitter brengt ter tafel en legt voor tie leden ter
inzage, het verslag van den toestand der instelling „het Sint
Anthonij Gasthuis te Leeuwarden," over het jaar I860.
6. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot regeling der bezoldiging van den gaarder der bruggelden
aan de Verwersbrug.
Nadat op voorstel van den Voorzitter dit voorstel onmiddel
lijk was in behandeling genomen, is de conclusie daarvan buiten
discussion met algemeene stemmen aangenomen, weshalve is be
sloten
Te bepalen, dat de gaarder der bruggelden voor het draaijen
van de Verwersbrug zal genieten eene bclooning van vijf gulden
per week en daarboven het vrije gebruik zal erlangen van de bij
die brug aanwezige brugwachterswoning.
7. Is gelezen een voorstel van Burgemeester en Wethouders,
betrekkelijk de inning der bruggelden aan de Vlietster-, Booms-
en Fotraargebruggen.
Ter visie, om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
8. Is gelezen eene missive van heeren Burgemeester en Wet
houders van Leeuwarderadeel, dd. 22 December 1870, no. 118/465,
houdende kennisgeving, dat de Raad dier gemeente geene termen
heeft kannen vinden, om mede te werken tot opheffing van de
tollen op den kunstweg van Leeuwarden naar Ilijum.
Bijvoegsel tot de Provinciale Eriesche Courant.
Naar aanleiding dezer missive stelt de Voorzitter voor, de
behandeling van het onder no. 1 van den oproepingsbrief voor
deze vergadering voorkomend voorstel van Burgemeester en Wet
houders, op 't verzoek van den pachter der tolheffing aan gabel
no. 2 op bedoelden kunstweg, om onderhandsche verlenging van
het pachtoontract, tot eene volgende vergadering uit te stelleD.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene steramen besloten.
9. Wordt in behandeling Jgenoraen het voorstel van Burge
meester en Wethouders, op 't verzoek van den pachter der op
komsten van het bruggeld, geheven wordende aan de Verlaats-
brug, om vergoeding van de door hem geleden schade tenge
volge van de stremming der scheepvaart langs de Noordergracht.
De vergadering, zich vereenigende met de conclusie van 'l
voorstel, besluit buiten discussiën eenstemmig
Aan Durk Terpstra, pachter der opkomsten van de zooge
naamde Verlaatsbrug over de Ilarlingervaart in deze gemeente,
als beschikking op het bij zijn adres van 6 September 1870 ge
daan verzoek, te kennen te geven, dat hem gedeeltelijke kwijt
schelding van de door hem van 12 Mei 1870 tot 12 Mei 1871
verschuldigde pachtsom wordt verleend tot een bedrag van vijftig
gulden.
10. In behandeling komt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, op een schrijven van den heer inspecteur van 't
middelbaar onderwijs, die daarbij in overweging geeft het oprig-
ten van een neven-cursus naast de bestaande burger dag- en
avondschool in deze gemeente, van welk voorstel de conclu
sie luidt:
Burgemeester en Wethouders te raagtigen, om in antwoord op
de aan hun collegie gerigte en aan den Raad overgelegde missive
van den heer inspecteur van 't middelbaar onderwijs (dr. W. C.
H. Staring) dd. 23 October 1870, no. 335, aan dezen mede
namens den Raad te kennen te geven, dat het gemeentebe
stuur van Leeuwarden vermeent, vooralsnog gcene wijziging te
moeten brengen in de regeling van het onderwijs aan de burger
dag- en avondschool in die gemeente, doch het oog zal houden
op de bezwaren, waartoe de tegenwoordige regeling aanleiding
geeft, ten einde nader in overweging te nemen op welke wijze
daaraan zal zijn te gemoet te komen.
De heer DuparC had zich gevleid, dat de Raad een ander
voorstel van Burgemeester en Wethouders zou hebben ontvangen,
nu het de inspecteur van 't middelbaar onderwijs, eene autoriteit,
is, die op eene gewijzigde regeling van het onderwijs aan de
burger avondschool aandringt, iets dat Spr. reeds voor meer dan
een jaar en ook later bij herhaling heeft gedaan. Vooral thans
verdient de zaak de meeste aandacht, nu, tegen 20 a 25 in het
vorige jaar, slechts 1L leerlingen op de avondschool zijn. Er
is dus achteruitgang van belang, en er moet wel iets aan haperen.
Volgens Spr. was de grooto fout van den beginne af, dat men
de avondschool heeft georganiseerd als eene voortzetting van de
dagschool. Daartoe gaf de wet op het middelbaar onderwijs
niet de minste aanleiding. Integendeel bij die wet wordt iedere
school als eene zelfstandige inrigting behandeld en z. i. veeleer
meer gewigt aan de dag- dan aan de avondschool gehecht. Dit
kan o. a. blijken uit de memorie van toelichting, waarin werd
gezegd, dat met de dagschool eene avondschool, des noods op
kleiner schaalbehoorde te worden verbonden. De slotbepaling
van art. 13 doet dit mede uitkomen; daarbij toch wordt den
Raad vrij gelaten te bepalen, welke van de vakken der dagschool
aan de avondschool zullen worden onderwezen. Daargelaten nu de
verkeerde kwalificering van de avondschool, is deze hier ter stede
in sommige opzigten op grooter schaal ingerigt. Op de dagschool
wordt, in overeenstemming met art. 13 der wet, onderrigt ge
geven indteerste beginselen der mechanica, der natuur- en scheikunde
57