28
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 8 Maart 1877.
water-, kaai- en walgelden niet wil verliezen, de bakens zul
len moeten worden verzet met het verloopen van 't getij en
eene andere belasting behoort ie worden vastgesteld op de schip
perij wegens gebruik van wallenkaden enz.
De gemeente die het water niet meer onderhoudt kan voor
dat onderhoud geene belasting heften.
Spreker zal evenwel geen amendement op de conclusie voor
stellen of een tegenvoorstel doendoch blijft er zich tegen ver
klaren.
De heer Rengors zou haast betwijfelen, indien hij het niet
beter wist, of de vorige spreker het rapport met de vereischte
naauwkeurigheid gelezen had. De vraag toch naar de wettig
heid dezer belasting wordt wel degelijk in het rapport behan
deld, en nadat dit punt in bevestigenden zin is behandeld stelt
de commissie de kwestie van de billijkheid der toepassing.
De vorige spreker heeft zich er toe bepaald met te verklaren
dat de redenering van gedeputeerde staten juist is en die van
de commissie niet.
De commissie gelooft echter in haar betoog te hebben aange
toond dat door gedeputeerde staten met betrekking tot twee be
langrijke punten minder juist is geredeneerd, en vindt in het
betoog van den vorigen spr. niets wat haar tot eene andere op
vatting kan brengen.
De belasting toch wordt niet alleen geheven voor het onder
houd der wateren, kaden en wallen, doch hoofdzakelijk tot dek
king der kosten gemaakt voor den aanleg daarvan en dit punt
blijft in meergemelde resolutie geheel onaangeroerd, en even
zoo is het verband tusschen de artt. 238 en 254 der gemeente
wet volgens zijne meening door dat college minder juist opgevat.
Men heeft namelijk niet te vragen of ieder gebruiker van een
zeker gemeentewerk juist bijdraagt in verhouding tot de kos
ten voor dat gemeentewerk gemaaktmaar wel of do kosten in
het algemeen voor het tot stand brengen en in stand houden
van de gemeentewerken gemaakt in eene goede verhouding
staan tot de belasting welke men voor het gebruik dier geza-
mentlijke werken heft; zoo bijv. een gedeelte van een wal
of ander werk bijzonder veel gekost heeft, zal liet toch wel
niet opgaan voor het gebruik van dat deel een walgeld te hef
fen 3 of 4 maal hooger dan voor een weinig verder gelegen ge
deelte.
Deze opvatting van de commissie is niet enkel hare eigene
maar vindt krachtigen steun in de woorden van den ontwerper
der wet Thorbecke die bij de discussie over het artikel 254 o. a.
zeide„Het spreekt wel van zelf dat men ruim berekent welke
„de kosten van aanleg geweest zijn, welke die van onderhoud
„zijn en er moet nog iets overblijven, want dat is noodig tot ver
zekering der inrigting. Maar dit is geheel iets anders dan van
„de heffing te maken eene bron van inkomsten ver overtreffende
„hetgeen de inrigting ooit gekost heeft of ooit kosten kaniets
„dat strekken zou om het verkeer van de eene gemeente naar
„de andere te belemmeren."
Het komt nu hem voor dat door de overgelegde cijfers meer
dan voldoende is aangetoond, dat hier van geene onbillijke hef
fing sprake is en alsdan vervalt de geheele redenering van ge
deputeerde staten.
Een geheel ander geval dan hier heeft zich eenigen tijd gele
den voorgedaan te Rotterdamdaar hief men belasting van sche
pen die binnen het gebied der gemeente op de Maas op stroom
lagenmaar die hoegenaamd geen gebruik maakten of konden ma
ken van eenig werk door de gemeente aangelegd of onderhouden.
Die belasting heeft de regter op aannemelijke gronden in strjjd
met de wet geacht, hoewel ook geacht - autoriteiten die on
wettigheid betwistten.
Die strijd met de wet bestaat hier in geen enkel opzigt; de
belasting wordt geïnd aan den wal omdat men die bezwnarljjk
op eene andere plaats kan invorderen, doch daarom is zij niet
verschuldigd wegens het gebruik van dien wal.
Spr. wil wel toegeven dat eene naamsverandering wenschelijk
isdoch dit punt is met opzet niet in het rapport behandeld om
dat de commissie beter oordeelde dit aan burgemeester en wet
houders over te laten.
Een naam aan deze belasting te geven die minder aanstoot
geeft kan zijn nut hebben, doch het beginsel waarop die belas
ting rust acht spr. onaantastbaar, weshalve hij het toegeven aan
den wensch van gedeputeerde staten moet ontraden.
Punt 1 der conclusie in stemming gebragt wordt aangenomen
met 18 stemmen tegen 1die van den heer van Sloterdijck.
Punt 2 en daarna de geheele conclusie worden zonder hoof
delijke stemming aangenomen verklarende de heer^van Sloter
dijck zich er tegen.
V. De Voorzitter het noodig oordeeiende eene zitting met
gesloten deuren te houden heft de openbare zitting tijdelijk op.
Na heropening deelt hij mede dat wegens eenige schade toe-
gebragt door de jongste stormen aan de haven tc Harlingen de
feestelijke opening dier haven niet zal plaats hebben in de maand
Maart doch in de maand Junij 1877.
VI. De heer van Slotsrdiick deeltnamens de raadscom
missie belast met het onderzoek der reclames tegen het voor-
loopig vastgesteld kohier van den hoofdelijken omslag, mede dat
het rapport over dat onderzoek op Maandag den 19 Maart a. s.
vermoedelijk gereed zal zijn.
De heer Attoma veroorlooft zich naar aanleiding dezer me-
dedeeling eene vraag tot den voorzitter te rigten en wel of het
ook wenschelijk moet geacht wordenmet het oog daaropden
termijnvoor het onderzoek van het kohier in de sectiën bepaald,
te verlengen.
De Voorzitter verklaart dat hij door den drang der omstan
digheden dien termijn verlengt met acht dagendoch er prijs
op te stellen dat die termijn alsnu niet worde overschreden.
De sectiën kunnen tegelijk vergaderen en zoo doende de zaak
bespoedigen waardoor dan tevens aan den wensch van den raad
zal worden voldaan om het kohier eerder dan vroeger definitief
vast te stellen.
VII. Niets meer aan de orde of voorgesteld zijnde, sluit de
voorzitter de vergadering.
y,
;yj fy -Jot*?
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
Vergadering van Donderdag den 22 Maart 1877.
Tegenwoordig eerst 19later 20 ledenafwezig de heer
Hommes.
Voorzitter de heer burgemeester.
I. Do notulen van het verhandelde in de vorige zitting wor
den gelezen en goedgekeurd.
II. Rapporten.
1. De heer Dirks brengt rapport uit over het in de sectiën
van den raad gehouden onderzoek van het den 11 Januarij
1877 gedaan voorstel van burgemeester en wethouders in zake
de oprigting van een „Harmoniegebouw" te Leeuwarden met
twee bij dat voorstel behoorende ontwerp-overeenkomsten.
Dit rapport zal worden gedrukt om te worden behandeld in
eene volgende vergadering.
2. De heer Piantenga brengt, namens de daartoe in de
vorige vergadering benoemde commissierapport uit over de
rekening en verantwoording van voogden van het nieuwe stads
weeshuis over die instelling, dienst 1876.
De conclusie van het rapport strekt tot goedkeuring dier
rekening.
Het rapport zal ter inzage worden gelegd en behandeld in de
volgende vergadering.
III. "Wordt ter tafel gebragt.
1. Een voorstel van burgemeester en wethoudei-s op een adres
van den hulponderwijzer J. II. Barlagehoudende verzoek om
eervol ontslag uit zijne betrekking.
Bij schrijven van den 14 Maart 1877 heeft de heer J. H.
Barlagehulponderwijzer aan de gemeenteschool no. 9 alhier
zich aan den raad gewend omwegens zijne benoeming tot
hulponderwijzer aan de tussclienschool te Bolswardtegen 1
Mei 1877eervol uit zijne tegenwoordige betrekking te worden
ontslagen.
Do schoolcommissie over dat verzoek gehoord heeft geadvi
seerd om het eervol ontslag tegen het opgegeven tijdstip te ver-
leenen.
Burgemeester en wethouders meenen echter van dit advies te
moeten afwijkenzooveel betreft het tijdstip waarop dat ontslag
zal ingaan omdat de schaarsehte van hulponderwijzers-personeel
de vrees doet koesteren dat de te ontstane vacature niet tegen
den len Mei kan worden vervuld en het voor oen goeden gang
van het onderwijs hoogst wenschelijk is dat het onderwijzend-
personeel zooveel mogelijk voltallig blijve.
Zij stellen mitsdien voor om te besluiten het gevraagd eervol
ontslag te verleenen met ingang van den len Junij 1877.
IV. Aangezien sommige leden wegens ambtsbezigheden ver-
pligt zijn deze vergadering spoedig te verlatendoet de Voor
zitter alvorens verder te gaan met het aanbrengen van stuk
ken eerst de volgende
Mededeelingen.
1. Dat de heer dr. J. M. Baart de la Faille alhier, bij
missive d.d. 14 Maart 1877 te kennen heeft gegevende her
benoeming tot lid der oommissie van bestuur over net stads
ziekenhuis aan te nemen.
2. Dat ter inzage van de leden is gelegda. het jaarlijksoh
verslag over het stads ziekenhuis, en b. dat over het Rotter-
damsch leeskabinetc. de rekening en verantwoording van den
stads- of prinsentuin, over 1876.
3. Dat volgens ingekomen berigt van heeren gedeputeerde
staten der provincie Friesland, opgenomen in Prov. Blad no. 41
van 1877 de jaarwedden van den burgemeester en den secre
taris der gemeente Leeuwarden met ingang van den 1 Januarij
1878, zijn verhoogd en vastgesteld op 2500.
De heer Jongsma heeft reeds van ter zijde vernomen dat
Bijvoegsel beroorenüe bij de leeuwarber Courant.
te Leeuwardenvan den 22 Maart 1877. 29
die verhooging niet vóór 1 Januarij 1878 zoude ingaandoch
kon dit toen bezwaarlijk gelooven.
Nu echter bestaat er voor hem geen twijfel meer en daarom
wenscht hij hier met betrekking tot den datumwaarop de
verhooging zal ingaaneen enkel woord in het midden te
brengen.
Het komt hem voor dat do raad, toen hij in zijne vergadering
van den 14 September 1876 adviseerde voor de verhooging der
jaarwedden van den burgemeester en den secretaris, het oog ge
had heeft op een ingang met 1 Januarij 1877.
Spreker heeft deze zaak eens nagegaan en het is hem ge
bleken dat in 1874 met de verhooging van de jaarwedden der
wethouders van Leeuwarden iets dergelijks heeft plaats gehad
als thans het geval is. In Mei 1874 toch kwam het besluit tot
verhooging waarbij de aanvang daarvan was bepaald op 1 Janu
arij 1875.
De raad heeft toen goedgevonden heeren gedeputeerde staten
er op te wijzen dat het zijne bedoeling was geweest de ver
hooging reeds te doen aanvangen den 1 Januarij 1874 en dit is
toen geschied met het gewenschte gevolg.
Wel is waar betrof het toen een speciaal geval en thans de
geheele provincie Frieslanddoch zoo de andere raadsleden het
met hem eens zijn dat het 's raadsbedoeling is geweest de ver
hooging te doen ingaan met den 1 Januarij 1877, dan komt het
hem wenschelijk voor dat ook thans de gemeenteraad van Leeu
warden zich wende tot gedeputeerde staten met verzoek te wil
len bevorderen dat alsnog de verhooging worde bepaald te zijn
ingegaan den len Januarij 1877.
Spr. doet daartoe het voorstel met bepaling datbij aanne
ming daaraan uitvoering zal worden gegeven vóór de resumtie
der notulen.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Jongsma
alzoo is gedaan het volgende voorstelom te besluiten dat de
raad zich zal wenden tot gedeputeerde staten met verzoek te
bevorderen, dat de verhooging der jaarwedden van den burge
meester en den secretaris der gemeente Leeuwarden worde ge
rekend te zijn ingegaan den 1 Januarij 1877.
Het voorstel wordt genoegzaam ondersteund en daarna zon
der discussie en hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Dat burgemeester en wethouders getracht hebben op den
17 Maart 1877 aan te besteden het inrigten van de gebouwen
bij den ingang van de gemeentelijke gasfabriek tot eene woning
en bureau voor den directeur dier fabriek, doch daarin verhin
derd zijn, doordat er geen enkel inschnjvingsbillet was inge
komen.
Er zal alsnu eene herbesteding plaats hebben op den 7 April a s.
5. Dat gedeputeerde staten hebben goedgekeurd de dezer-
zijdsche raadsbesluiten
a. tot onderhandsche verhuring van de tolgaarderswoning
aan den weg naar de Bontekoeaan Jacobus Radersmavoor
den tijd van één jaarvoor de som van f 104.
b. tot intrekking der verordening op het beurtveer tusschen
BeetsterzwaagBeets en Leeuwarden.
V. "Wordt verder ter tafel gebragt:
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot afstand
van een plekje gemeentegrond op het Klein Schavernekaan mej.
de iveduice Wesbonk.
Dit voorstel vindt zijn grond in de omstandigheid dat de raad
den 8 Januarij 1874 in beginsel besloten heeft aan eigenaars
van privatendie dezein overleg met en volgens aanwijzing
van den directeur der gemeente-reinigingwillen doen veran
deren het kosteloos gebruik der tonnen en eene geldelijke
tegemoetkoming van hoogstens f 25 zal worden verstrekt.
De weduwe Dirk Wesbonk te Groningen heeft een daartoe
strekkende aanvraag gedaan om een privaatstaande bij het
6