98
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 14 October 1882.
Sloterdijck gezegdeverder. Men wenscht eene geheele nieuwe
leeningmaar vergeet zeker, dat daardoor op losse schroe
ven worden gezet verschillende uitgaven, waartoe de raad
magtiging verleende Men vergete niet, dat reeds de aanbe
steding heeft plaats gehad van twee schoolgebouwen waar
voor een bedrag van ƒ59,555 zal worden uitgetrokken en
dat ook de som benoodigd voor aankoop van woningen ad
ƒ3380 en voor aanschaffing van meubelen ad ƒ8300 zich
baseren op het indertijd genomen besluit tot het aangaan
eener leening groot ƒ900,000. Men heeft gerekend dat die
leening voor de bedoelde werken de noodige middelen bevatte
en is dit niet het gevaldan had men ook niet tot de aan
besteding er van moeten overgaan. Het gaat toch niet aan
om een werk aan te besteden zonder dat men de vereischte
middelen heeft om de uitgaven te dekken.
Spr. gelooft dat men deze zaak wel eens eerst goed mag
overdenken. Hij herhaalt hetwas het doel der commissie
slechts vermindering van het voorgedragen cijfer ad ƒ81,000
met 4000dan zou de zaak zijn te vinden maar die be
doeling reikt volgens het door den heer van Sloterdijck ge
sprokene verder.
Den heer Troelstra komt het in de gegeven omstandig
heden het. best voor, om te volgen het denkbeeld van den
heer Wiersma n.l. cm de overschietende 4000 te bestemmen
voor buitengewone aflossing van schuld. Naar die spr. heeft
medegedeeld heeft de uitloting in deze maand plaats, zoodat,
wordt de bedoelde buitengewone aflossing nu nog in de wijzi
ging opgenomen zij o< k nog dit jaar effect kan sorteren.
Hij gelooft werkelijk, dat dit ter oplossing der kwestie, waar
voor de raad thans staat, het beste is. In verband hiermede
stelt hij voor, de overschietende ƒ4000 bij deze wijziging op
de gemeentebegrooting voor 1882 aan te brengen tot verhoo
ging van het bedrag voor buitengewone aflossing van ge
meenteschuld.
Dit voorstel wordt ondersteund en dientengevolge in be
handeling gebragt.
De heer van Sloterdijck moet terugkomen op het laatst
door den heer Wiersma gesprokene, waardoor men den indruk
zou krijgen alsof het der commissie te doen was om burge
meester en wethouders de fondsen te onthouden voor werken,
waartoe de raad heeft besloten. Dit is volstrekt niet hare be
doeling. Zij stelt immers niet voor, om den geheelen post
voor leening uitgetrokken te schrappen maar alleen ditom
het geheel bedrag van den post met ƒ4000 te verminderen.
Was het eerste het gevaldan bestond er eenigen grond voor
vermoeden maar thans niet. Er is alleen voorgesteld om de
leening te verminderen met het bedragdat is uitgewonnen
op den post voor onvoorzien en de commissie wil volstrekt
niet afdingen op de sommen vereischt voor de reeds aanbe
steedde schoolgebouwen enz. Zij is zoo vrij geweest een
eigen opinie omtrent de leening te hebbenen nu weet spr.
wel dat die opinie in de memorie van beantwoording als
„onjuist" wordt gekwalificeerd maar daardoor is de commissie
nog niet van hare meening terug gekomen. Die meening heeft,
zooals hij meer breedvoerig in de vorige vergadering heeft ge
zegd wel degelijk grondn.l. dezedat in het besluit van
1880 tot het aangaan der leening van 900,000 uitdrukkelijk
is vermelddat zij strektdeels tot conversie van bestaande
schuld, deels tot bestrijding van uitgaven wegens in 1880 en
1881 uit te voeren buitengewone werken. Op werken, die
uitgevoerd zijn of zullen worden in 1882, is dat besluit alzoo
niet van toepassing.
En wat nu het beweren van den heer Wiersma betreft, als
zoude erbetrof het hier eene nieuwe leening, ook een raads
besluit moeten kunnen worden aangewezenwaarop zij zich
baseerde f spr. moet dienaangaande opmerkendat er zeer
dikwijls op de gemeentebegrooting leeningen voorkomen
waarvan de raad eerst later het juist bedrag en het geheele
plan vaststelt. Daarenboven een besluit tot opname van de
3e serie der leening van 1880, zooals dit dan volgens burge
meester en wethouders is, heeft men ook nog niet. Spr.
meentdat zal dit werkelijk de 3e serie dier leening zijn
men dan het vroeger genomen besluit behoort te wijzigen en
daarin moet vermelden dat de leening strekt ook voor werken
in 1882 uit te voeren. Wel is dit een formeel bezwaar, maar
de commissie heeft toch gemeend daarop te moeten wijzen.
Haar voorstel is echter alleen om de 4000 door burgemeester
en wethouders bestemd voor verhooging van den post voor
onvoorziene uitgaven, af te trekken van het door hen voor
leening voorgedragen cijfer.
De heer Wiersma meent nog met een enkel woord den
heer van Sloterdijck te moeten beantwoordenHet is verre
van spr.dat hij niet zou kunnen billijken dat de commissie
omtrent de voorgestelde leening eene andere meening heeft
dan hij. Hij heeft alleen willen doen uitkomen, dat bij hem
hoegenaamd geen twijfel bestaat of deze leening wel kan uit
maken een deel van die, waartoe de raad in 1880 besloot,
omdat de werkenwaarvoor de thans aangebragte leening
blijkens de stukken moet strekkendezelfde zijn als die
welke men op het oog had bij het in 1880 genomen
besluit tot het aangaan eener leening groot 900,000. En
nu moge men ten opzigte van dat besluit eenige informali
teit beweren hij gelooft dat het in ieder geval beter is om
deze over te stappen dan om tot het aangaan eener nieuwe
leening te besluiten. Men moet niet vergeten dat een be
sluit als laatstbedoeld weer alle phasen zou moeten doorloo-
pen terwijl voor de derde serie der groote geldleening alle
voorbereidende werkzaamheden reeds in 1880 hebben plaats
gehad.
Intusschen gelooft spr.dat het verschil van opiniedat
in dezen bestaatzich het best oplost door stemming over
het voorstel van den heer Troelstra.
Dit voorstel wordtin stemming gebragtaangenomen met
10 tegen 5 stemmendie van de heeren van Goens, van
Sloterdijck Minnema BumaPlantenga en Duparc
De heer van Sloterdijck deelt mededat de commissie,
in verband met deze beslissing, haar voorstel tot verminde
ring der leening intrekt.
De overige posten reeds ter vorige vergadering behandeld
en goedgekeurd zijndewordt het voorstel in zijn geheel
zonder hoofdelijke stemmingaangenomenen wordt in ver
band hiermede de balans der gemeentebegrootingdienst 1882
vastgesteld als volgt
ontvangsten ƒ852.212.196
uitgaven852.202.77
waarschijnlijk saldo 9.426
Niets verder te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.
Verslag dér handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 25 October 1882.
99
Vergadering: van Donderdag 26 October 1882.
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig de heer mr. J. Dirks met kennisgeving.
Voorzitter de burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 14 Oct. j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en onveranderd vastgesteld.
II. Wordt ter tafel gebragt:
1. Het rapport der raadscommissie, belast geweest met het
onderzoek der begrooting van het nieuwe stads weeshuis
dienst 1883.
Aangezien deze rekening de commissie tot geene beden
kingen aanleiding heeft gegeven, wordt goedkeuring voorgesteld.
2. Een voorstel van burgemeester en wethouders, om over
te gaan tot de aanbesteding van 60 kagchelschermen ten be
hoeve der scholen.
Hierbij wordt voorgesteld burgemeester en wethouders te
magtigen
I. Over te gaan tot de aanbesteding vau 60 ijzeren schermen
voor onderscheidene schoollocalen
II. Ter zijner tijd de noodige financiële voorstellen te doen
ter bestrijding der kostenvoortvloeiende uit de sub I ver
melde aanbesteding.
3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot toe
kenning eener toelage aan den gemeente-ontvanger.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voorop de ge
meentebegrooting eene som van ƒ450 beschikbaar te stellen
voor bureaubehoeften van den gemeente-ontvanger, met mag
tiging aan burgemeester en wethouders, om die som in haar
geheel aan den ontvanger uit te keeren als tegemoetkoming
in de bureaukosten en de belooning zijner bedienden.
4. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot af
wijzing van het verzoek van brugwachters om kwijtschelding
van pachtsommen.
Burgemeesters en wethouders stellen hierbij voor het verzoek
van G. A. SJauwerhof, K. J. Bakkerus en G. Vossenbergom
kwijtschelding van de nog verschuldigde pacht voor de op
brengst der Prins Hendriks-, Harlingervaarts- en Wirdumer-
poortsbruggenals niet voor inwilliging vatbaar te wijzen van
de hand.
5. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot nood-
zakelijkheid-verklaring der benoeming van keurmeesters van
vleeschvisch en vruchtenter vervulling van de vacature
ontstaan door het overlijden ven F. Waringa.
Al de hiervoren vermelde stukken zijn ter visie gelegdom
in eene volgende vergadering te worden behandeld.
6Een voorstel van burgemeester en wethouders strekkende
om aan den heer P. Zeper Dz overeenkomstig zijn daartoe
gedaan verzoekeervol ontslag te verleenen als lid der com
missie van administratie der stads bank van leening.
Op voorstel van den voorzitter wordt tot dadelijke behan
deling van dit stuk overgegaan en conform de strekking er van
besloten
7. Eene aanbeveling van de commissie van administratie
der stads bank van leening ter benoeming van een lid dier
commissie, (vacature van den heer P. Zeper Dz.).
Hierop komen voor de heerenS. Draisma van Valkenburg
en J. van Mesdag.
Op de aanbeveling door burgemeester en wethouders opge
maakt overeenkomstig art. 1 van het reglement voorgemelde
commissie zijn geplaatst de heerenR. Reijnders en Th. Ottema.
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
8. Eene aanbeveling van de commissie van administratie
der stads bank van leening ter vervulling der vacature, met
1 Januarij 1883 ontstaande door periodieke aftreding van den
heer F. C. Andre®.
Hierop zijn geplaatst de heerenF. C. Andre® aftredend
lid en dr. N. Reeling Brouwer, terwijl op de aanbeveling,
door burgemeester en wethouders opgemaakt ter voldoening
aan art. 1 van het reglement voor de commissiezijn ver
meld de heeren H. Albarda Sz. en mr. S. Salverda.
9. Eene aanbeveling voor de benoeming van twee voogden
der stads armenkamerter vervulling der vacatures met 1
Januarij 1883 ontstaande door periodieke aftreding van de
heeren A. J. E. Lucardie en T B. Plantenga.
Voor de eerste vacature worden aanbevolen de heeren dr.
S. Meindersmamr. I. Wolf en G. H. v. d. Meulenen voor
de tweede de heeren T. B. Plantengaaftredend voogdmr.
J. C. Meijer en A. J. E. Lucardie.
10. Eene aanbeveling ter benoeming van twee leden der
commissie van toezigt op het lager onderwijster vervulling
van de vacatures met 1 Januarij 1883 te ontstaan door peri
odieke aftreding van de heeren; 1. G. Menalda Az.en 2. dr»
O. Schreuderwelkö heeren uitdrukkelijk hun verlangen heb
ben te kennen gegeven voor herbenoeming niet weder in aan
merking te komen.
Op de aanbeveling voor de le vacature komen voor de
heeren: 1. dr. N. Reeling Brouwer, 2. F. O. Bloembergen
en 3. mr. A. Teltingen op die voor de 2e vacature de
lieeren: 1. H. Koppenol, 2. mr. J. C. Meijer en 3. mr. J.
M. van Hettinga Tromp.
11. Eene aanbeveling ter benoeming van eene voogdes
en van een voogd van het nieuwe stads weeshuis.
Voor de vacature van voogdes, ontstaande met 1 Januarij
e.k. door periodieke aftreding van mevrouw BumaPols
worden aanbevolen a. mevr. Buma —Polsb. mevr. Visscher
Kol ff, en c. mevr. ZeperTromp»
Voor de vacature van voogd te ontstaan door gelijke af
treding van den heer mr. B. W. N. Servatiusde heeren:
mr. B. W. N. Servatius, mr. D. v. d. Veen en W. Sprenger.
12. Een voordragt ter benoeming van een onderwijzer aan
gemeenteschool no. 6tot aanvulling van het personeel aan
die school.
Hierop zijn geplaatstL. Simon Heringa te Dronrijp2.
Jan Langeraap te Bovenknijpe en 3. Jacob Waijer te Zaandam.
13. Een voordragt ter benoeming van eene onderwijzeres
aan gemeenteschool no. 6, tot aanvulling van het personeel
aan die school.
Hierop komen voor: 1. Willemke Grosjcan te Oldeboom
2. Christina Hendrika van den Bosch te Dedemsvaart, en 3.
Akke van der Sluis te Appelscha.
De stukken vermeld onder nos. 7 tot en met 13 zijn ter
visie gelegdom in eene volgende vergadering tot benoeming
over te gaan.
14. De begrooting van administratiekosten der stadsbank
van leeningdienst 1883.
Ten fine van onderzoek en rapport gesteld in- handen van
de heeren Duparc van Sloterdijck en van Goens.
III. Wordt medegedeeld
1. Dat door gedeputeerde staten is goedgekeurd het raads
besluit tot wijziging der gemeentebegrooting, dienst 1883.
2. Dat voor de leden ter visie is gelegd bet proces-verbaal
van verificatie der gemeentekasgehouden op 16 October 1882.
24