100
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 26 October 1882.
3. Dat door burgemeester en wethouders in hunne gisteren
gehoudene vergadering de navolgende aaudeelen der geldle
ning, groot f900,000 zijn uitgeloot, als: nos. 782, 465,
104, 27, 232, 723, 661, 579, 451, 407, 187, 573, 750,
32736357 en 214.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van dé op den
oproepingsbrief vermelde punten als
1Voorstel tot het doen opnemen in de bijlagen van 's raads-
verslag eener missive van de commissie voor de gemeentelijke
gasfabriek (zie verslag van 12 October 1882).
De beer van Sloterdijck zegt, dat de lecture van het
stuk der gascommissie dat gedurende 14 dagen voor de leden
ter visie heeft gelegen hem heeft versterkt in de overtuiging
dat het in alle opzigten beter isdat aan het gedaan voor
stel tot drukken geen gevolg wordt gegeven. Hem komt het
voor, dat ook *uit dit stukevenzeer als uit dat van burge
meester en wethouders is geblekendat eene zaak door vee]p
vuldige behandeling in werkelijk belang dikwerf verliest, maar
daarentegen wint in onaangenaamheid van inkleeding. Hij
gelooft dat het voor den raad zelfzoowel als voor zijn pres
tige naar buiten het beste iff, om zich niet verder met het
geschildat tusschen burgemeester en wethouders en de raads
commissie voor de gasfabriek bestaatin te laten. In ieder
geval zal hij daarin toch geene beslissing kunnen nemen.
Spr. weet wel, dat in de vorige vergadering, welke
ter oorzake van dit punt eene onaangename vergadering
is gewordennaar aanleiding' van de toen door hem
gemaakte bedenkiugenhet denkbeeld is geopperdalsof het
de bedoeling zou zijn de gascommissie het zwijgen op te leg
gen en eenigzins zou dit ook wel in eene bloote afstemming
van het voorstel om het stnk der gascommissie te doen druk
ken opgesloten liggen. Hij wenscht dit thans echter te voor
komen door den raad als zijn gevoelen te doen uitspreken
dat de zaak niet bij hem tehuis behoort. Daartoe heeft hij
de eer navolgende motie in te dienen
„De raad der gemeente Leeuwarden;
Gezien de mededeeling van het besluit van burgemeester,
en wethouders tot intrekking van het den 23 Maart 1882
aangeboden voorstel tot wijziging der verordeningregelende
den werkkring der vaste raadscommissie voor de gemeentelijke
gasfabriek (bijlage «no. 17 tot het verslag van 's raads hande
lingen 1882) en de bij missive van 10 October 1882 hem
toegezondene memorie van genoemde raadscommissie en het
uit die stukken blijkende verschil tusschen burgemeester en
wethouders en de genoemde commissie van bijstand ernstig
betreurende
is van oordeeldat de kennisneming van dat verschil niet
tot de bemoeijingen van den raad behoort."
De bedoeling dezer motie iszegt spr.om den raad te
laten uitspreken, dat hij aan. geen der partijen het woord wil
weigerenmaar aan de zaak een eind wenscht te maken
omdat zij niet ter zijner beslissing is. De zaak behoort wer
kelijk niet tot die bemoeijingenwaarmede de raad zich be
hoort in te laten. En de grond waarop de motie steunt is
deze dat de raad niet is een ligchaanjdat bloot delibereert
maar dat besluit en door geen der partijen wordt hier een
besluit gewenscht. Al de bemoeijingen van den raad* zouden
dus in eene bespreking van de van wederzijden hijgebragte
feiten uitloopenzonder dat die bespreking door een bepaald
besluit werd gevolgd.
De tweede grond der motie is deze, dat, naar spr's. over
tuiging niet alle punten van verschil tot dusver aan den
raad bekend zijn. Hij kan het zich toch niet voorstellen, dat
hetgeen tot op dit oogenblik is bijgebragttot het verschil
aanleiding kon geven.
Eindelijk heeft hij nog een utiliteitsgrond voor de motie
n.l. dezedat eene voorzetting van het debatmisschien ge
volgen zou kunnen hebben, die door den geheelen raad zou
den worden betreurd. Burgemeester en wethouders zoowel
als de leden der commissie voor de gasfabriek en de overige
leden van den raad zouden toch hoogst ongaarne tengevolge
van dit verschil, al was het ook maar een lid, opofferen van
de twee besturen die ieder op zijne plaats hunne functiën
verdienstelijk vervullen.
Overigens moet spr. opmerkendat het logisch gevolg van
aanneming der motie zal zijn het niet drukken van het stuk
der gascommissie. De bedoeling der motie is alleen, dat niet
klakkeloos het voorstel tot drukken zal worden afgestemd,
maar dat daarvoor motieven worden bijgebragt.
De heer Duparc meent ook uit naam van de andere leden
der gascommisie te spreken, als hij den geachten voorsteller
dank betuigt, vooral voor de conciliante wijze, waarop hij
zijne motie heeft toegelicht. Toch gelooft hij, dat in die
toelichting een gebrek schuilt. De heer van Sloterdijck heeft
het doen voorkomenalsof de gascommissie zou verlangendat
de raad zich bepaald uitspreke, dat hij, als ware het, als
scheidsregter tusschen burgemeester en wethouders en de com
missie zal optreden. Spr. gelooft, dat het niet noodig is, in
het breede aan te toonen, dat noch in het antwoord der com
missie noch in het begeleidend schrijven iets van dien aard
wordt gevonden, zelfs geen enkele zinspeling. De commissie
heeft alleen gemeend, naar aanleiding van het gemotiveerd
besluit van burgemeester en wethouders tot intrekking van
de door hen voorgestelde wijziging der verordening, niet het
stilzwijgen te mogen bewaren, en te kennen gegeven, dat zij
er prijs op stelt, dat, nu bedoeld besluit door de opneming
onder de bijlagen tot het verslag van 's raads handelingen ter
kennis van het publiek is gebragt, ook het antwoord dien
zelfden weg opgaat.
Spr. waardeert zeer ook de conciliante motie zelve, maar
niemand zal kunnen ontkennendatwordt zij aangenomen
aan de commissie voor de gasfabriek toch daardoor het zwijgen
tegenover het publiek wordt opgelegd. En nu zal het evenmin
kunnen worden ontkend, dat de raadsleden hebben te letten
niet alleen op het oordeel hunner medeleden, maar ook wel
degelijk op dat van het publiek daar buiten. Indien dit laatste
niet het geval ware, vraagt spr., waartoe dan de publiciteit
van de raadsvergaderingen voorgeschreven Waarom dan nog
bovendien de openbaarmaking van het verhandelde in 's raads
vergaderingenen waartoe dan verder het gemotiveerd be
sluit van burgemeester en wethouders tot intrekking der wij
ziging voor de verordening der gascommissie door den druk
aan het publiek medegedeeldeene handeling evenwelwaar
toe, zooals spr. reeds ter vorige vergadering opmerkte, bur
gemeester en wethouders volgens het organiek besluit van
1865 allezins bevoegd waren. Waarom dan eindelijk laatstbe
doeld stuk niet bloot ter visie gelegd Daarin toch komen uit
drukkingen voor, die den raad hoogst waarschijnlijk aanleiding
zouden hebben gegeven, om, ware de vraag van het al of niet
drukken aan zijn oordeel overgelaten gewordentot het laatste
te besluiten. Spr. meent dit althans te mogen opmaken zoowel
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 26 October 1882.
101
uit hetgeen ter vergadering van 12 October j 1. door sommigen
in het midden is gebragt, als uit de woorden, waarmede de
heer van Sloterdijck zijne motie heeft toegelicht.
De raad staat echter nu eenmaal voor het feit, dat het be
doelde stuk van burgemeester en wethouders iê gedrukt, maar
tevens staat de gascommissie voor het feitdat in dat gedrukte
stuk meer dan ééne voor haar krenkende uitdrukking voor
komt En nu die uitdrukkingen onder de oogen van het groote
publiek zijn gebragtvraagt spr.of de gascommissie er dan
geen regt op heeft, dat ook hare verdediging, als hij ze zoo
mag noementer kennis van het publiek kome
De geachte voorsteller heeft gezegddat de raadal werd het
stuk gedrukttoch geen beslissing zou kunnen nemenof geen
uitspraak omtrent het geschil zou kunnen doen. Het zij spr. ech
ter veroorloofd, nogmaals er op te wijzendat in het stuk der
gascommissie geen enkel woord voorkomt, dat grond kan geven
voor de meening, als zou de commissie een uitspraak van den raad
vragen. Wel zou dit in het stuk van burgemeester en wet
houders kunnen worden geacht te zijn opgesloten. Dat stuk
toch eindigt met een soort beroep op den raad. Eene andere
beteekenis immers is moeijelijk te geven aan de ten slotte
door hen tot den raad gerigte woorden„Waar niemand kan
zeggendatzelfs bij ijverige toewijdingonze taak altijd ge
makkelijk kan worden vervuld, daar mogen wij verwachten,
dat uwe vergadering niet toelatespr. drukt op deze
woordendat ons prestige in het openbaar worde onder
mijnd door onjuiste opmerkingen."
Op deze woorden had eigenlijk niets minder moeten vol
gen dan een voorstel om aan de gascommissie een soort be
risping toe te dienen. Gelukkig echter hebben burgemeester
en wethouders begrepen, het tot zoodanig voorstel niet te
moeten laten komenmaar hebben zij zich alleen bepaald tot
eene intrekking van het voorstel tot wijziging der verorde
ning regelende den werkkring der gascommissie.
In hoever er nu verband of zamenhang bestaat tusschen
praemisse en conclusie, laat spr. aan burgemeester en wet
houders zeiven ter beslissing over.
Spr. heeft gemeend, dit punt te moeten releveren, om te
doen uitkomen, dat de eigenlijke grondgedachte van burge
meester en wethouders een andere wasverder ging dan bloot
om te komen tot eene intrekking van hun genoemd voorstel,
nadat daarop een belangrijk amendement tegen hunne bedoe
ling was aangenomendoch dat die grondgedachte ten slotte
niet beligchaamd is geworden.
Doch, zegt spr., om terug te komen tot de zaak zelve, die
den raad thans bezig houdt. In de vergadering van 12 Oct.
wees hij er reeds opdat hier nietzooals in regtensprake
is van een antwoord op een eischmaar van eene repliek van
burgemeester en wethouders. Ja, dat collegie heeft zich zelfs
drie maal over dezelfde zaak in het openbaar tegen de gas
commissie uitgelaten: 1. in het ter vergadering van 13 Julij
behandelde voorstel; 2. in die vergadering zelve; 3. in hunne
mededeelingbijlage no. 17.
De raad besliste thans, of niet de billijkheid vordert, dat
aan de gascommissie de gelegenheid worde gegevenhare
verdediging op dit laatste stuk ook onder de oogen van het
publiek te brengenDe gascommissie oordeelt zelfs daarop
regt Ie hebben, te meer nu zij in haar den raadsleden reeds bekend
geworden antwoord voldingend gelooft te hebben aangetoond
dat de voorstelling der feiten in de raadsvergadering
van 13 Julij door het lid barer commissie, dat meer bijzonder
op de tegen haar ingebragte beschuldiging van magtsaanma-
tiging of magtsoverschrijdingantwoorddein het wezen der
zaak geheel waar was;
dat integendeel de -in die vergadering van wege het dage-
lijksch bestuur gedane bewering „dat de gascommissie (tijdens
het bijna gelijktijdig sterven van den president der gascom
missie en den directeur der gasfabriek) voorloopig regelde
buiten medeweten van hét collegie van dagelijksch bestuur'
onjuist is te noemen.
De gascommissie is van meening, dat in ieder geval bur
gemeester en wethouders zich moeijelijk tegen het geven van
openbaarheid aan het antwoord van de gascommissie kunnen
verklarenzullen zij niet tegenover het publiek den schijn op
zich laden, nog wel in hun eigene zaak aan het regt van ver
dediging niet den vrijen lcop te willen laten.
Zoo de meerderheid van de raadsleden intusschen onver
hoopt mogt besluitenhet antwoord van de gascommissie niet
onder de oogen van het publiek te brengen, dan meent zij
tochnaar aanleiding van de gevoerde discussiënte mogen
constateren, dat dit dan geschiedt, niet om den inhoud van
het stuk zelf, maar omdat de meerderheid van oordeel is, dat
het hier bloot een verschil tusschen burgemeester en wethouders
en de gascommissie betreft. Spr. drukt hierop voor de waar
digheid der gascommissie. Hij gelooft, dat die commissie
voor hare waardigheidals die in het openbaar wordt aange
vallen, met evenveel regt mag optreden als burgemeester en
wethouders voor de hunne; dat die commissie met evenveel
regt kan vorderen dat men haar hoore tegenover de haar
naar het hoofd geworpen beschuldiging van magtsaanmati-
ging of magtsoverschrijdingals burgemeester en wethouders
blijkens hun aan den gemeenteraad gerigt schrijvener prijs
op stellen, „dat hun prestige in het openbaar niet wordt on
dermijnd door onjuiste opmerkingen."
De beslissing thans aan den raad.
De heer Bruinsma wil in de eerste plaats zijnen dank
betuigen aan den heer van Sloterdijck voor de gemoedelijke
en conciensieuse wijzewaarop hij de zaak zooeven behan
delde. Evenwel kan hij toch niet met zijne motie medegaan
de strekking daarvan is voor hem onaannemelijk.
Voorts beaamt hij ten volle hetgeen door den heer Duparc
in het midden is gebragt. Hij wenscht daaraan nog een
enkel punt toe te voegen
De gemeentewet schrijft, wanneer spr. zich wel herinnert,
voor, dat burgemeester en wethouders b.v. wel het regt heb
ben om een beambte te schorsen, maar legt hun tevens de
verpligting opom zoo iemand eerst te hooren vóór en aleer
hem te ontslaan.
Die wet huldigt dus het beginsel „audi et alteram partem."
Ook hier in den raad werd dat beginsel steeds gehuldigd en spr.
wenscht liet bij voortduring voor te staan. Thans echter
schijnt men er van te willen afwijken, immers er wordt voor
gesteld om de geheele zaak te laten rusten en alzoo de re
pliek van de commissie niet te doen drukkenHij moet
zich daartegen verklaren.
Onder het spreken van den heer van Sloterdijck had hij ge
hoopt dat de conclusie van diens motie anders zoude zijn
b.v. om burgemeester en wethouders uit te noodigen om de
nota, die door hen gedrukt den raad is aangeboden, terug
te nemen. Wanneer dat gebeurd was, dan was de zaak z. i.
spoedig beslist.
Wordt daarentegen de motie aangenomen zooals ze is in-