102 Verslag tier handelingen van den gemeenten
gediend, dan komt de zaaktriviaal uitgedrukt, in de doofpot,
en dat acht spr. niet wenschelijk. Waar burgemeester en
wethouders hun stuk door het te doen drukken als bijlage
tot het raadsverslag aan het publiek hebben medegedeeld,
daar dient z. i. ook het antwoord daarop niet aan de ken
nisneming van het publiek te worden onttrokken.
De heer Wiersma zegt, dat hij, hoewel waarderende de
bedoeling van het coneiliante voorstel van den heer van Slo-
terdijck,. zich daarmede toch niet zal kunnen vereenigen,
maar er tegen zal stemmen omdat hij, ingeval het drukken
van het antwoord der gascommissie raauwelijks ware in stem
ming gebragt, hij er voor zoude hebben gestemdzooals de
heer Duparc ook reeds zoo beleefd is geweest te veronder
stellen.
De redenenwaarom hij vóór het drukken van dat stuk is
zal hij niet uiteenzetten, omdat hij op die wijze niet wil ont
zenuwen, de bedoeling, die hij in de motie vindt, om n.l.
eene discussie over de hoofdzaak te voorkomen.
Dit wil hij er alleen bijvoegen, naar aanleiding van het
door den heer Bruinsma gezegde, omtrent het terugnemen
der memorie van burgemeester en wethouders, dat dit na
tuurlijk niet mogelijk ismaar datal ware dit wel mogelijk
hij voor zijn persoon er in geen geval toe zou wenschen mede
te werken.
De heer Troelstra heeft de motie van den heer van Slo-
terdijck ondersteund en het was vooral de kalme toelichting
die daaraan voorafgingwelke hem daartoe noopte. Spr.
meent, dat teregt door den geachten voorsteller is opgemerkt,
dat men niet kan inzienwaartoe het drukken van het ant
woord der gascommissie zal leiden, omdat de raad in het
bestaande geschil toch geene beslissing kan nemen. De raad
is tot dusver buiten de kwestie en dit moet ook zoo blijven.
Het stuk van burgemeester en wethouders, n.l. het gemoti
veerd besluit tot intrekking der door hen voorgestelde wij
ziging der verordening voor de gascommissie is toch op eigen
verantwoordelijkheid gedrukt; de raad heeft niet tot het doen
drukken daarvan beslotenmaar wanneer hij nu besluitom
het antwoord der gascommissie in de bijlagen tot het raads
verslag op te nemendan zal hij niet meer buiten de kwes
tie blijvenmaar zich op een pad begevenwaarop hij niet
moet komen.
Enzegt spr.wat is te voorzien P ditdat het ééne ant
woord het andere zal uitlokken en waar zal dan het einde
der kwestie zijn? Naar het hem voorkomt, heeft de heer
Duparc ook al vrij goed de hem thans aangeboden gelegen
heid benuttigd om zijne zienswijze kenbaar te maken. Vooral
de laatste woorden van dien spreker zijn nog al afdoende, n.l.
de uitdrukkelijke verklaringdatwordt de motie van den
heer van Sloterdijck al aangenomen dit dan geenszins is, omdat
de raad alles wat door burgemeester en wethouders is bijge-
bragtbeaamtmaar omdat hij meent dat het hier een ver
schil is tussehen het dagelijksch bestuur en de gascommissie,
waarmede hij zich niet moet inlaten.
Spr. blijft er bij dat de raad zijn standpunt moet handha
ven dat hij nóch beamen moet het aangevoerde door bur
gemeester en wethoudersnóch dat der gascommissie en zegt
hij dit zal het best kunnen door aanneming der motie van
den heer van Sloterdijck.
De Voorzitter kan mededeelen, dat hoe ook 's raads be
slissing in dezen zijburgemeester en wethouders niet voor-
ad te Leeuwardenvan den 2ö October 1882.
nemens zijn het onverkwikkelijk debat omtrent deze zaak
voort te zetten.
Ook zal hij zich met oog op den personeleu aard, welke de kwes
tie heeft bekomen, waarschijulijk van medestemmen onthouden.
De heer van Harinxma tiloo Slooton zegt, dat hij
in de vergadering is gekomen met het bepaalde voornemen
om vóór het voorstelom het stuk der gascommissie te doen
drukkente stemmen.
Een der motievendie spr. tot dit voornemen leidden
was het navolgende. Nadat burgemeester en wethouders
zich bij de raededeelingengedaan bij hun besluit tot intrek
king van hun voorstel tot wijziging der verordening voor de
gascommissie hebben bepaald tot het opsommen van feiten
niets dan naakte feiten, berust het antwoord der gascommissie
voor een goed deel op appreciaties. En nu kan het zijn dat
spr. zich bedriegtmaar zoo nietdan meent hij dat het
gemotiveerde besluit van burgemeester en wethouders en
hunne houding er niet bij verliezen kan wanneer dat stuk
met zijne naakte feiten wordt gelezen naast het autwoord van
de gascommissie met zijne appreciaties; want spr. vertrouwt,
dat, wie goed kan lezen, de juistheden en de onjuistheden
gemakkelijk kan onderkennenwanneer men de stukken
slechts naast elkander legt. Trouwens, wie zich tot het ter
rein der bloote feiten bepaalt, vervalt niet ligt in onjuist
heden. Intus8chen zou spr. zich door dit motief alieen
niet tot eene beslissing laten leidenwant het geldt hier
niet het belangdat burgemeester en wethouders bij het
drukken van het stuk hebben. Maar het hoofdmotief, dat
spr. bewoog om zijne stem voor het voorstal uit te brengen
was ditdat hij bij het lezen gemeend heeft op te merken
dat het stuk getuigt van eene niet geringe mate van prikkel
baarheid die zich van den steller had meester gemaakt. En
nu wil hij al het mogelijke doeuom elke reden tot prikkel
baarheid bij de gascommissie, die groot gewigt aan het drukken
van haar stuk hechtweg te nemen.
Intusschen staat men thans voor de motie van den heer van
Sloterdijckdie door de vorige sprekers met den naam van
conciliant is bestempeld.
Spr. kan echter het coneiliante er van niet inzien. Hij
beschouwt die motie iris geheel op zich zelf staande, geenszins
als leidende tot een compromistot een tot elkander brengen
der partijen. Echter steunt die op zich zelf staande motie op
volkomen juiste gronden. En nu staat hij voor het moeijelijk
dilemma, te kiezen tussehen de juiste motie van den heer
van Sloterdijck en zijn persoonlijken wensch om tc stemmen
voor het voorstel tot het doen drukken van het antwoord
der gascommissie. Hij gelooft niet, dat hij vrijheid zal vinden
te stemmen tegen de motiezooals die is ingediend.
De heer Duparc vraagt het woord.
De Voorzittor stelt als motie van orde voor om de dis -
cussiën te sluiten.
De motie van den voorzitter wordt ondersteund en dien
tengevolge in behandeling gebragt.
De heer Troolatraofschoon ook allezins de wenschelijk-
heid van sluiting der discussie beamende gelooft toch dat
men den heer Duparc niet de gelegenheid moet ontnemen
om des gewenscht te repliceren op het door den heer van
Harinxma gesprokene.
De Voorzitter wil den heer Duparc wel hot woord ver-
leeneumits voor een persoonlijk feit.
Verslag der handelingen Van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 20 October 1882.
De heer Duparc verklaartinderdaad het woord voor een
persoonlijk feit te hebben gevraagd. Als toch de heer van
Harinxma thoe Slooten gewaagde van zekere prikkelbaarheid,
die bij den steller van het antwoord aan burgemeester en
wethouders zou hebben voorgezeten dan heeft spr.al is hij
niet bij name genoemd, zich dit aan te trekken. Spr. toch
is niet alleen lidmaar ook secretaris van de gascommissie
en, evenals gewoonlijk bij collegiën of commission, was ook
hier de secretaris de steller van het antwoord. Hij kan ech
ter de verzekering geven, dat, ofschoon er tussehen het ver
schijnen van het stuk van burgemeester en wethouders en het
opstellen van het antwoord slechts weinige dagen verliepen
hij hoezeer ook aanvankelijk ontstemdal spoedig vast was
beslotenbij het opmaken van een antwoord alles te ver
mijden wat maar eenigzins van prikkelbaarheid of hartstog-
tel'ijkheid zou kunnen getuigen. Hij heeft getracht eene
overwinning op zich-zelf te behalen en meent daarin niet
ongelukkig te zijn geslaagd.
Toen hij in de vergadering der gascommissie het ontwerp-
antwoord ter tafel bragtvroeg hij nog uitdrukkelijk den
voorzitter en de ledenom zoo huns inziensde toon van
het stuk slechts eenigzins te wenschen overliet, hem dit aan
te wijzenopdat hij de noodige veranderingen kon aanbrengen,
en zóó allen vermeden kon worden, wat op nieuw aanstoot
zou kunnen geven. En nu gelooft spr. van zijn kant niet
onbescheiden te zijn als hij mededeelt, dat noch de voor-
zittter, noch zijne drie medeleden, allen mannen, die men
waarlijk niet bijzonder prikkelbaar zal kunnen noemen, eenige
de minste aanmerking nóch op den toonnóch op den inhoud
van het stuk hadden zoodat het dan ook eenparig werd goed
gekeurd. Tegenover de woorden van den heer v. Harinxma
thoe Slooten stelt spr. verder de van meer dan één raads
lid tot hem gekomen betuiging, dat zij het stuk in allezins
gematigden en kalmen toon vonden gesteld.
Het zij spr. veroorloofdmede nog een kort woord in het
midden te brengen naar aanleiding van hetgeen de heer van
Harinxma thoe Slooten over de zaak zelve aanvoerde. Die
geachte spr. beweerdedat het stuk van burgemeester en wet
houders slechts feiten naakte feiten, inhield en daarentegen het
antwoord van de gascommissie eigenlijk niets anders was dan
hetgeen men eene appreciatie van feiten pleegt te noemen. Maar
als dat waar is dan zou die geachte sprekerdievreemd
genoeg, heeft gemeend in het openbaar in eene appreciatie te
mogen treden van een stuk tegen welks openbaarmaking hij
zich verzetjuist vóór de openbaarmaking moeten stemmen
omdat, altijd van ziju standpuut, de gascommissie dan te
eerder door de publieke opinie in het ongelijk zou worden
gesteld. De gascommissie is daarvoor echter niet beducht;
zij is zich zelve bewusttegenover feitengeenszins eene
appreciatie van feitenmaar eveneens feitensprekende feiten
i te hebben gestelden daarom ook durft zij met volle gerust
heid het algemeen oordeel afwachten en is zij zoo zeer voor
publiekmakiug van haar antwoord gestemd.
Hierna wordtconform de motie van den voorzitterhet
debat omtrent dit punt gesloten.
De motie van den heer van Sloterdijck wordt alsnu in
stemming gebragt. Hierover heeft staking van stemmen
plaats. Tien leden verkla.rden zich voor, tien tegen. Vóór
stemden de heeren Hommes öosterhoff, Andre®, v. Goens,
Minnema Bumavan Hariuxtna thoe Slooten van der Scheer
van Sloterdijck, Troelstra en de la Faille.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot oninvorder-
baarverklaring van schoolgelden.
De conclusie van dit voorstel luidtden gemeente ontvanger
te magtigen als oninvorderbaar in de gemeenterekening, dienst
1882te verantwoorden de schoolgelden tot een gezamenlijk
bedrag ad 28.75 gespecificeerd op de overgelegde lijst.
De heer Troelstra zegt, dat het bij het nagaan der ge
meente-rekening is geblekendat in sommige gevallen de
vervolging van belastingschuldigen niet wordt doorgezet. De
reden daarvan zal waarschijnlijk gelegen zijn in de meerdere
kostenwelke zouden worden veroorzaaktwant, spr. wil er
dit dadelijk bijvoegenhij twijfelt niet aan het oninvorder
bare der aanslagen. Toch gelooft hij dat het ter bevorde
ring van regelmaat noodig is bij voordragten tot oninvorder-
baar-verklaring van aanslagen in plaatselijke belastingen de
vervolgingsstukken over te leggen. Bovendien grondt zich de
vervolging ook op de wet en de betrokken verordening. De
verordening bepaalt o. a.dat bij nalatigheid of weigering van
betaling de invordering geschiedt overeenkomstig de voor
schriften van artt. 258—2G2 der gemeentewet, en deze arti
kels zijn luidende
258Tegen hem die nalaat de door hem verschuldigde
plaatselijke belasting vóór of op den verschijndag te betalen,
wordt door den ontvangerdien het aangaateen dwangbe
vel afgegevenmedebrengende het regtom de roerende en
onroerende goederen des schuldenaarszonder vonnis aan
te tasten.
259. De ontvanger geeft het dwangbevel niet af, dan na
den belastingschuldige te hebben gewaarschuwd en vervolgens
aangemaand
Hij kan den nalatigen belastingschuldigealvorens tegen
hem een dwangbevel af te gevendoor de inlegering van een
krijgsman tot betaling dwingen.
260. De regelen bij de wet op de invordering van 's rijks
dir. belastingen gesteld of te stellenten aanzien der waar
schuwing en aanmaning van den belastingschuldige der in
legering bij en van het dwangbevel tegen hemgelden voor
de invordering van de plaatselijke belastingen.
Daarbij gelden insgelijks de bepalingen dier wet, omtrent
de kosten van vervolging enz.
Daaruit blijkt dus, zegt spr. dat er bij niet betaling van
schoolgeldvervolging behoort te worden ingestelden nu
komt het hem voordat de raad niet te veel eisclitwan
neer hij bij de voordragt tot oninvorderbaarverklaring wenscht
overgelegd te hebben afschrift van het dwangbevelvan de acte
van beteekening en van de verklaring van den deurwaarder om
trent het onvermogen van den belastingschuldige. Dan al
leen is de raad in staat om een besluit tot oninvorderbaar
verklaring te nemen.
Wel betreft het hier kleine bedragenmaar men vergete
niet, ook staat men meermalen voor groote bedragen wegens
boofdelijken omslag als anderzins.
Spr. neemt in verband met een en ander de vrijheid eene
motie in te dienenstrekkende om
de beslissing omtrent het aangeboden voorstel aan te
houden
b. burgemeester en wethouders te verzoekenden gemeen
te-ontvanger uit te noodigen bij zijne voordragt tot oninvor
derbaarverklaring te voegen de stukken waaruit blijktdat
de vervolging behoorlijk heeft plaats gehad en de regten niet
geïnd zijn kunnen worden.