112 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 9 November 1882. vorige vergadering ingediende motiewaarover toen de stem men hebben gestaaktwelke motie is luidende „De raad der gemeente Leeuwarden Gezien de mededeeling van het besluit van burgemeester en wethouders tot intrekking van het den 23 Maart 1882 aangeboden voorstel tot wijziging der verordening, regelende den werkkring der vaste raadscommissie voor de gemeentelijke gasfabriek (bijl. no. 17 tot het verslag van 'sraads handelin gen 1882) en de bij missive van 10 October 1882 hem toe gezondene memorie van genoemde raadscommissie en het uit die stukken blijkende verschil tusschen burgemeester en wet houders en de genoemde commissie van bijstand ernstig be treurende; is van oordeel, dat de kennisneming van dat ver schil niet tot de bemoeijingen van den raad behoort. De Voorzitter zegtdat, ofschoon hij ter vorige vergadering tegen deze motie heeft gestemd, hij er zich thans toch voor zal ver- klaien en wel omdat het hem is gebleken, dat de meeste leden die geacht kunnen worden buiten de kwestie te staan bij de vorige maal zich voor die motie hebben verklaard, ter wijl hij destijds enkel om den schijn van partijdigheid te ont gaan, zich daartegen heeft verklaard. De motie van den heer van Sloterdijok wordt hierop in stemming gebragt. Op nieuw staken daarover de stemmen en wel met 10 tegen 10 in verband waarmede die motie wordt geacht niet te zijn aangenomen. Voor stemden de heerenv. d. Scheer, Hommes, Ooster- hoff, AndreasRengersvan Harinxma thoe SlootenMin- nema Bumade la Faille en Troelstra. Hierna heeft eenige bespreking plaats tusschen den Voor- zittar, den heer Wiersma en den heer Troelstra, over het op nieuw aan de orde stellen van het primitieve voorstel om het schrijven der gascommissie te doen drukken. Terwijl eerstgenoemde meent dat de zaak thans is beslistbeweren laatstgenoemdendat het bedoelde voorstel thans weer in be handeling moet komende heer Troelstra op grond van het logisch gevolgdat de aanneming der motie volgens den voor steller zou hebben de heer Wiersma op grond dat door de ver werping der motie de raad heeft uitgesprokendat de kwes tie wel tot zijne bemoeijingen behoort. De heer Duparc gelooft mededatnu de motie gevallen is, opnieuw het voorstel om het schrijven der gas commissie te doen drukken aan de orde moet komen. De Voorzitter heropent hierna de discussie over het door den heer Bruinsma indertijd gedaan voorstel tot het doen drukken van het schrijven der gascommissie. De heer Bruinsma vindt in dit laatste aanleiding op te merken, dat het wel een voorstel is van hem, maar gedaan, naar aanleiding van het verzoek tot drukken voorkomende in de missive der gascommissie op het besluit van burgemeester en wethouders tot intrekking van het voorstel tot wijziging der verordeningregelende den werkkring der commissie voor de gasfabriek. Maar, zegt spr., al was zijn voorstel ook niet gedaan, naar aanleiding van bedoeld verzoek, dan nog gelooft hijdat hij in de toen door hem waargenomen functie van waarnemend voorzitter allezins regt had een voorstel als het onderwerpelijke te doen. Spr. verwijst naar hetgeen zooeven nog is geschied. Toen is tot drukken van een stuk besloten op voorstel van een der rapporteurs omtrent het onderzoek van den staat Yan waterstaatswerken met reclames. De Voorzitter moet den heer Bruinsma opmerken, dat hij het wenschelijk heeft geacht een misverstand te voorkomen, daar een der vorige sprekers straks melding maakte van het voorstel van burgemeester en wethouders, terwijl het bedoelde voorstel van den heer Bruinsma persoonlijk, die daartoe ten volle geregtigd was, is uitgegaan. De heer Wiersma zegt, dat, toen hij de vorige maal ver klaarde tegen de motie van den heer van Sloterdijck te zullen stemmen, hij zich heeft onthouden van het motiveren zijner stem, omdat hij daardoor de bedoeling der motie niet wilde verijdelen. Nu die motie is vervallen, wenscht hij de redenen te doen kennen, waarom hij zich vóór het drukken van het stuk der gascommissie zal verklaren. Niet, omdat het bedoelde stuk op hem een goeden indruk heeft gemaakt, is hij ervoor. Integendeel, het maakte op hem een ongunstigen indruk uit een parlementair oogpuntdat tegenover de enkele feiten door burgemeester en wethouders te berde gebragt, allerlei onaangename appreciatiën zijn gesteld. Ook niet om den inhoud is hij er voorwant naast de zaak zelf, vindt hij daarin beschuldigingen vreemd aan die zaak, waar mede het publiek niets te maken heeft. Hij bedoelt hiermede de beschuldigingals zouden burgemeester en wet houders ten onregte gebruik hebben gemaakt van de omstan digheid dat een ambtenaar der secretarie de notulen der gas commissie aanhoudt. De heer Duparc zelf verkondigde in de vergadering van 3 Julij dat de gascommissie zoo weinig een geheim maakt van hare handelingendat de boeken op het stadhuis voor bur gemeester en wethouders ter inzage zijn en op spr.'s eigene opmerkingdat het wel van zelf spreektdat burgemeester en wethouders regt van inzage hebben van het geheele be heer der gasfabriek, repliceerde de heer Duparc, dathij daar mede bedoelde de notulen der vergaderingen die op het stad huis worden gehouden. En nu wenscht spr. te vragen, waar om met zoovel ophef dat aanbod gedaanwanneer men er nu een grief van maaktdat er gebruik van gemaakt is? Over den verderen inhoud wil hij niet sprekenhij laat de verantwoordelijkheid daarvan voor rekening dergenen die het stuk onderteekend hebben. Maar de reden dat hij zich voor het drukken zal verklaren is daarin gelegen, dat hij geen oogenblik den schijn op zich wil ladendat hij niet met gerustheid de publiciteit van het stuk afwacht of een oogenblik twijfelt aan zijn goed regt. Maar de zaak heeft bovendien een vermakelijken kant. Her haalde malen wordt in het geschrift door de gascommissie aan burgemeester en wethouders verwetendat zij nietsvolstrekt niets hebben gedaan bij het overlijden van den directeur der gasfabriekEn nu is het vermakelijke hierin gelegen dat toen die feiten voorvielen de burgemeester met verlof buiten de gemeente waszoodat de president der gascommissie ook als loco burgemeester en tevens als voorzitter van het dage lijks bestuur optrad. Toen hij dus als president der gascommissie de leden dier commissie bijeenriep en handeldeomdat burgemeester en wethouders werkeloos warengeschiedde ditomdat hij als voorzitter van het dagelijksch bestuur de wethouders niet uit hunne rust had gewekt en bijeengeroepen. En is het niet vermakelijkdat nu een jaar daarna in een geschrift iemand in zijne hoedanigheid van president der gas commissie zich zelf als voorzitter van het dagelijksch bestuur van werkeloosheid beschuldigt Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 9 November 1882. 113 Spr. heeft te meer er prijs op gesteld zijne denkbeelden over het stuk uit te spreken omdat volgens de mededeeling in de vorige vergadering, burgemeester en wethouders op dit stuk niet zullen antwoorden en het debat over deze zaak met het drukken van dit stuk geëindigd zal zijn. De heer Bruinsma zegtdat de heer Wiersma bij het bespreken van de repliek der gascommissie wees op de ver makelijkheid die in dat stuk voorkomt. Wat spr. betreft hij vindt daarin niets vermakelijkswel het tegenovergestelde, terwijl hij overtuigd isdat ook geen der overige leden daarin iets vermakelijks zal vinden. Hij wil overigens die uitdruk king geheel voor rekening van den spreker laten. De heer Wiersma beschuldigt spr. van pligtverzuim als voor zitter van burgemeester en wethoudersomdat hij indertijd had moeten zorgen in behandeling te brengen de mondelinge kennisgeving door spr. als voorzitter der gascommissie gedaan, welke kennisgeving later schriftelijkdoor een brief van die commissieis herhaald. Die beschuldiging vindt spr. volstrekt niet loyaal, immers, bij verzuim had de heer Wiersma of de andere wethouder hem er op kunnen attenderen. Dit is echter niet geschied. Geen der beide wethouders heeft bij de mededeeling van spr. dat de gascommissie tengevolge het overlijden van den heer P. Pama de Kempenaer den heer Petersen voorloopig met de functie van directeur had belasteenige op- of aanmerking gemaakt. Had men er toen op gewezen, dat die opdragt buiten de bevoegdheid der commissie wasdan had men de zaak dadelijk zooveel mogelijk kunnen verhelpen. Uit het algeheele stilzwijgen der beide wethouders heeft spr. moeten afleidendat in de gedane kennisgeving genoe gen werd genomen. Dat het van de gascommissie ontvangen schrijven niet ter tafel van burgemeester en wethouders is geweest, kan niet worden geweten aan den waarnemend bur gemeester. Men heeft niet geaarzeld de notulen van burgemeester en wethouders publiek te maken maar spr. was tot dusver van meening, dat de notulen van burgemeester en wethouders niet eens voor den raad toegankelijk waren. Een feit is het in ieder geval, dat zij zijn publiek gemaakt, zonder dat spr. daarin is gekend. Men zal zich zeer goed herinnerendat toen deze zaak primitief ter sprake kwamhij zich er uit drukkelijk tegen heeft verklaarddat zij naar buiten zou werken. Overigens achtte hij de kwestie ook veel te gering om daar over zooveel beweging te maken. De Voorzitter beaamt ten volle hetgeen in de laatste plaats door den vorigen spreker is gezegd, doch mag eene enkele opmerking niet weerhouden, die hij, op een onpartij dig standpunt ten dezen geplaatstnoodig acht. Bij het uit voerig relaas, dat in de missive der gascommissie wordt ge geven van al hetgeen in Augustus 1881 voorvielheeft hem ooral getroffen de zinsnede luidende als volgtDe vroe gere directeur der gasfabriek, de heer P. Pama de Kempe- „naer, overleed den 7 Augustus 1881des avonds ten 7 ys ure. „Ingevolge het stellige voorschrift der verordening hadden „burgemeester en wethouders dus wel terstond den volgenden „dag tijdelijke maatregelen ter voorziening behooren te nemen. „Het geschiedde echter niet." Daarin, zegt spr., ligt een verwijt van werkeloosheid aan het adres van burgemeester en wethouderswaarom de heer Wiersma, z. i. teregt heeft gevraagd: aan wie de schuld daarvan De heer Dirks is door ongesteldheid verhinderd geworden aan de laatst gehouden vergaderingen deel te nemen. Het was hem verboden uit te gaan en hij heeft aan dat gebod gehoorzaamd. Ware dit echter niet het geval geweestzeker zouden de stemmen niet hebben gestaakt, noch omtrent de motie van den heer v. Sloterdijck om het schrijven der gas commissie niet te doen drukken, noch omtrent een nader voorstel in eene vroegere vergaderingtoen de stemmen staak ten met 10 tegen 10. Had hij kunnen komen, dan ware het lot der motie eenigzins beslist geweest. Spr. zegt eenigzinswant hij had niet verwacht, dat, toen straks de stemmen op nieuw staakten omtrent de motie van den heer van Sloterdijck (waardoor die motie als niet aange nomen wordt beschouwd) de zaak zelve weer aan de orde zou worden gesteld, n.l. het voorstel om het schrijven der gas commissie door den druk bekend te maken. Wat is echter gebeurd De wethouder Wiersma en na hem de voorzitter hebben niet geaarzeld uit bedoeld stuk, omtrent welks druk ken volgens hen nog niet is besloten en dat alzoo nog niet publiek eigendom is, enkele stukken te citeren of voor te lezen in deze openbare raadsvergadering. Daardoor heeft men overtreden een regel, die anders ten alle tijde wordt in acht genomen en hier ook had moeten worden gevolgd. Spr. wenscht dit uitdrukkelijk te constateren. Hij zal zich onthouden om op hetgeen ten aanzien van het geciteerde in het midden is gebragt, te repliceren, teneinde niet in tegenspraak met het zooeven door hem aangeduid en gehuldigd beginsel te komen. De heeren van Harinxma thoe Slooten en Troelstra vragen het woord. De Voorzitter stelt echter als motie voor: de discussie te sluiten, welke motie ondersteund en zonder dat daarover discussie plaats heeft in stemming gebragt wordt. Met 14 tegen 6 stemmen wordt tot sluiting van het debat besloten. Tegen stemden de heeren: Bruinsma, Kuipers, Duparcvan Harinxma thoe SlootenWiersma en Troelstra. Hierna wordt het voorstel tot het doen drukken van het schrijven der gascommissie in stemming gebragt en met 11 tegen 9 stemmen besloten het bedoelde schrijven op te nemen onder de bijlagen tot het raadsverslag. Tegen stemden de heeren: v. d. Scheer, Hommes, OosterhoffAndremv. Goens, RengersMinnema Bumade la Faille en Troelstra. 13. Rapport eener raadscommissie omtrent het onderzoek der begrooting van het nieuwe stads weeshuisdienst 1883. Conform de strekking van dit rapport wordt tot goedkeu ring dier begrooting besloten. Niets verder te behandelen of voorgesteld zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1882 | | pagina 4