58
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1883.
van dat regt verschuldigd. Indien in den loop van het jaar het
gebruik ophoudt, geschiedt geene teruggave van betaalde regten.
Deze verordening treedt in werking den 1 Jannarij 1884.
II. De raad der gemeente Leeuwarden
Gelet op de verordening regelende de heffing van regten
en vergoedingen voor het bezoeken der beurs, het gebruiken
der aldaar van gemeentewege geplaatste meubelenbenevens
voor het regt van uitstalling en aankondiging
Gezien art. 257 der gemeentewet;
Heeft besloten, vast te stellen de volgende
VERORDENINGregelende de invordering der
aan de beurs geheven wordende regten.
Art. 1. Het verschuldigde regt zoo voor enkel beursbe-
zoekals voor abonnementen wordt betaald voor het binnen
treden van de afgesloten ruimte der beurs aan den beursmeester
of aan iemand door hem en onder zijne verantwoordelijkheid daar
toe aan te stellen. Aan geabonneerden wordt van de betaling een
bewijs van kwijting afgegeven, waarop het bedrag der regten, de
tijd van afgifte en de naam van den geabonneerde zijn vermeld.
De geabonneerden zijn verpligt deze bewijzen van kwijting
te vertoonen op de eerste vraag van de leden der beurscom-
mis8ie of van den beursmeester.
Voor medeteekenende deelgenoten eener firmamedebe
stuurders eener naamlooze vennootschap of hunne bedienden
heeft dit bewijs eene afzonderlijke kleur en is daarop vermeld
de naam van de firma of van den patroon.
Art. 2. De regten voor het gebruik van meubelenvan
knoppen en kastjesen het doen van aankondiging worden
bij vooruitbetaling aan den beursmeester voldaan tegen over
gave van een bewijs van kwijting van wege de beurscommis
sie door den voorzitter dier commissie voor „gezien" en door
den beursmeester voor voldaan geteekend.
Art. 3. Het binnentreden van de afgesloten ruimte van
het beurslocaalzonder voorafgegane betaling van verschuldigde
regten, is behalve aan burgemeester en wethouders, den di
recteur den hoofdopzigterde opzigters der gemeentewerken
de beëedigde korenmeters en andere ambtenaren of beambten
in de uitoefening hunner betrekking aan ieder verbodenen
wordt als ontduiking van belasting aangemerkt.
Art. 4. De regtende beurs betreffendedieom welke
reden ookonbetaald zijn geblevenworden door den gemeente
ontvanger ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van
artt. 258261 der gemeentewet.
Art. 5. Deze verordening treedt in werking 1 Jan. 1884.
2. Vooretel van burgemeester en wethouders tot wijziging
der verordening regelende het gebruik van de handelsbeurs.
(Zie bijlage no. 7 van het verlag van 's raads handelingen
over 1883).
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluiten
1. Aan te vangen met den 3 Augustus 1883 in het beurs
gebouw verkrijgbaar te stellen broodjes koffij mineraalwater
en bier.
2. Art. 8 regelende het gebruik van de beurs Gemeente
blad no. 9 van 1880) te wijzigendoor tusschen de woorden
behalve en de aanbieding te voegen: broodjes, koffij, mineraal
water en bier aan het buffet.
De heer Hommes zal zich met dit voorstel niet vereenigen,
omdat hem het voorgedragen redmiddel om de vermindering van
het beursbezoek tegen te gaan niet wenschelijk voorkomt.
Hij gelooft niet dat men door het verschaffen der gelegenheid
om in het beursgebouw consumptie te krijgen de beursbe
zoekers moet trachten te behouden. Hij ziet in het feit der
vermindering van het beursbezoek eene vingerwijzingdat de
beurstijd te lang duurt. Die tijd duurt thans 4 uren en door
dat lange tijdvak verveelt een groot deel der handelaren zich.
Spr. gelooft, dat, wanneer men tot vermindering van beursuren
kon besluiten en den beurstijd kon stellen b.v. van 11 tot
1 uurdan het wegloopen der handelaren naar andere plaatsen
vrij wat zou worden voorkomen.
Ook met het oog op den aard der inrigting vindt spr. het
aangeprezen redmiddel minder aanbevelenswaard. Men wil in
het beursgebouw broodjes bierkoffij enz. verkrijgbaar stellen,
maar zal men dan niet tot hetzelfde komenals toen de beurs
werd gehouden in de zalen van den heer v. d. Wielen? Als
men de gelegenheid geeft om in het afgesloten gedeelte van
het beurslocaal iets te consumeren zal men bepaald zien ge
beuren wat ook vroeger geschiedden.lmen zal zeer
fideel met elkander gaan zitten praten en zich niet uitsluitend
bepalen tot den handelwaarvoor het beursgebouw bestemd
is. Op grond van een en ander is spr. tegen het voorstel.
De heer Duparc zal den heer Hommes volgen en mede
tegen het voorstel stemmen. Ook hij kan zich geenszins
vereenigen met het aangeprezen middel. Als men het voor
stel der beurscommissie met aandacht leestdan blijkthet
geen hij trouwens ook van ter zijde heeft vernomendat er
bij die commissie omtrent deze zaak volstrekt geene eenstem
migheid bestondmaar er eene meerderheid en eene minder
heid was. Dit blijkt o. a. uit het slot harer missivewaarbij
de commissieook met het oog op dat verschil van gevoelen,
zich in haar geheel bereid verklaart omdesverlangd mon
deling nader met burgemeester] en wethouders omtrent deze
zaak van gedachten te wisselen.
Spr. komt het voor, dat dit reeds getuigt, dat geen klem
mende argumenten zijn bijgebragtdat de commissie zelve haar
advies als zwak beschouwt. Men heeft hier dan ook niet te
doen met een pertinent advies. Zoo iets evenwel is ook
hier, naar het gevoelen van spr., onvoldoende. Doch
aangenomen zelfsdat de geheele beurscommissie eenstem
mig waswat blijkt dan uit het advies Dat zij niet be
paald weet, waaraan het verminderd beursbezoek is te wijten.
Immers in den aanhef van haar schrijven zegt zedat deze
zaak dikwijls een punt van bespreking bij haar heeft uitge-
maaktmaar dat het moeijelijkja onmogelijk i9de ware
oorzaak op te gevenen hare beschouwingen dan ook alleen
berusten op gissingen. Spr. is er echter sterk tegen om in
dezen alleen op gissingen veranderingen aan te brengen. Daar
voor wil hij een pertinent advies hebben. Nu zal men hem
misschien tegenwerpendat zóódanig advies in deze zaak on
mogelijk ismaar dan dient men z. iook niet tot de ver-
anderiug over te gaan. Hij wil wel aannemen dat het kwaad,
waarop de beurscommissie wijst, tot een verminderd beurs
bezoek medewerktmaar ook weet hij dat tal van beursbe
zoekers die vermindering toeschrijven aan de mindere handels*
bewegingwaardoor zich de laatste tijd kenmerkt. Het is
helaaseen feitdat noch hiernoch elders de handel bloeit.
Ook naar spr's. meening is vooral hieraan de vermindering
van het beursbezoek toe te schrijven.
Er is echter nog meer.
Behalve de officiële beurscommissie heeft men hier nog een
ander orgaan dat voor handelszaken optreedthet is de han
dels vereeniging die niet alleen bestaat uit handeldrijvenden uit
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 12 Julij 1883.
59
deze gemeentemaar waarvan ook personen uit andere plaat
sen dezer provincie leden zijn. Deze vereeniging heeft ook
de onderwerpelijke zaak behandeldmaar met overgroote
meerderheid meende zij niet te moeten treden in een voorstel,
zooals thans van wege do meerderheid der benrscommissie is
gedaan. Nu is het waardat die vereenigiug geen officieel
ligchaam is en dat ook geenszins een advies van haar is ingeko
men maar toch mag zeker ook aan hare meening wel eenig
gewigt worden gehecht.
Spr. herinnert voorts, dat een der hoofdredenen, waarom
men indertijd zooveel tegen het gebruik van de zalen van den
heer r. d. Wielen als beurs hadwasdat het daar een
koffijhuis waB. Nu weet hij wel, dat, dank zij de drankwet,
in de beurs geen sterke drank zal worden geschonkenmaar
toch zal het ook daar een koffijhuis worlen, als men de ge
legenheid openstelt om er te kunnen eten en drinken. Het
zal spoedig wel op dezelfde manier gaan als eertijds bij den
heer v. d. Wielen, en dit past toch niet voor een beurs.
Eindelijk wenscht spr. te vragen, of men bij aanne
ming van het voorstel van burgemeester en wethouders
geen onbillijkheid zal begaan tegenover verscheidene be
woners in den omtrek van het beursgebouw. Indertijd
heeft men de veemarkt van daar verplaatst. Door die
verplaatsing werden verscheidene omwonenden benadeeld
in hun beroep. Men heeft toen ja wel geene beloften ge
daan maar toch er op gewezendat die schade eenigzins
zou worden vergoed door het beursgebouwwelks stichting
in de nabijheid in het verschiet werd gesteld. Met het oog
hierop hebben enkele personen grond van de gemeente gekocht,
daarop logementen gebouwd of wel bestaande inrigtingen uit
gebreid, en nu zullen die personen toch weer door den voor
gestelden maatregel worden benadeeld. Dit is wel geen hoofd
bezwaar van spr.maar toch mag z. i. ook dit wel eenig
gewigt in de schaal leggen.
Alles te zaam genomen, is het hem onmogelijk het voorstel
van burgemeester en wethouders aan te nemen.
De heer v. Harinxma thoe Slooten heeft het woord
gevraagd, niet omdat het voorstel van burgemeester en wet
houders hem zoo vreeselijk warm maakt, maar opdat de raad
zal weten, dat hij dit voorstel in liet belang der zaak acht.
Ook hij dweept niet met het denkbee d „handel drijven onder
het genot van consumptie. Het is hem gegaan evenals den
vorige sprekers Ook hij heeft, zoowel door het advies der
beurscommissie als door het bekende advies der handelsver-
eeniging en de mede in de Leeuwarder Courant opgenomen
ingeionden stukken, de overtuiging bekomen, dat er omtrent
het aangeprezen middel bij den handel verschil van gevoelen
bestaat. Voor en tegen is veel te zeggen. Wij staan hier voor
eene ziekte, waarvan do diagnose moeijelijk is te stellen,
althans niet met zekerheid Vandaar dat spr. zeer goed kan bil
lijken dat de beurscommissie tot de conjectuur komt, dat het
verminderd beursbezoek is te wijten aan het gemis van ge
legenheid tot bekoming van eenige ververschingen. Even goed
kan dit de ware oorzaak zijn als de mindere handelsbeweging,
waarop door den heer Duparc is gewezen. Het feit, waarop
debeur8Commissie de aandacht vestigt, n.l. dat het beursgebouw
steeds lediger en de nabijgelegen herbergen steeds meer bezocht
worden, dat de handel dus op weg is zich naar de omgeving over te
brengenmaar vooral het feit, dat een enkele tak van handel
reeds nu op weg is zich geheel vau de beurs te verwijderen
is zoo sprekend, dat men wel voorzigtig mag zijn om het
verminderd beursbezoek alleen aan de algemeene malaise toe
te schrijven. Spr. zei zooeven, dat de diagnose voor de hier
bedoelde ziekte niet met zekerheid te stellen is, maar toch
zou hij huiveren, om niet het middel te appreciëren door de
beurscommissie aan de hand gegeven, omdat dit middel de
gezonde redenering voor zich heeft. Immers een tijdvak van
4 uren is voor vele personen, blijkens het advies der beurs
commissie, te lang om daarin niets te gebruiken. Vooral
dient te worden gelet op hetgeen de beurscommissie daaraan
toevoegt, n.l. dat deverkoopers weten, dat de handelaren
hen in de koffijhuizen komen opzoeken.
Spr. wil herhalendat men geen zekerheid heeftdat het
aangeprezen middel doel zal treffenmaar toch zou hij de
aanwending er van niet gaarne verzuimen. En waar de ge
achte laatste spreker heeft gewezen op benadeeling van par
ticuliere belangendaar heeft hij twee opmerkingen. Ten eersten
dezedat men vroeger bij de verplaatsing der veemarkt, het
voorbeeld door den laatsten spreker aangehaalddaarover is
heengestapt, meenende, en z. i. teregt, dat de particuliere be
langen niet den doorslag behooren te geven ten nadeele van
het algemeen belangzoolang men althans niet van verkregen
regten kan spreken. Maar daarenboven, en hiermede komt spr.
tot zijne tweede opmerking, de particuliere belangen zullen
nu juist het minst worden benadeeld. Immers, de bedoelde
personen hebben hunne koffijhuizen enz. gepacht ten tijde
dat de handel nog bijna uitsluitend in de beurs geschiedde.
Wanneer men eerst later tot den voorgestelden maatregel
overgingzou er veel meer schade worden geledenomdat
de omwonenden dan hunne berekeningen op den gewijzigden
toestand zouden hebben gebaseerd. Een en ander leidt spr.
er toe den raad te adviseren niet ongebruikt te laten het
middelwaardoor misschien voor een groot deel aan het ver
minderd beursbezoek zal worden tegemoet gekomen. De be
wering dat men er door tot den ouden toestand zou terug-
keeren, is onjuist, omdat in de beurs geen sterke drank zal
worden verkochtwat vroeger juist het grootste bezwaar was.
De heer Bruinsma zegt, dat, wanneer men de historie
der beurs nagaat, dan vooreerst blijkt, dat ze vroeger werd
gehouden op de Wortelhaven en dat deze te klein wasten
tweeden dat de zakken met graan op straat moesten staan
en ten derdendat in de bovenlocalen van het gebouw
waarin beurs werd gehoudenwerd getaptzeer tot ongerief
van de beursbezoekers. Toen is de beurs overgebragt naar
de zalen van den heer v. d. Wielen, maar daar was het zelfde
gevalofschoon door den eigenaar bij een zijner laatste adressen
werd aangeboden om niet in de eigenlijke beurszaal te tappen
maar in een ander locaal. Dit verzoek is door den raad af
gewezen men is tot de stichting van een beursgebouw ge
komen, en waar de kamer van koophandel blijkens haar ad
vies en ook de handel in het algemeen het zeer in strijd met
de belangen der beursbezoekers achtte, om daar de gelegenheid
te verschaffen tot het bekomen van ververschingen, is men
gekomen tot eene inrigting zooals die thans is.
Gaarne neemt spr. met den heer Duparc aandat het ver
minderd beursbezoek in verband staat met de algemeene
malaise, die in den laatsten tijd heerscht, maar toch neemt
hij ook aan dat dit feit voor een deel wordt veroorzaakt
door den grooten trek van vele verkoopers om hun handel
onder het genot van een en ander te drijven buiten het
beurslocaal. Wat heeft men toch in de laatste dagen kunnen
zien ditdat b.v. het locaal in de Amicitia stik vol en de