GO
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1883.
beurs slecht bezocht was. Spr. zal daarom niet gaarne het
laatste wegredeneren, doch het leidt hem evenals de heer
Hommes tot de vraag, of men niet door verkorting der
benrsuren hieraan zon kunnen tegemoet komen. Het tijdvak
van 10 tot 2 is wel wat laDg, maar zou men ook kunnen
voorkomen dat de handelaars zich absenteren door b.v. den
beurstijd tot 2 a 3 uren te bepalen
Spr. stelt zich overigens voordat, wordt het thans gedane
voorstel aangenomen, waardoor men staande aan het buffet
een kop koffij en een broodje zal kunnen gebruikenmen
later nog verder zal moeten gaan. Later zal op tafeltjes en
stoelen worden aangedrongen en misschien nog later weer
ook op sterken drank.
Dit in verband met het feit, dat het aangeprezen middel
ook op verre na nog niet door alle handelaren wordt gewenscht,
doet spr. verre de voorkeur geven aan het idee van den heer
Hommes, om den beurstijd te verminderen. Gaat men hier
toe overdan kan ieder handelaar gaan naar heen hij wil.
De heer Plautenga kan in tegenstelling met andere spre
kers medegaan met het voorstel van burgemeester en wet
houders. Een van de redenenwaarom hy indertijd tegen de
Btichting van een beursgebouw was, was juist wat men zou
kunnen noemen de meer officiële wijze waarop de beurs dan
voortaan zou gehouden wordeneene wijzegeheel in strijd
met de gewoonten en gebruiken van de handelaren in Fries
land. Hij is steeds van meening geweestdat men gewoonten
en gebruiken niet moet forceren. Sedert jaren werd de graan
handel immers hier gedreven onder het genot van consumptie.
De uitkomst heeft helaas bewezen, dat sprs. meening juist is
geweest. De boeren komen niet in de beurs om hun waar
te verkoopenmaar wachten stil af, dat de kooplieden bij hen
in het koffijhuis komen.
Spr. ziet in het aangeprezen middel geen bezwaar, al is
het waar, dat het minder strookt met, wat men noemt, eene
deftige beurs.
De heer Bruinsma heeft aangehaald een advies van de
kamer van koophandel, waarbij deze zich sterk verklaarde
tegen het verkoopen van consumptie in het beursgebouw,
maar hij herinnert zich ook wel adviezen, waarbij zij blijkbaar
van eene andere meening was. Hij meent dat door de kamer
van koophandel in zake de stichting van een beursgebouw
meermalen is gewezen op het voordeeldat het buffet zou
opleveren. Toen was zij dan toch wel degelijk van gevoelen,
dat er in de beurs gelegenheid moest zijn tot het bekomen
van ververschingen.
Spr. heeft liever een beurs, waarin men ververschingen kan
krijgenmet bezoekersdan een benrs zonder die gelegenheid
met geen bezoekers. Het is daarom dat hij het voorstel van
burgemeester en wethouders wil aanbevelen.
De heer Troelstra gelooft, dat men hier wel eenigzins
voor eene moeijelijke vraag staat. Hij kan zich zeer goed
voorstellendat men by eene hitte als tegenwoordig en ook
wel bij eene koude zooals men 's winters dikwijls heeft
moeijelijk een tijdvak van 4 uren kan doorbrengen zonder
idts te gebruiken. Van dien kant beschouwd, is men wel ge
noodzaakt om óf den beurstijd te verminderenöf de ge
legenheid te verschaffen om in het beursgebouw ververschin
gen te bekomen, dus, om het voorstel van burgemeester en
wethouders aan te nemen. Wat het eerste punt betreft meent
spr.dat men aanvankelijk de sluiting der beurs op 's namid
dags 1 uur had gestelddoch dat men later is genoodzaakt
geworden den beurstijd met 1 uur te verlengen. Hij heeft
ook wel handelaren over de noodzakelijkheidom de beurs
tot twee uur open te houden, gevraagd, maar daarop ten ant
woord bekomen, dat eene vroegere sluiting niet wel mogelijk
isomdat de vlashandel in den regel vóór 's namiddags 1 uur
plaats heeftmaar daarentegen de handel in cichorei eerst
na dat uurterwijl er verschillende handelaren zijndie in
beide artikelen belang stellen. Tot verkorting van den beurs
tijd zal men dus moeijelijk kunnen overgaan. Men zal derhalve
tot het andere middel de toevlugt moeten nemen wil men
eene poging doen om het beursbezoek meer te doen toenemen.
Wat toch is het geval. Onderscheidene landbouwers en gar
deniers zoo is hem medegedeeld die in den regel hun
waar in commissie geven en die vroeger de beurs bezochten
om zelf den gang van den handel waar te nemen, blijven nu
in de koffijhuizen, waar zij weten dat ook de handelaars komen
om tusschentijds iets te gebruiken, en waar zij dus even goed
van den gang van den handel op de hoogte komen.
Nu weet spr. weldat men ook b. v. in Groningen en Am
sterdam in de beurs geene ververschingen kan bekomen
maar daartegenover staat, dat volgens informatiën b.v. te
Hamburg en Berlijn wel degelijk die gelegenheid wordt aan
geboden. Daarenboven meent hij dat veel van de practische
bezwaren, die tegen het verkoopen van ververschingen in de
beurs bestaan, zouden vervallen, indien het mogelijk was dien
verkoop tot een zeker gedeelte der beurs te bepalen, b.v. tot
een der afrekenkamers.
De heer Duparc moet terugkomen op het beroep van
den heer Troelstra op het buitenland. Ook spr. is het be
kend dat men b.v. in Hamburg aan het beursgebouw ver
verschingen kan bekomenmaaris hij wel onderrigtdan
bestaat die gelegenheid niet in de lokalenwaar handel wordt
gedreven, maar juist daarbuiten.
Den heer Wiorsma gaat het even als den heer v. Ha-
rinxma thoe slooten. Ook hem maakt het denkbeeld van het
beschikbaar stellen van ververschingen in het Beursgebouw
geenszins warm. Het doet hem leed, dat men tot dien maat
regel moet overgaan, maar toch heeft hij tot het gedane voor
stel medegewerkten wel omdat hij meentdat men het al
thans moet beproeven. De heer Duparc heeft gezegd dat
men hier te doen heeft met eene conjectuur, en dit is waar;
men vergete echter nietalles is conjectuurmaar ook de
tegenovergestelde meening van den heer Duparc. Maar waar het
verminderd beursbezoek echter zamen gaat met volle koffi jhui
zen, waar ook wel degelijk handelstransactiën plaats hebben,
daar bestaat er alle waarschijnlijkheid dat de conjectuur juist is.
Dat men door den voorgestelden maatregel weer terug zal
komen tot een toestandzooals men vroeger bij v. d. Wielen
had, is onwaar. Het was immers juist de reuk van den ster
ken drank en vooral van de jenever, waartegen men zoo zeer
hadomdat die reuk verhinderde de koopwaar behoorlijk te
keuren. In het beursgebouw zal geen sterke drank worden
verkocht. Ook behoeft men niet te vreezendat het een
koffijhuis zal worden. Neen, er zal slechts de gelegenheid
worden gegeven om staande iets te gebruikenhetzij dan in
de beurshetzij danzooals de heer Troelstra sprakin een
der afrekenkamers. Wat hem persoonlijk betreft, hij zou er
voor zijn het buffet midden in de beurs te plaatsen, meenende
dat het daar de geschiktste plaats is.
I-7BBT. vJ-
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden J van den 12 Julij 1888.
61
Ten opzigte van het andere middel, dat genoemd is om
het verminderd beursbezoek tegen te gaan, moet hij opmerken
dat hierop tot dusver niet door den handel zelf is gewezen.
Trouwens niemand wordt ook gedwongen den ganschen tijd
op de beurs te zijn. Men kan immers zelf bepalen hoe lang
men wil verblijven. Dat middel acht hij dus minder prac-
tisch. De heer Bruinsma heeft gesproken van tijdelijke ver
wijdering uit de beurs naar een koffijhuis, maar hieromtrent
moet men wel het oog houden op de vastgestelde entree.
Zij die niet geabonneerd zijnzullen bij verwijdering telkens
weer op nieuw moeten betalen. Nu is dit wel eene kleinig
heid maar ieder weethoe over entree in het algemeen
wordt gedacht.
Daarenboven geeft de voorgestelde maatregel al aanleiding
tot misbruikdan is de raad immers nog altijd bevoegd op
zijn genomen besluit terug te komen.
Waar het een feit is dat het beursbezoek belangrijk ver
mindert en de beurscommissiedie in dezen het aangewezen
ligchaam is om voorlichting te verstrekken, adviseert tot den
voorgestelden maatregel, meent hij dat men ook het resultaat
van dezen maatregel behoort af te wachten.
De heer Troelstra heeft uit het voorstel gezien, dat het
plan bestaat om in het midden der beursruimte een groot buffet
te plaatsenmaar zou toch nog gaarne eens vernemen welke
bezwaren er bestaan tegen het door hem geopperd denkbeeld,
om den verkoop der ververschingen te doen plaats hebben in
een afzonderlijk locaalb. v. in een der afrekenkamers.
De Voorzitter me int, dat tegen bedoeld denkbeeld o. a.
dit groot bezwaar bestaatdat op nieuw eene belangrijke ver
timmering zou moeten geschieden terwijl al reeds zoo veel in
het beursgebouw is veranderd. Hij kan ook volstrekt de nood
zakelijkheid van een afzonderlijk ververschingslocaal niet in
zien. Volgens het voorstel zal er in de beurs slechts gele
genheid worden gegeven om staande iets te gebruiken, zoo
als b. v. wel in de stationsgebouwen geschiedt. Een afzon
derlijk locaal is bepaald onnoodig.
De heer Brungor wenseht zijne stemdie hij voor het
voorstel van burgemeester en wethouders zal uitbrengente
motiveren. De bezwaren, welke tegen dat voorstel zijn aan
gevoerd kunnen z. i. niet opwegen tegen de mogelijke voor-
deelen die er uit kunnen voortvloeijen. Hij is niet overtuigd
gewordendat de toepassing van den voorgestelden maatre
gel niet gewenscht is. Hij zou zich echter nog wel kunnen
aansluiten bij het denkbeeld van den heer Troelstraom het
buffet te plaatsen b. v. in een der afrekenkamerszonder dat
daarvoor eene bepaalde vertimmering noodig zou zijn.
Hierna worden de beraadslagingen gesloten.
Punt 1 der conclusie van het voorstel van burgemeester en
wethouders wordt in stemming gebragt en aangenomen met
14 tegen 3 stemmen, die van de heeren HommesBruinsma
en Duparc.
Punt 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen
evenals daarna het voorstel in zijn geheelzoodat is be
sloten
1. Aan te vangen met den 3 Augustus 1883 in hetbeurs-
locaal verkrijgbaar te stellen broodjes, koffij, mineraal water en bier.
2. Art. 8 der verordeningregelende het gebruik van de
beurs (Gemeenteblad no. 9 van 1880) te wijzigendoor tus-
schen de woorden „behalve" en de „aanbieding" te voegen
„broodjeskoffijmineraalwater en bier aan het buffet."
3. Voorstel van burgemeester en wetaders tot vermindering
van het aantal leervakken aan de school van middelbaar onder-
wijs voor meisjes.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij vov
I. Artikel 1 der verordening op de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes met vijljarigen cursus, vastgesteld den
15 April 1875 Gemeenteblad no. 7 van 1875), zooals die is
gewijzigd bij raadsbesluiten van 27 Maart en 9 October 1879
(Gemeenteblad no. 17 van 1879), den 24 Maart 1881 Ge
meenteblad no. 6 van 1881) en den 22 Junij 1882 (Gemeen
teblad no. 8 van 1882) te wijzigen in dien zin, dat het leer
vak voorkomende onder letter k „het boekhouden" vervalt
en de daarop volgende leervakken worden gebragt onder de
letters k tot en met n.
II. Te doen vervallen art. 2 der verordening, regelende
de jaarwedden der docenten aan de school van middelbaar
onderwijs voor meisjes (Gemeenteblad no. 22 van 1881.)
De heer Plantenga kan zich zeer goed met dit voorstel
vereenigen. Hij had echter gehoopt, dat het van eenigzins
wijdere strekking zou zijn. Bij de wisseling van gedachten
die er bij de behandeling der gemeentebegrooting ten vorigen
jare omtrent de school van middelbaar onderwijs voor meisjes
plaats hadis toch nog al vrij sterk op vermindering van
leervakken aangedrongen. Nu wil men wel is waar „het
boekhouden" alszoodanig doen vervallenmaar er is nog een
vakdat naar spr's. meening voor de meisjes minder raison
d'être heeft. Hij bedoelt de staathuishoudkunde. Voor zijn
persoon acht hij dien wetenschap zeer hoogmaar het onder
wijs in dat leervak moet toch min of meer zwevend zijn
in ieder geval is het geen exacte wetenschap en althans voor
meisjes minder geschikt. De weinige uren, die er aan be
steed wordendoen vermoedendat het zich slechts tot eene
causerie bepaalteen vermoedendat te meer wordt beves
tigd door dat op de bestaande boekenlijst der school geen
boeken voor staathuishoudkunde worden aangetroffen. Nu
moge het onderwijs in dat vak voor sommigen eenige aan
trekkelijkheid hebbenveel nut of vrucht kan er niet van
worden verwacht. Het is daarom dat spr. zich voorstelt een
amendement in te dienenstrekkende om art. 1 der betrok
ken verordening zóó te wijzigendat behalve „het boek
houden" ook „de staathuishoudkunde" als leervak vervalt.
De heer Duparc zal tot de aanneming van het voorstel
medewerken. Hij wil het niet verhelendat hij het ook doet
uit zekere kansberekening, n.l. om te voorkomen, dat men later
anders wel ligt een ander minder te ontberen leervak zou doen
vervallen. Wat is het geval? In den laatsten tijd wordt er
veel geklaagd over overdrijving of overlading, ook bij het mid
delbaar onderwijs, en onze middelbare school voor meisjes blijft
er niet buiten. Naar het spr. echter voorkomt, heerscht er
niet weinig overdrijving in de klagten over overdrijving.
Wat nu het boekhouden aangaat, gelooft spr.dat dit leer
vak hier in het noordén voor de meisjes minder raison d'être
heeft dan b.v. in het zuiden des landswaar daaraan meer
behoefte bestaat. In het schrappen van dit leervak ziet hij
dan ook niet zooveel kwaad. Intusschen wil hij verklaren,
datals hij met het voorstel van burgemeester en wethouders
medegaathij daarom geenszins wil worden geacht de motieven
van burgemeester en wethouders deelen, n.l. „dat zij meen en door
den voorgestelden maatregel op nieuw een stap te doen in de
goede rigting."