116 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 17 November 1883. strookt niet met datwat door de leden van de commissie voor het stedelijk muziekkorps in het midden is gebragt. In dezen stand der zaak komt het spr. raadzaam voor om in het geheel geen verhooging van subsidie te verleenen. Men kan dan laterwanneer meer zekerheid zal zijn verkregennog altijd daartoe besluiten. Besluit men nudan dient men voor dat besluit toch ook een bepaald motief te hebben en daaromtrent blijkt thans geene eenstemmigheid te bestaan. Komt men later met een voorstelwaarbij bepaald de be stemming der ƒ1000 wordt opgegeven, hetzij deze dan is voor verbetering van het muziekkorpshetzij meer speciaal voor de opleiding van jongelieden tot muziek intdan zal spr. zich welligt daarvoor verklarenmaar bij de thans bestaande on zekerheid kan hij dit niet. De heer Bruinsma die wegens zijne tijdelijke afwezigheid ambtshalve uit de vergadering, minder op de hoogte is met de gevoerde discussiemeent toch ook nog kortelijk zijne meeuing omtrent de 1000, waarover hier de rede is, te moeten zeggen. Men wenscht dat bedrag bij voortduring ten behoeve der muziek te besteden en wel zoo, dat dit meer als vroeger strekt ten bate van het stedelijk muziekkorps. Daarom wenscht men het ook ter beschikking te stellen van de commissie voor toezigt over dat korps. Het gaat niet aan het geheel te declareren aan den kapelmeester voor op leiding tot muziekanten want dan zou het kunnen gebeuren dat men met élèves overvoerd en het bedrag der subsidie door de kosten van instrumenten, kleeding en tractementen ten behoeve van hen, overschreden werd. Neen aan de com missie moet men het overlaten op welke wijze zij die ƒ1000 in het belang van het muziekkorps wil besteden. En wat nu de jaarwedden der tegenwoordige leden van het korps betrefthet spreekt van zelfdat deze zoo hoog niet kunnen zijn als bij de staf, want daar is de muziek geheel hoofdzaakterwijl dit niet het geval is bij de schutterij- muziekanten. Deze bekleeden bijna allen andere betrekkingen en de muziek is voor haar slechts byzaak, De heer Troelstra zal na de door den heer Wiersma ge geven toelichting niet aarzelen voor het voorstel van burge meester en wethouders te stemmen, mits duidelijk wordt, dat men later niet komt te staan voor een voorstelom nog op nieuw weer eene subsidie te verleenen voor eene muziekschool. Het had beter geweestzegt spr.dat men den onderwerpe- lijken post had behandeld voor dien, welke luidt„Subsidie voor eene muziekschool. Memorie." De heer Wiersma durft met de stukken in de hand wel verzekerendat niet ligt een nader voorstel is te wach ten tot het toekennen eener subsidie aan eene muziekschool. De heer Reugers heeft gezegd, dat de bestemming der ƒ1000 niet duidelijk ismaar dit is niet het gevalimmersin het voorstel wordt toch gelezen „Wij hebben dit adres om ad vies in handen gesteld van de commissie voor het stedelijk muziekkorps. Deze isblijkens hare missive dd. 9 November 1.1. van meeuing, dat gemelde som van ƒ1000 bij voortdu ring bestemd moet blijven tot opleiding van muziekanten en tot verbetering van het muziekkorps" en met dat advies zegt spr.hebben burgemeester en wethouders zich vereenigd. Dat men de beschikking over de ƒ1000 aan de commissie voor het stedelijk muziekkorps wil latenis om te voorko- dat het niet zal gaan als met de school van den heer Hageman die in het geheel geen vruchten voor dat korps heeft opgeleverd. De heer Troelstra dient hierop een amendement in, strek kende om niet te lezen „subsidie voor het stedelijk muziek korps", maar subsidie ten behoeve van het stedelijk muziek korps, welk amendement wordt ondersteund en dientengevolge in behandeling gebragt. De heer Bruinsma vraagt of de commissie voor het ste delijk muziekkorps, volgens de door den heer Wiersma gege ven inlichtingen dan gehouden zal zijn om alles te besteden ten behoeve der opleiding tot muziekanten. De Voorzitter antwoordt hierop, dat, naar hij zich voor stelt de zaak is als volgt. Wanneer de raad mogt besluiten, conform het voorstel van burgemeester en wethouders om ƒ1000 meer uit te trekken voor subsidie van het stedelijk muziekkorps, dan is die ƒ1000 geheel ter beschikking van de commissie van toezigtmaar deze zal omtrent de beste ding er van in overleg treden met burgemeester en wethouders. Nadat verder nog eenige bespreking had plaats gehad tus- schen den heer Rengers en den Voorzitterwordt het amen dement van den heer Troelstra bij acclamatie aangenomen. Alleen de heer van Sloterdijck verklaarde zich daartegen maar verlangde geen stemming. Hierna wordt met 17 tegen 4 stemmen conform het gea mendeerd voorstel van burgemeester en wethouders besloten de subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekkorps te ver- hoogen met eene som van ƒ1000. Tegen stemden de heeren Plantengavan Harinxma thoe SlootenDuparc en Rengers. In verband met dit besluit wordt volgu. 220 art. 4 van aid III van hoofdstuk IX „subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekkorps uitgetrokken op ƒ4000. Volgn. 221, art. 1 van hoofdst XI, onvoorziene uitgaven ƒ8490, wordt op voorstel van den voorzitter aangehouden tot na de behandeling der inkomstentot welke behandeling thans wordt overgegaan. Volgn. 1 tot en met 17 worden onveranderd vastgesteld met dien verstande evenwel, dat de som vermeld onder no. 5 wordt verhoogd met 3045 en dat de bedragen uitgetrokken onder volgnos. 14 en 16, in verband met den uitslag der heden morgen gehouden verpachting, worden verhoogd respectieve lijk met ƒ280 en ƒ1342. Bij volgn. 18, art. 10 van afd. IX van hoofdst. II, op brengst van schoolgelden, leidt onderdeel a de schoolgelden aan het gymnasium tot eenige bespreking. De heer Duparc zegtdat de motieven door burgemeester en wethouders in hunne memorie van beantwoording bijge- bragt tegen de in een der sectiën uitgesproken wenschelijk- heid om aan het gymnasium een uniform schoolgeld te heffen, tweeërlei zijn, vooreerst heeft het heffingsbes luit hun nog te kort gewerkt, dan, om daarin nu reeds wijziging te brengen en ten tweeden i«j de regeling der schoolgelden indertijd zon der discussie en hoofdelijke stemming vastgesteld. Die beide argumenten, zegt spr., hadden dan ook moeten worden aan gevoerd, toen voor een jaar de heffing werd gewijzigd met het oog op het gelijktijdig ter schoolgaan van twee of meer leer lingen uit een gezin. Toen had men met nog meer regt er op kunnen wijzen, dat de regeling nog te kort had gewerkt, want toen was die regeling natuurlijk nog een jaar minder oud dan thans. Spr. zal hierover echter niet langer uitweiden. tv iK £9IM Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 17 November 1883. 117 Hij heeft het woord voornamelijk gevraagd, om het door hem in de sectie uitgesproken denkbeeld nog nader toe te lichten. Zooals de verordening nu luidtwordt er betaald in de twee eerste klassen ƒ50, in de twee middenklassen ƒ60 en in de twee hoogste ƒ80. Voor het doorloopen der geheele school moet dus worden betaald ƒ360, en nu komt het hem voor, dat, waar men een zesjarigen cursus heeft, het schoolgeld moet worden gesteld voor eiken leerling en elke klasse op dezelfde somhier b. v. 60 Voor het bestaande verschil bestaat z. i. geen goede grond. Het gymnasium moet worden beschouwd ais een geheelten doel hebbende het voorbereiden der leerlingen voor de uni versiteit. In het oog van spr. nu heeft het le jaar voor dat doel evenveel waarde als het laatste. Van die redenering is men mede uitgegaan bij het bepalen van het schoolgeld aan verschillende andere inrigtiugen van onderwijs. Aan de uni versiteiten is het schoolgeld ƒ200 jaarlijks voor ieder student, onverschillig voor welk studiejaar; aan de rijks hoogere bur gerscholen is het schoolgeld ook gelijk voor alle klassenaan de middelbare school voor meisjes alhier eveneens en in 1881 heeft men die gelijkheid mede ingevoerd ten opzigte der schoolgel den te heffen aan de openbare lagere scholen. Wat de bedoelde inrigtingen alhier betreft, moet spr. dus aannemen, dat men van het gevoelen uitgingdat het onderwijs in de le klasse evenveel waarde heeft als dat in de hoogste klasse. Een uniform schoolgeld zal voor de gemeente waarschijn lijk nog eerder voor- dan nadeelig zijn. Het is toch een feit, dat er nog altoos leerlingen zijn die niet alle klassen van het gymnasium doorloopen zijdie voor arts willen studeren, kunnen reeds na afloop van het 4e studiejaar het gymnasium verlaten. Het is spr. natuurlijk niet te doen om over dit principiële punt incidenteelbij de behandeling der begrooting te doen beslissen. Hij beoogde slechts de zaak nader aan burgemeester en wethouders ter overweging aan te bevelen. De heer van Harinxma thoe Slooten meent, dat bur gemeester en wethouders hunne meening ter zake reeds vrij duidelijk hebben gezegd en het is met het oog daarop, dat hij den heer Duparc wil wijzen op zijn regt van het initiatief tot het doen van een bepaald voorstel. De eisch van dien geachten spreker, dat burgemeester en wethouders weldra op hun voorstel terug komen schijnt wat hoog. De heer Dupare weet wel, dat dit regt ook voor hem be staat maar toch gelooft hijdat het in den regel beter is dat de noodige voorstellen door burgemeester en wethouders worden gedaan. Hij had gehoopt, dat het collegie door hetgeen door hem in het midden is gebragtzoude zijn overtuigd gewordendat de door hen tegen een uniform schoolgeld aangevoerde motievenverre van afdoende zijn. Van daar dat hij de zaak ter nadere overweging bij burge meester en wethouders aanbeval. Hierna worden de discussiën omtrent volgn. 18 gesloten en die post onveranderd vastgesteldevenals ook volgn. 19 tot en met 25. Volgn. 26 art. 7 van afd. IX van hoofdst. III „opbrengst van krachtens privaatregt genoten wordende tollen 66350 wordt met het oog op het resultaat der heden morgen ge houden verpachting verhoogd met ƒ55. Volgn. 27 wordt onveranderd goedgekeurdterwijl wordt besloten, om achter dit volgn. te doen volgen een nieuw volgn. 27a., luidende „Opbrengst van krachtens privaatregt genoten wordende sluisgelden aan de Irnsumerzijl. Memorie." Volgns. 28 tot en met 34 worden onveranderd vastgesteld. Met het oog op het reeds vergevorderd uur doet de Voor zitter de vraag of men nog met de behandeling der begroo ting wenscht door te gaan of dat men de verdere behan deling tot eene volgende vergadering wil uitstellen. Nadat hieromtrent eenige bespreking had plaats gehad tusschen de heeren Wiersma, Troelstra en den Voorzitter, wordt tot verdere behandeling overgegaan en volgn. 35, art. 1 van hoofdst. IV „Opbrengst der exploitatie van de gasfa briek ƒ170,707.50 aan de orde gesteld. De heer Plantenga zal met het oog op den zooeven geuitten wensch tot afdoening der begrootingzoo be knopt mogelijk zijn. Toch stelt hij er prijs opzijne meening omtrent den prijs van het gas, die toch bij dezen post ter sprake behoort te komen behoorlijk kenbaar te maken. Er behoort zeker soort moed toezegt spr. om dit te doen waar die meening in strijd is met die, welke bij verreweg het meerendeel der leden in de sectiën voorzat en tevens met die van een groot deel van het publiekzooals nog blijkt uit het heden morgen ingekomen adres. Toch acht hij het in het belang der gemeentedat de gasprijs op 9 cent per stère blijft bepaald. Hij staat nog geheel op hetzelfde standpunt, als bij de vorige bespreking omtrent verlaging van den gasprijs, en wat ook steeds de opinie van de gascom- missie is geweest. Toen heeft hij gezegddat eerst dienden bekend te zijn de resultaten van de groote veranderingen die aan de fabriek gebeuren en nog moeten gebeuren. Die re sultaten zijn thans nog even onbekend als toen en als ver leden jaar en bij die onbekendheid acht hij het onvoorzigtig tot eene belangrijke reductie van den gasprijs te besluiten. De ten vorigen jare gemaakte winst van ruim 60,000 springt wel wat veel in het oog, maar men bedenke, dat de gemeente de gasfabriek ook niet behoeft te drijven alleen om de in gezetenen licht te verschaffen, maar ook wel winsten mag behalenindien deze op billijke wijze kunnen worden ver kregen. Zij is even als alle andere gemeenten, die eigen ex ploitatie hebben, van het denkbeeld uitgegaan dat de te ma ken winst niet aan particulieren, maar aan de gemeenten be- hooren te worden uitgekeerdals zijnde de risico voor reke ning van haar, die exploiteert. Dat dit laatste het geval is bewezen immers zoowel de voor- als tegenstanders der verla ging. Edoch de voorstanders wijzen er ophoe de winst vrij zeker niet zal verminderenomdat is aan te nemendat de verlaging van den gasprijs het gasverbruik zal doen toenemen. Dan vergete men ook nietdat indien de balans zuiver werd gemaakthet dan zou blijkendat de winst ook op lange na niet zoo groot is als zij wel schijnt te zijn. Er is naar spr's. meening op lange na niet genoeg afgeschreven voor slijtage der instrumenten en van de fabriek zelve. De voorgedragen cijfers zijn alleen eene calculatie van ont vangsten en uitgavenmaar sluiten zich geheel niet aan eene werkelijke balanszooals men van eene industriële onder neming behoort te maken. Hij gelooft nooit, dat een en ander die waarde heeft als welke in berekening is gebragt, vooral als hij let op de be langrijke veranderingen die moeten worden aangebragt. Men lette er wel opdat men ten opzigte van die veranderingen nog maar staat voor het begin en dat nog duizende guldens daarvoor zullen worden gevorderd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 9