126
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 22 November 1883.
er niet eens watwaarop de aandacht valt. De heer
Bruinsma heeft dit immers nog bewezen toen hij wees op de
woorden „tot tijd en wijle", voorkomende in het raadsbesluit
van 24 April 1802.
Een eenvoudig besluit, dat de raad het verzoek niet voor
inwilliging vatbaar achtzonder meerdat acht spr. in dezen
gewenscht En dat heeft hij gezien in bet amendement van
den heer v. Harinxma thoe Slooten.
Alleen dient men gebonden te zijn aau het votum vau den
raad, niet aan de motieven, die tot dat votum hebben geleid
Die motieven mogen voor den raad voldoende zijn om zich
met de voorgestelde conclusie te vereenigentoch behoeft men
dit niet aan adressanten te kennen te geven.
De heer Troelstra deelt de bezwarenwelke tegen de
conclus8ie der commissie zijn geopperd De commissie advi
seert tochaan adressanten als beschikking op hun ver
zoek, onder mededeeling van het bovenstaande te berigten
dat naar *s raads oordeel de resolutie van 4 November 1800
en het contract van 15 December van dat jaar, in hun adres
bedoeld, voor de door hen verlangde verdere uitvoering on
vatbaar zijn. Naar spr. nu meent, erkent de commissie bij
dat advies de wettigheid van het contract van 1800 en dat is
toch iets, waaromtrent de leden van den raad moeijelijk een
bepaald oordeel kunnen uitspreken Hij is het daarom met
den heer van Harinxma thoe Slooten eens, maar iu diens
amendement ligt naar zijne meening eene tegenstrijdigheid.
Deze zou kunnen worden opgeheven door het in dien zin te
wijzigen dat wordt beslotenaan de adressanten te kennen
te geven dat hun verzoek niet voor inwilliging vatbaar is
Hij is overigens van meeniug, dat men moeijelijk het stel
sel kan aannemen dat, indien regerings collegiën tot bepaalde
besluiten komen, daaraan de overwegingen onafscheidelijk ver
bonden moeten worden. Dikwerf gebeurt het toch dat een
besluit in het leven wordt geroependoordat verschillende
minderheden zich vereenigenofschoon er dan verschil vau
motieven bestaat, komt men toch tot een zelfde conclusie.
Hoe dit echter ook zijn moge, indien van bevoegde zijde
met het oog op eene mogelijke regtszaak bezwaren worden
geopperddan acht hij het beter een besluit te nemen als
zooeven door hem is bedoeldwaartoe hij dan ook het voor
stel doet
Het door den heer Troelstra voorgestelde blijft echter zonder
ondersteuning en wordt dientengevolge niet in behandeling
gebragt.
De heer Minn oma Buma moet tot goed verstand der
zaak een oogenblik terug komen op het gezegde van den heer
Troelstra, als zou de commissie het contract van 1800 als
wettig beschouwen. Dat gezegde zou tot begripsverwarring
aanleiding kunnen geven. De commissie heeft niet gezegd
dat het bedoelde contractwat de grondslagen daarvan aan
gaat, zoude zijn wettig en regtsgeldig. Juist spr. is het ge
weest, die tijdens de bespreking daarvan in de commissie
vergadering tegen die erkenning groot bezwaar had. Op zijn
advies heeft de commissie gestelddat zij het contract formeel
wettig achtdat er niets aan den vorm ontbreekt De zaak
is niet au fond onderzocht en dus kon men niet over de
wettigheid een oordeel uitspreken.
De heer de la Faille wil graag erkennen, dat hij een
leek is in juridische zakenmaar als hij toch straks als lid
van den raad geroepen is, zijne stem uit te brengen, dan dient
hij toch ook eenig motief voor die stem te hebben. Het gaat
niet op geheel ongemotiveerd te stemmen. Nu weet hij wel
dat de raad in dezen vrij wat incompetent zou zijn, ware
het dat hij niet de voorlichting had van de commissie van
onderzoek, maar die voorlichting acht spr. toch ook vol
doende voor het uitbrengen van zijne stem.
En waar de commissie nu er geen bezwaar inzietadres
santen mede te deelen de conclusie waartoe zij is gekomen
daar wenscht hij te vragen: zijn de bezwaren tegen die pu
bliciteit nu zoo groot, dat men daarom van het voorstel der
commissie moet afwijken Men moet ook niet vergetendat
het uitgebragt rapport geen geheim is. Adressanten zullen
toch van hetgeen daarin is gezegd kennis kunnen nemen
Wat bezwaar is er dan tegen, dat meu het haar officieel me
dedeelt Spr. kan dat bezwaar niet inzien en zal daarom te
gen het amendement van den heer v. Harinxma toe Slooten
stemmen.
De heer Wiersma moet naar aanleiding van het gespro
kene door den heer de la Faille, er op wijzen, hoe reeds uit
de gevoerde discussie is gebleken, dat er verschil tusschen de
leden der commissie heeft bestaan omtrent sommige punten.
Immers de heer Minnema Buma heeft gezegd dat juist op
zijn aandrang in het rapport is gesproken van het formeel
wettige van het contract van 1800. Op zoodanig verschil
tusschen de leden der commissie omtrent de wettigheid van
het contractzou alligt door den practisijn der tegenpartij
kunnen worden gewezen. Deze zou kunnen uitgaan dat de
geldigheid van het contract door de partij zelve is erkend en
er dus alleen maar meer sprake behoefde te zijn over de uit
voerbaarheid van het als wettig erkende contract Dit is
toch niet gewenschtwant wie weet of niet een schrander
advocaat, die geheel vrij is in'zijn oordeel, niet de onwettig
heid van het geheele contract zou kunneu bewereu. Niet
dat spr. dit waarschijnlijk acht, maar toch moet men zich
geheel vrij houden en dat zal men alleen kunnen zijn indien
zooals het amendement van den heer v. Harinxma thoe Sloo
ten beoogtde conclusie behoorlijk van de overwegingen of
de beschouwingen der feitenwaartoe de commissie is ge
komen is gescheiden.
Hij kan daarom niet nalaten op de aanneming van dat
amendement aan te dringëb.
Den heer Rengers is de zaak door het aangevoerde van
den heer Wiersma meer duidelijk geworden.
De heeren Wiersma en v. Harinxma thoe Slooten lezen in
de conclusie iets anders dan de commissie daarmede heeft be
doeld. Men bedenke dat de commissie is benoemd om in
deze zaak te prae adviserenzooals dat gewoonlijk gebeurt.
Bij ingewikkelde onderwerpen is het gebruikelijk in iedere
vergadering, om zoodanige zaak commissoriaal te maken, dewijl
niet ieder lid tijd en gelegenheid heeft om een naauwkeurig
onderzoek daarover in te stellen of in alle onderdeelen af te
dalen. Deze commissie nu heeft een onderzoek ingesteld, dat
haar tot de bekende conclusie heeft geleid. Nu is natuurlijk
ieder raadslid volkomen vrij de zaak zelf te onderzoekenom
mogelijk tot een ander resultaat te komen. Doet men dit
echter niet, dan kan men zich met de conclusie vereenigen,
zonder nog in ieder opzigfc de gevoelens te deelenwelke de
commissie tot hare conclusie hebben geleid.
Naar het spr. voorkomt kunnen de motieven der commissie
nooit in geval van procedure als eenig bewijs in regten wor
den tegengeworpen. Immers, al vereenigt de raad zich nu
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
met hetgeen door de commissie is voorgesteld, dan zou het
toch kunnen gebeuren, dat bij in een volgend jaar, wanneer
een nader adres inkwam en dit door eene andere commissie
werd onderzocht, welke over gegevens beschikte aan deze
commissie onbekend, tot een ander besluit zou worden ge
leid.
Daarenboven de commissie stelt ook maar alleen voor, om
adressanten te kennen te geven, dat, hoewel het contract
van 1800 als formeel wettig moet worden beschouwd, de uit
voering daarvan afhangt van eene voorwaarde, die niet is en
ook niet kan worden vervuld. Men zal dus adressanten al
leen zeggen, dat het contract onuitvoerbaar is en hebbeu zij
daar wat tegeu, welnu, laten zij dan proberen of er wat aan
te doen is.
Spr. blijft bij zijne meeningdat men het door den raad te
nemen besluit toch nooit in regten als eenig bewijs zal
kunnen tegenwerpen.
De heer Minnema Buma stelt hierop voorom uit het
geen door de commissie is voorgesteld weg te laten de woor
den „onder mededeeling van het bovenstaande."
De heer Wiersma zal zich met dit amendement vereeni
gen omdat hij daarin ziet eene tegemoetkoming aan het be
zwaar dat de conclusie en motieven der commissie aan elkan
der verbonden blijven. Tevens ziet hij er het blijk in dat
de raad bij het nemen van zijn besluit niet alleen geleid kan
zijn door de beschouwingen der commissie, maar dat hij ook
door andere overwegingen kan zijn geïnfluenceerd.
De heer van Harinxma thoe Slooten merkt op, dat
zich hier het vreemde verschijnsel voordoet, dat, terwijl de
heer de la Faille meent dat de stem, die hij omtrent het rap
port der commissie zal uitbrengenook bindt aan de motie
ven van dit rapportde heer Rengers te kennen heeft gege
ven datal neemt men de door de commissie voorgestelde
conclusie aande raad toch niet mag geacht worden geheel
die motieven te deelen.
Wat het amendement betreft van den heer Minnema Buma,
spr. beschouwt en blijft dit onvoldoende beschouwen. Men
zal adressanten wel geen schriftelijk bewijs in handen ge
ven maar ook zonder dat bewijszal men toch moreel
in zijne contenance gebonden zijn. Zoolang men niet de
motieven geheel los maakt van de conclusiezal er nog altijd
op kunnen worden gewezendat de motieven der commissie
bij het nemen van het besluit hebben voorgezeten.
Toch is dit niet geheel juistwant terwijl de heer Bruin
sma tegen die motieven bezwaar heeftzal hij zich toch met
het besluitzoo als het door de commissie is voorgesteld
vereenigen. Spr. meent in verband hiermede er uitdrukke
lijk op te moeten wijzen dat tot het besluit ook andere ge
gevens dan die in het rapport zijn vermeldzullen kunnen
leiden.
Hierna worden de discussiën gesloten en het amendement
van den heer van Harinxma thoe Slooten in stemming ge
bragt. Met 13 tegen 6 stemmen wordt dit amendement ver
worpen. Vóór stemden de heeren AndreseDuparcTroel
stra C. W. A. Buma v. Harinxma thoe Slooten en Wiersma.
Het amendement van den heer Minnema Buma wordt door
de commissie overgenomenzoodat de commissie thans ad
viseert, aan de adressanten als beschikking op hun verzoek
te berigtendat naar 's raads oordeel de resolutie van 4 No
vember 1800 $n het contract van 15 December van dat jaar,
te Leeuwarden van den 22 November 1883. 127
in hun adres bedoeldvoor de door hen verlangde verdere
uitvoering onvatbaar zijn.
Zonder hoofdelijke stemming wordt thans conform dit ad
vies besloten.
De heer Star Busmann was tijdens het nemen van dit be
sluit niet ter vergadering aanwezig.
De heer Rengers verlaat de vergadering.
8. Verslag van rapporteurs uit de sectiën omtrent het onder
zoek van het voorstel van burgemeester en wethouders tot uit
breiding van de gasfabriek.
(Zie bijlage nos. 16 en 20 tot het verslag van 's raads
handelingen).
De algemeene beraadslagingen omtrent dit voorstel worden
geopend.
De heer Bruinsma heeft met leedwezen de conclusie der
commissie van rapporteurs gelezen. Wel wist hijdat in
ieder sectie leden warendie tegen het voorstel van burge
meester en wethouders waren gekant, vooral op gronden
aangevoerd door den directeur der gasfabriekmaar toch had
hij gehoopt dat men tot eene andere conclusiedan de thans
voorgestelde zou zijn gekomen. Hij noemde daar zooeven
den directeur der gasfabriekmaar de houding van dien amb
tenaar vindt hij hierwaar het zulk eene belangrijke zaak
betreftwel wat vreemd. Eerst heeft hij zijn plan aanbe
volen daarnavóór dat het voorstel van burgemeester en
wethouders bij den raad was, heeft hij verklaard/zich wel
met de voorgenomen plannen der commissie tot uitbreiding
te kunnen vereenigenen nu dat bedoeld voorstel den raad
heeft bereiktkomt hij daarop terug. Dit laatste verwondert
spr. wel wat.
Heeft hij het verslag goed gelezen dan komt het hem voor,
dat het verlies van den tegenwoordigen toegang aan de oost
zijde der stad het hoofdbezwaar is tegen het voorstel van
burgemeester en wethouders. Maar vraagt spr.zal de toe
stand zooals die door burgemeester en wethouders is voor
gesteld dan zoo ellendig worden dat men daarom het be
lang der gasfabriek moet opofferen
Op deze vraag moetnaar hij meentbepaald een ontken
nend antwoord worden gegeven. Slechts tot eene kleine
kromming zal men komen, en het eindje weg, dat men ver
der zal moeten loopenom van en naar de stad te gaan
zal van weinig of geen beteekenis zijn. Ofvraagt spr.
hebben de leden zich misschien laten influenceren door het,
na de indiening van het voorstel van burgemeester en wet
houders door den directeur der gasfabriek ingezonden rap
port Misschien zijn de door dezen bijgebragte punten van
invloed geweest en welke zijn dan die punten Hij zal ze
nagaan.
In de eerste plaats is door den directeur er op gewezen
dat het hoofddoelvermeerdering van gasbergingook door
zijn planzoo niet voor altijddan toch voor eene reeks van
jaren verkregen wordt. Spr. wenscht te vragen hoe groot
zal die reeks van jaren zjjn Wanneer men let op het feit,
dat het gasverbruik in de laatste jaren bij een gasprijs van
9 cent per stère nog met 5 a 6 pet. is toegenomen en dat
deze vermeerdering nog zal toenemen wanneer de gasprijs
wordt verminderd dan gelooft hij dat hij zich niet aan over
drijving schuldig maaktwanneer hij beweertdatvolgt
men het plan van den directeur der gasfabriekmen met 5
a 6 jaar op nieuw weer tot verandering zal moeten overgaan.