132 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 22 November 1883. Neenhij is gebleven bij dat planwaarbij door de verplaat sing van zijn woonhuis een z. i. voldoend terrein zal wor den verkregen. Intusschen is de hoofdgrief, waarom spreker het voorstel van burgemeester en wethouders bestrijdtde smakeloosheid van dat voorstel. Hij zal niet uitwijden over de 60 meter, die men volgens den directeur der gemeentewerken verder zal moeten loopen om van en naar de stad te gaan maar wil alleen hierop wijzendat waar men een regte entree heeftmen niet ligt moet overgaan tot het maken van een kromme. Daarvoor moeten al zeer overwegende redenen bestaan en die bestaan hier niet. Spr. wijst er op, dat er soms handen vol geld worden uitgegeven om juistwaar de ingang van steden langs omwegen leiden de belemmeringen voor een regten weg op te ruimen. Het gebeurt wel dat belangrijke vastigheden wanneer die blijken in den weg te staanworden aangekocht om maar tot een royale entree te kunnen geraken. Hier heeft men nu eens flinke entrée's en op verschillende punten heeft men die niet dan met vrij aan zienlijke geldelijke offers verkregen. En zal men nu een van die entrees weer prijs gevenzonder dat daarvoor bepaalde noodzakelijkheid bestaat De directeur der gemeentewerken ziet hierin geen bezwaar, maar naar het spr. voorkomtlijdt die ambtenaar in dat opzigt wat aan eenzijdigheid want het spreekt toch van zelf, dat waar de regte entree vervalt, de welstand moet worden geschaad. Thans heeft men aan de eene zijde van den weg een muur en aan de andere zijde plantsoen met hoogopgaande boomen. Dat alles zal niet het geval zijn, wanneer men het plan volgt- dat door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Dau zal men geen fliuken ingang krijgenMen zal een omweg moeten maken van 60 meter en nu zegge men niet, maar 60 meter, want al was de omweg ook slechts 5 meter, dan nog zou men er rekening nude moeten houden, vooral ook in opzigt tot den welstand. Terwijl men nu, wanneer men in en uit de stad gaat, een vrij gezigt heeft, zal dit dan niet het geval zijn. Daarenboven is hoofdpassage langs de oostzijde van het Dokkumerend en langs de fabriek. Spr. wil hierdoor niet te kennen gevendat zij aan den anderen kant geheel onmogelijk is, maar toch zal zij daar met oneindig vele moeijelijkheden hebben te kampen. Hij stelt zich voor, dat de passage vooral met rijtuigenook dan wanneer het voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomenlangs de oostzijde van het Hoeksterend zal blijven en dan zullen twee bruggen moeten worden gepasseerd, die niet in regtelijn met den weg liggen, waarvan het passeren dus voor rijtuigen zeer lastig zal zijn. Spr. zal ten dezen niet meer bijbrengen. Hij gelooft, dat het geen verder betoog behoeft dat de verlegging van den weg vele bezwaren zal medebrengen en dat zij vooral den welstand zal schaden. Deze moet er onder lijden en hiertoe wil hij niet medewerken, dan alleen wanneer het geheel onvermijdelijk is. En laten wij nu eens zien, zegt spr., of hier werkelijk die benadeeling van den welstand onvermijdelijk is. Blijkt het van wel, welnu dan zal hij zich bij de zaak moeten neerleg gen. Hij zal dan van twee kwaden het minst kwade kiezen. Het komt hem echter voor, dat benadeeling van den welstand in dezen niet onvermijdelijk is. De directeur der gasfabriek zegt immers in zijn schrijven dat er voor het tegenwoordige gelegenheid bestaat tot eene gasberging van 5200 stère, dat drie van de tegenwoordige gashouders 4000 stère kunnen bevatten, dat, wanneer men deze behoudt en kan besluiten om zijn huis wat te verplaatsen en wel in de rooijing van het logement „stad Dockum" men door amotie van de 2 andere kleine gashouders gelegenheid bekomt voor het maken van een gashouder die 3000 kub. meter gas kan bevatten, welk cijfer met dat door den heer Duparc genoemd een verschil geeft van 600 meter. In het geheel zou men dus eene gasberging bekomen van 4000 -f- 3000 7000 kub. meter, welke gas berging volgens den directeur ruimschoots voldoende is voor eene gasconsumtie van 11,000 M3. per 24 uur, des noods nog van meer. Wanneer men nu bedenkt, dat tot dusver de groot ste gasconsumtie per 24 uur was op 5 December 1881 en 1882 telkens ongeveer 8100 M8. dan zal men nog altijd 3000 VI8. meer gas kunnen leveren dan tot dusver op den druksten dag werd gevraagd. De directeur der gasfabriek is op grond hiervan van mee ning datgaat men tot den door hem beoogden maatregel overvoor verscheidene jaren in de behoefte aan meerdere gasberging is voorzien. Mogt men echter nog van oordeel zijn, dat eene werkelijke gasberging van 7000 meter nog on voldoende is, dan zou men door zijn huis niet slechts eenige meter» vooruit, maar in het plantsoen aan den overkant van den weg te plaatsen, gelegenheid erlangen tot het maken van een gashouderdie met de driewelke hij wenscht te laten bestaan 9000 M3 zou kunnen bevatten. Ook dan nog zou de weg en het uitzigt kunnen worden behouden. De direc teur der gasfabriek vond echter de laatste verplaatsing van zijn woonhuis niet direct noodzakelijk. Hij is overtuigddat reeds door de eerste verplaatsing van slechts eenige meters wel zoo genoegzame gelegenheid tot gasberging wordt beko men dat men in de eerste jaren er niet weêr aan behoeft te denken om de gasberging uit te breiden. De heer Bruinsma heeft gezegddat men door de uitbrei ding door den directeur der tabriek beoogd, slechts voor een jaar of 5, 6 zou zijn geborgen, spr. gelooft van langer, maar al was men ook maar 5 a 6 jaar geborgen, dan nog zou men met het oog op verschilleode omstandigheden met die uit breiding te vreden kunnen zijn. Maar nu nog, zegt sprde bergruimte. Door verschillende leden is er op gewezen dat deze onvoldoende isdat men geen genoegzame gelegenheid heeft tot berging van het ver schillend materieel, als lantaarns, pijpen, teerfusten enz enz., maar moet aan de berging dier voorwerpen de thans be staande entree der stad worden opgeofferd? Er is op ge wezen dat het terrein van de houtveilingen niet geschikt is om daarop gashouders te stichten maar is dat terrein mis schien dan ook niet goed om daarop eene gelegenheid te maken tot het bergen van teerfusten enz. Men zal misschien er op wijzen dat het wat afhandig ligt, dat het meer werk loon zal vorderen dan wanneer een en ander op het fabrieks terrein zelf kon worden geborgen, maar het is hier de vraag nietwaardoor zal de fabriek het minst moeten uitgeven en dus het meest worden gebaatmaar het is hier de vraag is ook deze zaak zoo onvermijdelijk, dat men daarvoor een toe stand in het leven moet roepen, waardoor een geheel gedeelte van den uitgang der stad wordt misvormd. Naar het spr. voorkomt hebben de voorstellers zelve gevoeld, dat de ar gumenten, die voor het voorstel van burgemeester en wet houders werden bijgebragtniet erg klemmend, niet sterk waren men heeft er daarom bijgehaald de voorgestelde ver betering van het vaarwater ter plaatse met annexe werken. Maar ook zonder dat aan de gasfabriek werken plaats hadden Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 22 November 1883. 133 zou men tot die verbetering kunnen overgaan. Niet dat spr. er tegen is dat die verbetering tegelijk met de uitbrei ding der gasfabriek plaats heeftneen hij kan zich daarmede zeer wel vereenigenmaar zij mag niets afdoen in zake de kwestie omtrent de uitbreiding der gasfabriek. Het spreekt toch van zelf, dat al wordt ze ook onder die uitbreiding opgenomen of liever al wordt zij daarmede te gelijk uitge voerd er toch het noodige geld voor zal worden gerekend De verwijding der gracht of verbetering der vaart is een ge heel afzonderlijk werk en ook dan wanneer er niet tot uit breiding van de gasfabriek werd overgegaanzou hij er zich mede kunnen vereenigen om dat werk toch uit te voeren, in dien er behoefte en mogelijkheid daarvoor bestaat. Eu wat nu de kosten betreft van de uitvoering van het plan van den directeur der gasfabriek, spr. gelooft, dat deze zijn opgedreven. De directeur der gemeentewerken komt tot eene som van 19,300, maar daaronder is begrepen voor de verlegging van den weg en voor veranderden plantsoenaanleg ƒ800 en voor werken aan het afsluitingsliekwerk ƒ1500. Hem komt het voor, dat deze twee sommen niet daaronder behooren. Ver legging van den weg en veranderde plantsoenaanleg is bij aanneming van het plan van den directeur der gasfabriek immers volstrekt niet noodig, evenmin als de werken aan het afsluitingshekwerk. Het oude afsluithek kan toch be houden blijven. Ook de som van ƒ9000 voor verplaatsing van het huis komt hem wel wat veel voor. Het is toch een feit, dat het huis maar kort geleden is gesticht, de kozijnen, de dakspantenin een woord het materiaal is dus nog goed en vergroot behoeft het niet te worden. Er zou niets aan behoeven te gebeurenware het niet dat vroeger de zuinig heid de wijsheid had bedrogenMen heeft indertijd gemeend, en spr. wil gaarne erkennendat hij er zich toen niet tegen heeft verzet, het nieuwe huis van den directeur der gasfabriek te moeten optrekken op dezelfde plaatswaar men vroeger twee loodsjes had. Men wilde daarvan de fundering behou den. Dit is wel zuinig mêar tevens minder juist geweest, want had men een geheel nieuw huis gebouwd, voorzeker had men het dan gesticht in de rooijing van het logement „Stad Dockum", in welk geval thans aan geen terreinsuitbreiding van de gasfabriek door verplaatsing zou behoeven te worden gedacht. Doch hoe het zij het komt sprvoordat de uitvoering van het plan van den directeur der gasfabriek in geen geval meer dan ƒ9000 zal eischen en is nu deze som te groot, wanneer men daardoorzooals de heer Bruinsma zeidevoor 5 a 6 jaar gedekt zal zijn Eindelijk nog een enkel woord omtrent het bewerendat men ook wel wat het oog mag houden op het electrisch licht. Het gaat spr. als den heer van Harinxma thoe Slootenhij heeft een goed vertrouwen op de toekomst van het gas. Het gas zal zijn plaats wel behouden maar toch gelooft hij dat ook het electrisch licht eene toekomst heeft. Wanneer hij ziet, hoe de localen der Rotterdamsche courant, de kantoren vau de heeren Schoffer en Hoog enz. allen reeds zijn voorzien van inrigtingen voor electrisch licht, dat men te Amsterdam electrisch licht aantreftniet alleen meer bij Krasnapolsky maar reeds in vele koffijhuizen en andere gebouwen, dan ge looft hij dat daarwaar wordt gesproken van te wachten vermeerderd gasverbruiktoch ook wel wat op dit licht mag worden gelet. Hij gelooft dat bij de bestaande feiten pui opzigte der electrische verlichting, men zich geen denk beeld meer behoeft te scheppen van enorme toename van het gasverbruik. Waar toch zal het electrisch licht het eerst wor den ingevoerd Juist bij hen, die de grootste gasconsumeuten zijn. Z. i. zou alhier in het tuchthuis, het postkantoor en enkele fabrieken met succes van het electrisch licht kunnen worden geprofiteerd. Spr. beweert niet dat het gas zal worden verdrongen, neen hij wijst alleen op het bovenstaande om te doen uitkomen dat men bij de plannen tot uitbreiding der fabriek wel wat op het electrisch licht mag rekenen. Spr wil eindigen, maar kan dat niet doen dan na ook nog een enkel woord te hebben gezegd omtrent het argument door enkelen aangevoerd, dat n 1. de Schrans door gas uit de gemeentelijke gasfabriek zoude kunnen worden verlicht. Hij is er niet tegenom een deel van eene andere gemeente ook te doen deelen in het genot van hier bestaande inrigtingen, mits dit mogelijk is zonder dat de belangen van deze gemeente daardoor worden geschaad. Deze gemeente moet er geen opoffering voor behoeven te doen en hij zal dus tegen die aanvraag zijn indien men door inwil liging daarvan zou moeten komen tot eene uitbreiding der gasfabriek, welke anders niet noodig zou zijn of die alleen door misvorming van een gedeelte der stad is te verkrijgen. De heer Brunger wil de discussie niet meer rekken Toch wenscht hij zijne stem, die hij zoo straks zal uitbrengen in het kort te motiveren. Hij zal voor het voorstel van burge meester en wethouders stemmen en wel om de redenen die in het verslag van rapporteurs zijn nedergelegd en thans nader zijn aangegeven door de heeren Bruinsma, v. Harinxma thoe Slooten en Duparc. Die heeren hebben geheel zijn idee uit gesproken en had hij vroeger reeds eene gevestigde opinie omtrent de onderwerpelijke zaakhij is geenzins daarvan teruggekomen door hetgeen door de tegenstanders van het voor stel van burgemeester en wethouders in het midden isgebragt. De heer Star Busmann zal ook met het oog op de lange beraadslagingen, die reeds zijn gevoerd, niet veel geduld meer van de leden vorderen. Toch wenscht ook hij, evenals de heer Brunger, zijne stem te motiveren, vooral omdat hij uit maakt de minderheidwaarvan in het verslag van rapporteurs wordt gesproken. Hij kan zich niet met de conclusie van rapporteurs ver eenigen, maar zich daarentegen geheel aansluiten bij het voorstel van burgemeester en wethouders, en wel op de gron den, breedvoerig in de sectiën besproken en waarvan een feitelijk resumé in het verslag is nedergelegd. Hij acht het onnoodig die gronden hier te herhalen. Alleen wil hij nog opmerken, naar aanleiding van eene opmerking van den heer Bruinsma, dat de commissie van rapporteurs het niet wenschelijk heeft geoordeeldin haar rapport over te nemen het door den heer directeur der gas fabriek ingediend plan. De commissie toch meende dat het hier niet geldt eene keus tusschen twee plannen dat van laatstgenoemden ambte naar en dat van den directeur der gemeentewerken, overgenomen door burgemeester en wethouders maar hier alleen het voor stel van burgemeester en wethouders aan de orde was gesteld. Ook bij het stellen der conclusie is de commissie van deze I meening uitgegaan Spr. zal vóór het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen en wel omdat het hem voorkomtdat men alleen op die wijze op afdoende wijze kan voorzien in de gebleken I leemten en gebreken

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1883 | | pagina 7