Vergaderiüg van Dingsdag 24 Mei 1887. «I Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 24 Mei 1887. Tegenwoordig 18 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren Mr. J. S. baron van Ha- rinxma thoe Slooten Mr. E. Star Busmann en J. J. Brunger. Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester. I. De notulen van de vorige op 10 Mei jl. gehouden verga dering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd. II. Wordt medegedeeld 1Een circulaire van Ged. Staten betreffende eene algemeene herziening der plaatselijke verordeningen tegen wier overtre ding straf is bedreigd. De Voorzitter deelt mede, dat de Commissie voor de strafverordeningen de bedoelde herziening in voorbereiding heeft en weldra met een voorstel tot den raad zal komen. 2. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd a. het raadsbesluit tot afsluiting der geldleening voor de ver betering van de gemeentelijke gasfabriek tot een bedrag van '172.000. b. tot het aangaan eener overeenkomst met den heer H. W. Huber, betreffende den afkoop eener grondpacht. 3. dat ter uitvoering van 't raadsbesluit van 8 February j.l. met de eigenaren van de sloot tusschen de Romkeslaan en den weg Achter de Hoven een overeenkomst tot overdragt dier sloot is gesloten dat echter een der mede-eigenaren, J. Nieuwenhuis daartoe niet heeft medegewerkt, doch dat diens medewerking even wel niet volstrekt noodzakelijk was, omdat de demping, riolering en bestrating ook zonder deze kan tot stand komen. Deze mededeelingen worden voor notificatie aangenomen. III Wordt ter tafel gebragt 1. De rekening en verantwoording van de administratie der stads-bank van leening, over 1886. Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen van de heeren KuipersMinnema Buma en Bekhuis. 2. Eene aanbeveling ter benoeming van een voogd der Stads armenkamer. Deze aanbeveling bestaat uit de heeren: T. B. Plantenga Dr. S. Meindersma en T. Ottema. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onder- handsche verhuring van de woning Oldegalileën no. 30. 4. Het rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der rekening van het stadsziekenhuis over 1886. De stukken sub 2 tot en met 4 worden ter visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op roepingsbrief vermelde punten. 1. Advies van de commissie voor de reclames op een be zwaarschrift in beroep tegen een aanslag in de dir. belasting op het inkomen, dienst 1886 en 2. Rapport der commissie omtrent bezwaarschriften tegen aanslagen op het primitief kohier der dir. belasting op het in komen dienst 1887. In verband met de behandeling dezer beide punten wordt de openbare vergadering tijdelijk gesloten. Na heropening van deze wordt overgegaan tot 3. Voortzetting der behandeling van de ontwerp-verorde ning, houdende algemeene bepalingen van politie. (Zie bijlagen no. 2 3 en 5 tot het verslag van 's raadshan- delingen.) De voorzitter stelt voor wegens de afwezigheid van den heer Star Busmann de behandeling van diens amendementen tot na der uit te stellendoch de overige artikelen van het ontwerp in behandeling te nemen. Daartoe wordt besloten Art. 69. Wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden. 1°. hij, die bij vriezend weder de openbare straat schrobt of daarop water werpt of, indien de straten met sneeuw of eene ijskorst bedekt zijn eene glijdbaan maakteene gemaakte glijdbaan als zoodanig gebruiktzich met eene prikslede of eenig ander voorwerp van eene pijp brug of wal laat afglijden of op de openbare straat op schaatsen rijdt 2°. hijdie sneeuw van waar ook op de openbare straat brengt of die daarop liggende door vegen scheppen of welke andere middelen ook verplaatst. Zijdie aan grachten wonen mogen de sneeuw in de gracht of op het ijs brengenmits de bijten worden open gehouden. De heer Reeling Brouwer heeft cenig bezwaar tegen de laatste alinea waarbij het alleen aan hen die aan de grach ten wonenzal veroorloofd zijn do sneeuw, die voor hunne wo ningen ligt, in de gracht of op het ijs te brengen, mits de bij ten worden open gehouden. Hij ziet niet in waarom deze vergunning niet mag worden verleend ook voor hen die niet aan een gracht wonen en wilde daarom voorstellenom deze bepaling in dien zin te wijzigen dat alle ingezetenen met in achtneming van de beperkende voorwaarde de sneeuw in de gracht of op het ijs mogen brengen. De heer Menalda had hetzelfde bezwaar als de vorige spre ker en wenscht ook eene wijziging van die alinea welke hij in den vorm van een amendement vóór de opening der vergade ring aan de commissie heeft medegedeeld. Hij heeft echter nog een ander bezwaar tegen dit artikel. Dat betreft n.l. de 1ste zinsnede van sub 2 waarbij verboden wordt het verplaatsen van de sneeuw. Dat woord vindt hij ongelukkig gekozenwant wordt deze bepaling onveranderd vastgesteld dan zal men de sneeuw die vóór zijn woning ligtniet mogen opruimenhet geen vooral vóór de bewoners van naauwe straten en stegen groot ongerief zal opleveren want dan hebben deze maar ge duldig te wachten tot de arbeiders van de gemeente hen van de sneeuw komen verlossen. Hij stelt dus voor om in de plaats van verplaatst sub 2 te lezen „op het erf van anderen over brengt" en ter vervanging van de laatste alinea te lezen „Het is echter aan ieder vergund de sneeuw in de gracht of op het ijs te brengen, mits de bijten worden opengehouden." Deze amendementen worden ondersteund en in behandeling genomen. De heer van SlotGrdijck heeft tegen het 2e amendement geen bezwaar, hetgeen bij zijne medeleden der commissie eveneens wel het geval zal zijn. Doch de voorgestelde wijzi ging in het eerste lid sub 2 acht hij minder wenschelijk. Het doelmet de voorgedragen bepaling beoogd isdat niet ieder op zijne manier de sneeuw zal verplaatsen zooals het hem het bestegemakkelijkst en eenvoudigst voorkomt. Deze bepaling is niet nieuw en bestaat reeds sinds 1876, doch vóór dien tijd was de wanorde bij het opruimen van de sneeuw werkelijk bijzonder groot. De gemeentereiniging was toen ter tijd nog niet zoo ingespannen als tegenwoordigalthans van harentwege werd de sneeuw niet zeer spoedig opgeruimd hetgeen ook wel zijn grond vond in het geringe personeel. Het opruimen werd dus overgelaten aan ieders prudentie hetgeen tengevolge had dat het zeer onregelmatig geschieddewaardoor menigmalen geen gering gevaar ontstond voor de passage niet alleen voor rijtuigenmaar ook voor voetgangers. Om daaraan een einde te maken heeft de toenmalige burgemeester in de vergadering der commissie voorgesteldom den raad in overweging te ge ven eene bepalingals nu in dit artikel sub 2 voorkomtin de verordening op te nemen en daardoor de zorg voor de weg ruiming van de sneeuw en gros over te laten aan de gemeente reiniging. Om die reden heeft de commissie nu wederom deze bepaling voorgesteld. Bovendien zou een verbod als de heer Menalda heeft voorgesteldbuiten het kader der verordening treden. Deze moet waken voor de reinheid veiligheid enz. van de openbare straat, doch niet tegen den overlast, dien buren elkaar zouden kunnen veroorzaken en om civiele acties te kee-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1887 | | pagina 1