88
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 1887.
ken dienst was bestemdnu wederom daartoe te doen bestem
men. Voor zoover zijne herinnering zich uitstrekt, is in deze
vergadering nimmer dergelijk besluit genomen. Spr. acht dit
ook niet noodig. Spr. heeft slechts te wijzen op de vele raads
besluiten tot aankoop var. woningendie ter bewoning onge
schikt warendeze werden overeenkomstig het doel van den
aankoop geamoveerd terwijl de grond bestraat werdzonder
dat de raad ooit een besluit namom dien alzoo bestraten grond
voor den publieken dienst te bestemmen. De bestemming kreeg
de grond eenvoudig door de bestrating en door hem alzoo voor
het verkeer open te stellen. Dit is ook van toepassing op het
hier bedoelde terrein. Doch bovendienwaarom moet de raad,
vraagt spr., zich binden als men het zoo mag noemendoor
een besluitals burgemeester en wethouders voorstellen, waar
achter blijkbaar de bedoeling schuilt, om het terrein niet als
bouwterrein te verkoopendocli als plein in wezen te doen
blijven Afgescheiden echter van dit alles is een plein te dezer
plaatse volgens spr. ook geenszins noodig. Het zou ook eerst kunnen
worden verkregen indien de overige huizen aan de zijde van
de Klokstraat werden aangekocht en geamoveerd. Dat zou na
tuurlijk de gemeente op groote uitgaven komen te staanniet
evenredig aan het daarbij betrokken belang. Spr. althans ziet
de groote waarde daarvan niet in waar het hier eenhoofd
zakelijk door voetgangers gebruikten, verbindingsweg tusschen
naauwe straten betreft. Iets anders ware het, indien het b.v. de
Oude Doelensteeg gold die de Nieuwstad en het Zaailand
verbindt en bij meerdere breedte alligt een hoofdtoegang van
het station tot het binnenste van de stad en omgekeerd zou
kunnen worden.
Spr. zal echter thans niet verder uitweiden over het al of
niet groote belang van de aanwezigheid van een plein in dat
gedeelte der staddoch zou in overweging willen geven
om alleen te besluiten tot het doen bestraten van die open ruimte.
Hij heeft ten slotte nog eene opmerking ten opzigte van de
conclusiedie z.i. niet geheel strookt met de praemissen van
het voorstel. Daarin wordt gesproken van den grond openge
vallen door de amotie van den Nieuwetoren en van het gebouw
Klokstraat no. 14en toch wordt alleen van het laatstgenoemde
gewag gemaakt in de conclusie. Deze zal dus in dien zin moe
ten worden aangevuld.
De heer Troelstra doet opmerken, dat het eenigszins twij
felachtig is of de grond kan heeten altijd tot den publieken
dienst te zijn bestemd geweest. Wel is een gedeelte daarvan
vrijgekomen door de amotie van den Nieuwetorenmaar toch
is het grootste gedeelte verkregen door het amoveren van het
belendend gebouw. Dit was oudtijds eene kapel en zeker wel
als privaat eigendom van de gemeente te beschouwen deels
voor magazijn ten behoeve van de schutterij in gebruikdeels
voor particuliere doeleinden gebezigdbijv. tot het bergen van
kagchels en voor woning. Het zal dus niet in eens zijn uit te
makenof de grond al dan niet nog uitdrukkelijk voor den pu
blieken dienst moet worden bestemd. De heer Duparc ver
meent nu weldat alleen door het doen bestraten reeds die
bestemming aan het terrein zal worden gegevenmaar spr.
beschouwt dat meer als een feitelijke bestemmingeen maat
regel om het terrein voor publiek verkeer geschikt te maken.
Doch hoe dit ook zij in elk geval kan het voorstel beschouwd
worden als eene bescheidenheid van burgemeester en wethou
ders, die uit eigener autoriteit het terrein hebben willen laten
bestratendoch nu eene beslissing van den raad uitlokken
of die grond al dan niet als bouwterrein zal worden verkocht.
De heer Duparc kan den twijfel omtrent den aard van
bestemming van dit terrein niet deelen en meentdit reeds
door het straks gesprokene voldoende te hebben aangetoond.
Hij heeft gewezen op de besluitenvóór en na door den raad
genomenom woningen aan te koopenten einde die te amo
veren waarbij echter nimmer sprake is geweest van een be
stemming van den open te vallen grond voor den publieken
dienst. Evenmin was dit het gevaltoen de gemeente indertijd
grond aankochtom de stad uit te breidenen dien grond voor
onderscheidene doeleinden aanwenddebijv. het slichten van de
nieuwe veemarkt. Alleen door het inrigten van den grond voor
dat doelgelijk ook thans het geval zal zijn door het bestraten
van dit terrein werd daaraan de bestemming gegevendat het
voor den publieken dienst in gebruik zou worden genomen.
Zoolang spr. lid van den raad iswerd nooit dergelijk besluit
genomen en, voor zoover hij heeft kunnen nagaan, is dit elders
ook nooit voorgekomen.
De heer Reeling Brouwer meent, dat de raad zich bij
het besluit tot amotie vart het gebouw in de Klokstraat had
voorbehouden om nader eene beslissing te nemen omtrent de
aan den open te vallen grond te geven bestemming. Spr. nu
heeft medegewerkt tot het doen van dit voorstelom die open
ruimte te behouden. Hij achtte dit dienstigzoowel voor het
verkeerals om den omwonendendie vroeger ontegenzegge
lijk daar benaauwd woonden, meer lucht en licht te verschaffen.
Wordt de grond weder bebouwddan vervalt men in den vroe-
geren toestand. En hoe zal men moeten bouwenvraagt spr.*?
De grondwelke eene oppervlakte van 231 centiare heeftis
te klein en niet geschiktom te worden bezet met eenigc klei
nere woningendoch zal moeten worden bestemd voor één
groot gebouwwaarin slechts licht is te verkrijgen door bin
nenplaatsen.
De Voorzitter deelt mede, dat de opvatting van den heer
Troelslraals zou dit voorstel zijn grond vinden in eene eer
biediging van de regten en bevoegdheden van den raadz. i.
juist is. Het is waar, dat burgemeester en wethouders den
grond hadden kunnen doen bestraten en daarom heeft spr. in
dertijd voorgesteldom in de voorwaarden van den ver
koop van het gebouw eene bepaling op te nemendat de
koopers den grond zouden bestraten. Uit overwegingdat
de gemeente waarschijnlijk goedkooper die bestrating zoude
kunnen doen uitvoerendoor aanwezige keijen daarvoor te
gebruiken hebben burgemeester en wethouders die bepaling
niet opgenomenmaar ookomdat bij het besluit tot amo
tie de toezegging was gedaandat de raad nader omtrent
de te geven bestemming zoude kunnen beslissen. Burgemees
ter en wethouders meenden dus in dezen niet eigenmagtig te
kunnen handelen. De hoofdzaak is nudat de raad beslisse
of het open terrein in wezen zal blijven dan wel of het zal
worden verkocht. Spr. is vóór het eerstezonder nog eene
vergrooting van de verkregen ruimte door aankoop van andere
panden in uitzigt te willen stellen. Hij is echter van oor
deel dat de gemeente niet mag verzuimenwaar zij kan om
aan de ingezetenen meer lucht en licht te verschaffen. Zonder
in groote kosten te vervallendaarzooals hij zeideoude
keijen kunnen worden gebruiktzal aan de omwonenden een
groote dienst worden bewezenwanneer besloten wordt het
terrein onbebouwd te laten.
De heer Troelstra wijst er op dat deze zaak eene kleine
geschiedenis heeft. Toen het gebouw in de Klokstraat zoude
worden afgebrokenwenschte de voorzitter in het bestek eene
bepaling op te nemen dat de kooper den vrijvallenden grond
zoude bestraten. De reden waarom het dagelijksch bestuur zich
niet daarmede konde vereenigenwas dat door die bepaling
reeds eene bestemming aan den grond zoude worden gegeven
terwijl men meende dat de raad zich hierover had te verklaren.
Ook was het collegie het onderling nog niet eens over de
bestemming van dat terreinen wanneer nu werd besloten
het als bouwterrein te verkoopen dan zou het bestraten noo-
delooze kosten veroorzaken.
Dit zou mede het geval zijn indien bij de behandeiing der
begrooting soms van de zijde van den raad een voorstel werd
gedaan en aangenomen om bedoeld stuk grond voor bouwter
rein te bestemmen.
Spr. acht het voor bouwterrein geschikt. Tegenover hen die
breed uitmetendat de straat zoo naauw zal zijn en licht
en lucht zal worden ontnomenkan spr. er aan herinneren
dat sommige leden er niet tegen hebben opgezien dat op die
plaats niet een gebouw van 8 meter maar zelfs een toren van
40 of 80 meter hoogte zou worden opgerigtSpr. zal er zich
niet verder over uitlatenmaar hij verklaartdat hij voor het
denkbeeld van den heer Plantenga zal stemmen. Het verschil
van gevoelendat tusschen het collegie bestondkan dus mede
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 12 Julij 188/.
beschouwd worden als aanleiding tot het doen van dit voorstel,
waarover de raad nu kan beslissen.
De lieer Plantenga stelt nu voor, dat de raad besluite:
het terreinvrijgevallen door de amotie van den Nieuwetoren
en het huis Klokstraat no. 14, te bestemmen voor bouwterrein
en burgemeester en wethouders uit te noodigen den raad voor
stellen te doen betreffende de voorwaarden van dien verkoop.
De heer Duparc heeft een ander amendement. Hij wil
volstrekt niet zeggen dat hij tegen eene bebouwing van dit ter
rein zou zijn maar is niet voldoende op de zaak voorbereid
om nu reeds zijne opinie daaromtrent uit te spreken. Evenwel
wenscht hij den raad in niets tc binder.hij stelt daarom als
amendement op het voorstel van burgemeester en wethouders
voor, te besluitenhet terrein in afwachting van de daaraan
te geven bestemmingte doen bestralen. Daardoor wordt in
geen enkel opzigt aan hot denkbeeld van den heer Plantenga
gepraejudicieerd en wordt de gelegenheid niet benomenom
als de raad het later wenschelijk acht, den grond voor
bouwterrein te verkoopenalsnog een besluit te nemen om
hem aan den publieken dienst te onttrekken en daarna tot den
verkoop over te gaan.
De heer Plantenga zal zich niet verdiepen in de kwestie
van vormof deze grond al dan niet voor den publieken dienst
moet worden bestemd. Hij vindt echter den door den heer
Duparc aangegeven weg omslagtig. Die geachte spreker is in
principe wel genegenom liet terrein te verkoopenmaar is,
volgens zijne verklaringdaarop nu nog niet voldoende voor
bereid. Spr. kan zich dat niet begrijpen z. i. toch is de zaak
niet zóó gecompliceerddat daarover gedurende weken moetkocht,
worden nagedacht. Sedert dat terrein een open plek is gewor
den is al dadelijk bij ieder lid van den raad mag hij veron
derstellen de vraag gerezen wat daarmede gedaan zal wor
den. Die vraag is dus nu wel voor oplossing vatbaar. De zaak
is eenvoudigdat de raad beslisse tot den verkoop terwijl la
ter de wijze waarop en de voorwaarden waaronder die zal
geschiedenkunnen worden besproken.
toond dat een gebruik ten publieke nutte in het leven wordt
geroepen. Hij heeft van het voorstelalsmede uit het heden
gesprokene den indruk gekregen dat het voorstel een gevolg is
van een verschil van gevoelen bij de leden van het dagelijksch bestuur
over die bestemming twee leden zijn voor bebouwing en twee
nietdaarom willen burgemeester en wethouders de beslissing
overlaten aan den raad. Spr. heeft op zich zelf niets daartegen
maar vindt in de conclusie niet juist geformuleerdwaarover de
raad moet beslissen. Zij hadden eenvoudig kunnen voorstellen,
om dezen grond te bestraten zonder van de bestemming verder
gewag te maken.
Later zal de bestemming kunnen worden veranderddoch
eerst dan, wanneer men ten volle is voorbereid. Daarom kan spr.
niet medegaan met het voorstel van den heer Plantenga. De
leden hebben wel is waar inzage kunnen nemen van eene tcc-
keningwaarop een plan van bebouwing is aangebragtdoch
die geeft geen blijken van eene goede exploitatie. De drie pan
den die volgens die teekening zouden kunnen worden gebouwd,
missen voldoende lucht en lichtzoodat naar aanleiding van die
teekening de raad niet wel tot bebouwing zal kunnen besluiten.
De heer Plantenga wenscht even mede te deelendat
door burgemeester en wethouders tot het doen van dit voorstel
is beslotenvoor dat hij tijdelijk in dat collegie zitting had ge-
j nomen. En in de 2de plaats erkent hij, dat hij aanneming van
zijn voorstelde raad niet in het minste gebonden is aan eene
bebouwing volgens de door burgemeester en wethouders over
gelegde teekeningdie ook volgens spr. niet in alle opzigten
aanbeveling verdient. Zijn doel was dan ook nietom den raad
daaraan te binden doch alleen in principe door den raad te
zien uitmakendat dit terrein als bouwterrein zal worden ver-
Vandaar zijn voorstel.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het amendement van den heer Duparc wordt in stemming
gebragt en aangenomen met 7 tegen 5 stemmendie van de
heeren van der ScheerPlantengaTroelstra, Reeling Brouwer
en Bekhuis.
De heer Duparc herhaalt, dat hij zoo onvoorbereid de kwes
tie van den verkoop niet in eens kan beslissenmaarzooals
hij zeidezal men bij aanneming van zijn amendement door
niets worden belet, om later tot bebouwing van het terrein te
besluiten. Er moet echter verandering in den toestand daar
ter plaatse worden gebragt. Men heeft daar, midden in de stad,
slechts bij een weinig regen grooten hinder van modder en
reeds bij eenige droogte grooten last van de stof. En nu behoort
tot den pligt van het gemeentebestuur, hieraan een einde te
maken. Zijn amendement is ook geheel in den geest van
burgemeester en wethouders, want door de bestrating zal het
terrein voor den publieken dienst worden bestemd. Men heeft
dan tevens den tijd om af te wachten of er zich aanvragen
voordoen, om het terrein aan te koopen voor bebouwinghet
geen niet onwaarschijnlijk is. Men weet thans ook volstrekt
nietwelke waarde deze grond als bouwterrein misschien ver
tegenwoordigt.
De lieer Reeling Brouwer kan met den heer Duparc
niet medegaan. Ieder lid van den raad toch heeft vrijheidom
een zelfstandig voorstel tot bebouwing van dit terrein te doen I
en zoo dit werd aangenomenzouden de kosten voor de bestra- 1
tingal zijn die onder deze omstandigheden niet groottoch tc
vergeefs zijn gemaakt. Daarom is spr. voor aanneming van het
voorstel van burgemeester en wethoudersom het terrein voor
den publieken dienst te bestemmenm.a.w., om niet tot bebou
wing over te gaan.
De lieer van Sloterdijck heeft het amendement van den
heer Duparc ondersteund omdat het in harmonie is met het
voorstel van burgemeester en wethouders en alleen strekt, om
den vorm van dat voorstel te verbeteren. Hij is het met dien
geachten spreker eensdat het niet aangaat om tot bestem
ming van dezen grond voor den publieken dienst te besluiten
daar met een besluit tot bestrating genoegzaam wordt aange-
Het aldus gewijzigd voorstel van burgemeester en wethouders
wordt daarop in stemming gebragt en aangenomen met 7 te
gen 5 stemmendie van de heeren van der Scheer, Plantenga,
TroelstraReeling Brouwer en Bekhuis.
De heer Plantenga trekt nu zijn voorstel in.
Aldus is besloten het terreinopengevallen door den ver
koop op afbraak van den Nieuwetoren eri het gebouwplaat
selijk gekwoteerd Klokstraat no 14, in afwachting van de daar
aan te geven bestemmingmet keijen, die nog in voorraad zijn,
te doen bestraten.
3. Voorstel v m burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verhuring van de werkplaats Raadhuisstraatje No. 1
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform dit
voorstel besloten
voorbehoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten
van Friesland, aan L. Stam, alhier, onderhands in huur af te
staan de werkplaats, plaatselijk gekwoteerd Raadhuisstraatje No.
1 voor het tijdvak loopende tot 12 Mei 1888, tegen een huur
prijs berekend naar ƒ33 in hel jaar, en verder op door burgemees
ter en wethouders vast te stellen voorwaarden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan E.
Meijerovereenkomstig diens verzoek met ingang van 1 Sep
tember 1887 als zoodanig eervol ontslag te verleenen.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afwijzing
van een verzoek van E. J. de Vries, tot het plaatsen van
eene kiosk in het plantsoen bij het beursgebouw.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen
komstig besloten.