108
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 23 Augnstus 1887.
waardoor men de gelegenheid zal hebben een voorstel te doen,
om de som van 2200 op betere wijze te gebruiken, dan tot her
stelling van het algemeen afgekeurde hulpziekenhuis. Hij stelt
dus voor, de verdere behandeling dezer begrooting te verdagen
tot eene volgende vergadering.
De heer Hijlkema zal hier niet in beschouwingen treden
over de wenschelijkheid van het bouwen van een nieuw zieken
huis doch alleen er op wijzen dat z.i. de heer Duparc te ver
gaat. Het komt hem voor dat bij dien geachten spreker eenigs
zins dat praedomincertwaartegen het bekende spreekwoord
omtrent oude en nieuwe schoenen waarschuwt. Wel zal de heer
Duparc de oude schoenen niet wegwerpen om de eenvoudige
reden, dat hij er nog geen nieuwe voor in de plaats heeft
maar hij kant zich tegen elke herstelling der ouden aan om
daardoor eerder tot nieuwe te gerarken. Spr. kan niet beoor-
deelen of de som van 2200 te hoog ismaar in ieder geval
acht hij dat geld niet weggeworpen omdat het toch lot verbe
tering dient van een gebouwdatal komt ook eenmaal een
nieuw ziekenhuis tot stand dan toch voor een ander doeleinde
kan worden gebruiktwaarvoor dit geldzij het dan ook niet
in zijn geheeldan toch voor een groot gedeelte in de gemeente
kas zal terugvloeijen. Hij zal dus voor het voorstel der com
missie stemmen.
Dc Voorzitter wenscht er den heer Bekhuis, die bezwaar
heeft tegen het bedrag van dezen postop te wijzen dat de
cijfers verstrekt zijn door den directeur der gemeentewerken
nadat hem in eene bijeenkomst met de commissie van bestuur
gewezen was op de bestaande en te herstellen gebreken. De
hoofdbezwaren van den geneesheer-directeur zijn hem toen ook
medegedeeld met de opdragt om eene begrooting van kosten
op te maken.
Een der hoofdbezwaren van den geneesheer-directeur is dat
het hulpziekenhuis te ver verwijderd ligt van het hoofdgebouw,
een bezwaar echter, zegt spr. dat zeker niet minder ja wei-
ligt grooter zal worden wanneer het verplaatst werdtenzij
er een geheel nieuw ziekenhuis werd opgerigt met afzonder
lijke gelegenheid voor verpleging van lijders aan besmettelijke
ziekten.
Nu dit niet zal geschiedendient men de gebreken van het
hulpziekenhuis te doen wegnemen zooals hij straks zeide
zijn nieuwe trappen en ramen voor betere luchtverversching
noodigeveneens het aanbrengen van nieuwe privatenter
vervanging van het eenige bestaande dat nog wel buiten het
gebouw staat ook moeten de rookleidingen in overeenstemming
met de bepalingen van de betrekkelijke verordening worden
gebragt. De kosten voor een en ander zijn begroot op 2200.
Nu meent de heer de la Faille weldat voor die som of iets
meer, eene andere eenvoudige inrigting voor gelijk doel zou
kunnen worden opgerigtmaar deze verliest wel wat uit het
oogdat de kosten daarvoor niet zoo gering kunnen zijner
moet eene woning bij zijnen minstens 4 lokalen voor zieken,
daar er toch lijders aan verschillende besmettelijke ziekten te
gelijk moeten kunnen worden verpleegd die niet op één zelfde
vertrek kunnen liggen bijv. typhuslijders niet bij pokkenlijders
enz. Spr. gelooft, dat de kosten voor een nieuw hulp-ziekenhuis
eerder 20000 dan 2000 zullen bedragen. Dat overigens het
denkbeeld van den heer de la Faille in verband staat met de
oprigting van een nieuw ziekenhuisbewijst het voorsteldat
hij in Sept. 1885 met den heer Duparc heeft gedaan en dat
door den raad niet aangenomen is.
De heer Duparc had straks haast hel woord gevraagd voor
een persoonlijk feit. De heer Beucker Andreae toch heeft spr.,
als ware het, een bijoogmerk toegeschreven, nl. dat hij zijne
goedkeuring aan de begrooting slechts wilde onthouden om
daardoor te eerder tot een nieuw ziekenhuis te geraken. Spr.
zou op zijn beurt den voorstanders van den post kunnen ver
wijten dat zij op de verbetering van het hulpziekenhuis alléén
aandringenom daardoor de stichting van eene nieuwe inrig
ting waartoe het toch eenmaal moet komen, des te langer te
verschuiven.
Dat de discussiën zoo groote proportiën hebben verkregen, aan
wien is dit te wijten Spr. heeft er zich eenvoudig toe bepaald,
om aan te toonen, dat de voorgestelde ƒ2200, zonder nadere
toelichting of aanwijziging van de volstrekte noodzakelijkheid der
herstellingen door een deskundigeniet mag worden toegestaan.
Maar de voorzitter is bijv. in bijzonderheden getreden over
het ziekenhuis in Dordrecht, en over wat al niet meerde heer
Troelstra is een treurig tafereel gaan ophangen van de gc-
meente-finantiën nu in de naaste toekomst, alsof wij thans een
begroolings-debat hadden en niettemin wil ook hij een uit
gaaf van 2200 goedkeuren die alleen strekt tot besten
diging van een slechten toestand, terwijl hoegenaamd uit niets
blijktdat die uitgaaf volstrekt noodig is. Er is wel gezegd,
dat de directeur der gemeentewerken de begrooting heeft opge
maakt hetgeen wel niet anders kon, als hem de opdragt
daartoe werd gedaan maar uit niets blijkt, hoe hij over die
verbeteringen zelve denkt.
Sommigen mogen nuwat de plaats van het hulpziekenhuis
betreftligt denken over de verspreiding van besmettingdaar
tegenover staatdat wetenschap en ervaring beide dagelijks
leeren, dat men op dat punt de grootste voorzigtigheid moet in
acht nemendaar de verspreiding van smetstof vaak zoo uiterst
geheimzinnig plaats heeft. Daarom te minder dient men het
gevaar voorbij te zien van een bijna midden in de stad ge
legen gebouwwaar lijders aan allerlei besmettelijke ziekten
worden verpleegd en dat spr. een broeinest van zoodanige
ziekten blijft noemen.
De heer de la Faille wenscht nog op enkele punten in
het betoog van den voorzitter terug te komen. Evenals ook de
heer Duparc deed herinnert hij er aan, dat men niet meer in
1885, doch in 1887 is en dat hij nu niets anders tot stand
wenscht te brengen dan eene eenvoudige inrigting, voor het
verplegen van lijders aan besmettelijke ziekten. Het stichten
van eene grootsche inrigting, als een geheel nieuw ziekenhuis
zoude hors de saison zijnbij den min gunstigen toestand der
gemeente-finantien zooals die door den heer Troelstra is afge
schilderd. De slechte staat, waarin het hulpziekenhuis verkeert,
is van dien aard dat elke verbetering zoude zijn eene besten
diging van een onhoudbaren toestand. Wil men het hulpzieken
huis toch behouden dan heeft de dringende noodzakelijkheid
der voorgestelde verbeteringen geen nader beloog noodig. Hij
wenscht alleen in dezen geenc overhaasting en stelde daarom
uitstel der behandeling voorteneinde de gelegenheid te geven
voor het doen van een voorstel met plannen en teekeningen
voor het stichten van eene eenvoudige inrigting voor dit doel.
De raaddie nu op onbekend terrein is, kan zich dan op de
hoogte stellen van alles, wat in den laatsten tijd op dit gebied,
zich als doelmatig heeft leeren kennen.
De Voorzitter wijst er op, dat die vertraging in de be]
handeling aanleiding zoude geven dat de gemeentebegrooting
die op de goedkeuring van de onderwerpelijke begrooting wacht,
niet zou kunnen worden aangeboden, terwijl toch burgemeester
en wethouders aan een termijn zijn gebonden.
De heer Troelstra vraagt of dergelijke motieals de heer
de la Faille voorsteltwel te pas komt, vooral in verband metj
hetgeen daaraan wordt vastgeknoopt nl. het indienen van een
voorstel met teekeningen van eene inrigting, als hij bedoelt.
Door aanneming van die motie zou in hoofdzaak worden beslist,
dat er eene nieuwe inrichting noodig is, doch dit is niet aan de
orde. De begrootingdie nu in behandeling ismoet worden
goedgekeurd of verworpen de beslissing zou desnoods kunnen
worden geschorst indien men omtrent een of anderen post
meer licht verlangde maar een voorstel van dergelijke wijde
strekking gaat niet aan. En wie zal dan die teekeningen en het
plan van inrigting moeten indienen, vraagt spr. Burgemeester
en wethouders Maar voor dezen is het tijdvak van veertien
dagen, verloopende tot de volgende vergadering, zeker te kort
om zich in eene zoo belangrijke zaak geheel op de hoogte te
stellen van den omvang, de eischen enz. van de te stichten in
rigting. Spr. acht dus de motie onaannemelijk.
De heer Duparc, die tot dus ver in deze zaak homogeen
was met den heer de la Faille, heeft met den heer Troelstra
bezwaar tegen de motie. Spr. had van den voorsteller der motie
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 23 Augustus 1887.
verwachtdat hij in overweging zou geven, om de beslissing
over het voorstel der commissie aan te houden, in afwachting
van een rapport van den directeur der gemeentewerken, dat
spr. ter beoordeeling van dezen post bepaald noodzakelijk acht.
Verklaart die ambtenaar, dal dc post noodig is voor het gewoon
onderhoud van het gebouwspr. zal dan verder geen bezwaar
makenhem toe te staan. De geachte voorsteller der motie
zal zelf moeten inzien, dat hij daar thans te ver gaat.
De heer de la Faille heeft niets anders willen voorstel
len dan aanhouding van de beslissing over deze begrooting
wat hij daarbij op het oog had behoeft hier verder niet
ter sprake te komen het vroeger aangevoerde heeft eenvoudig
tot adstructie zijner motie gediend. Ieder lid heeft vrijheid
om een onderzoek in te stellen zonder dat de raad daarmede
voor een voorstel tot het stichten van een nieuw ziekenhuis
gesteld wordt. Men zal alleen gelegenheid hebbenom zelf
inlichtingen in te winnen of den raad intelichten door het over
leggen van teekeningen van eene nieuwe eenvoudige inrigting
en eene begrooting van kosten van de stichting daarvan.
De heer Troelstra achtdoor de nadere toelichting van
de motie de bezwaren daartegen niet opgeheven. Welken loop
van zijne motie heeft de heer de la Faille zich voorgesteld
vraagt spr. Wanneer zal de eindbeslissing genomen worden
Den G en ook den 13 September zal er weder vergadering zijn
en inogt ook dan reeds een voorstel met teekeningen en be
grooting ter tafel kunnen worden gebragtdan kan toch niet
terstond daarover worden beslist daar de leden de gelegenheid
moeten hebben om de zaak van alle kanten te bekijken. In-
tusschen moet deze begrooting toch worden vastgesteld. Spr.
zou het dan nog beter achtenom voorloopig dezen gemaaktcn
post voor memorie uit te trekken. Dan kon later bij eene sup-
pletoire bcgrooting over deze uitgave gestemd worden nadat
ook het rapport van den Directeur der gemeentewerken zou
zijn overlegd. Dan zou ook de heer Duparc geen bezwaar te
gen den post hebben, indien althans spr. hem goed heeft be
grepen. Hij heeft evenwel geen bezwaar tegen deze begrooting
en zal dus voor deze en tegen de motie tot uitstel stemmen.
Dc heer de la Faille deelt, na hetgeen door den heer
Troelslra in het midden is gebragtwaaruil hij heeft begrepen,
idat aanneming zijner motie eene belemmering in dc gemeente
administratie zoude teweegbrengen die hij niet voor zijne re
kening wil nemen mede dat hij zijne motie intrekt en het
denkbeeld van den heer Troelstra overneemt, om dezen post
voor memorie uit te trekken waarna de begrooting kan worden
vastgesteld.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
De Voorzitter zal nu de bcgrooting post voor post aan de
orde stellen.
De heer Duparc acht deze wijze van handelen in de eerste
plaats geheel overbodigdaar uit de gevoerde discussiën genoeg
bekend is geworden waarin het bezwaar beslaat. In de tweede
plaats echter oordeelt hij haar in strijd met de bepaling van de
armenwetvolgens welke de begrooting dezer instelling slechts
onderworpen is aan de goedkeuring van den raad. Uit gemelde
wettelijke bepaling echter put de raad geenszins de bevoegdheid,
verandering in de posten aan te brengen. Derhalve kan hij den
besproken post ook niet voor memorie uittrekken.
De Voorzitter ziet niet in, dat er eenige bedenking tegen
kan bestaan om nu er bezwaar blijkt te zijn tegen dezen
post, te onderzoeken of er ook nog andere posten zijn waartegen
ïcn of ander lid bezwaren heeft. De goedkeuring kan dan vol-
p n behoudens aan te brengen wijzigingen. In dien zin kan
iet bestuur van het ziekenhuis met de zienswijze van deze ver
gadering in kennis worden gesteld.
De heer DirkS ondersteunt dit gevoelendaar men, even-
ós bij elke begrootingtegen sommige posten bezwaar kan
bobben en andere onveranderd wenscht te behouden. In ver
band met die genomen besluiten wordt dan de bcgrooting ten
slotte in zijn geheel aan stemming onderworpen.
De heer Duparc komt tegen deze redeneering op. De
raad heeft spr. herhaalt het de begrooling slechts goed
of niet goed te keuren. Doet hij dit laatste dan zendt bij de
begrooting aan de commissie van bestuur terug, onder mededee-
ling van de redenen. Wal zouvraagt spr., de raad er wel
van zeggen indien b.v. Gedeputeerde Staten indien zij bezwaar
hadden tegen een of anderen post der gemeentebegrooting, deze
laatste niet aan den raad ter wijziging terugzonden, maar dood
eenvoudig zeiven de wijziging aanbragten
De heer Troelstra vermeent dat aan het bezwaar van den
heer Duparc dat hij nog zoo dadelijk niet kan deelen kan
worden tegemoet gekomendoor thans te besluiten, dat de raad
van oordeel is dat deze post voorloopig voor memorie moet
worden uitgetrokken de begrooting overigens goed te keuren
en aan de commissie van bestuur terug te zenden met de me-
dedeeling van de grondenwaarop die verandering van den
post steunt en met uitnoodiging de begrooting dienovereenkom
stig te wijzigen.
Hierop wordt hoofdstuk I der uitgaven goedgekeurd.
Bij hoofdstuk II art. 1 stelt de heer de la Faille voor de
daarvoor uitgetrokken som te verminderen met 2200.
De heer Duparc herhaalt met den meesten aandrang dat
de raad dergelijke verandering in de begrooting niet kan en niet
raag aanbrengen bij kan de begrooting, door het bestuur der
instelling vastgesteld, alleen goed- of niet goedkeuren. Door
zelf er verandering in te brengen zou hij zich plaatsen op het
standpunt der in casu zelfstandige instelling.
De heer Hijlkema deelt dit bezwaar en om aan de op
merkingen een einde te maken geeft hij in overweging door
de vergadering te doen uitmaken of dc bezwaren van den heer
Duparc af of niet gegrond zijn.
De heer Menalda had zich voorgenomen, nu de discussiën
zoo'n uitgebreidheid hebben verkregen, zich van deelneming aan
het debat te onthouden. Nu komt het hem echter voordat
men een verkeerden weg zal inslaan. Spr. zal tegen de be
grooting stemmen maar meentdat het voorstel van den heer
de la Faille ook onmogelijk kan worden aangenomendaar het
door hem overgelaten cijfer van 400 geheel willekeurig is ge
nomen. Gaarne had hij geziendat van den heer Duparc het
voorstel was uitgegaan om de begrooting tot het instellen van
een nader onderzoek te renvoyeren. Dit is de eenige juiste weg.
Men kent nu de bezwaren tegen den post voor herstellingen en
kan onderzoeken of de som van 2200 op dc begrooting thuis
behoort. Hij zal dus tegen het voorstel van den heer dc la
Faille stemmen, maar wil daardoor niet gecenseerd worden zich
met den post van 2600 te vereenigen.
De heer Oosterhoff vraagt of niet aan de geopperde be
zwaren kan worden tegemoetgekomen indien de heer de Ia
Faille zijn voorstel in dien zin wijzigt dat de begrooling aan
de commissie van het ziekenhuis worde teruggezonden onder
opmerking, dat de raad bezwaar moet maken die begrooting goed
te keuren, met het oog op den bewusten post van ƒ2200, daarop
uitgetrokken.
De heer de la Faille had zijn voorstel zóó ingeriglom
dat nu toch de begrooting post voor post in behandeling was.
Hij heeft echter geene bedenkingom zijn voorstel in den door
den heer Oosterhoff bedoelden zin te wijzigen gelijk hij dé eer
heeft bij dezen te doen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel van den heer de la Faille wordt nu in stemming
gebragt en verworpen met 7 tegen 4 stemmen. Vóór stemden
de heeren Duparc BekhuisMenaldaen de la Faille.
Tegen de overige posten der begrooting blijken geene bezwa
ren bij de vergadering te bestaan.