ft
ff
ff
ft
ff
ft
ft
ft
ft
ft
ff
ft
ft
ft
ft
ft
ff
ft
ff
ff
ft
ft
22
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 Maart H88.
z.i. toch zulke belangrijke gronden aangevoerd 0111 eene uitbrei
ding te geven aan de bij dit art. voorgestelde bepaling, dat hij
voor zich het zeer wenschelijk zoude rekenen, zoo daaraan gevolg
werd gegeven. Bij het debat over de voorgestelde verordening
zijn steeds de openbare gezondheidsbelangen op den voorgrond
getreden en die zouden indien er aan den in dat schrijven uit-
gedrukten wensch gevolg werd gegevenzeer worden bevorderd.
De Voorzitter geeft lecture van dit schrijvenwaarbij in
overweging wordt gegeven, de laatste alinea van dit artikel te
doen luiden als volgt„In woningen met slechts ééne buiten
deur of met twee of meer buitendeurenmaar waarvan de
kadastrale huurwaarde niet meer dan een nader te bepalen
maximum per jaar bedraagtmoet boven, in <tf naast de deur,
welke toegang geeft tot eene open ruimte, waar voldoende
frissche lucht te verkrijgen is, een draaibaar raam worden aan-
gebragt." De commissie heeft daarvan kennis genomenmaar
achtte eene uitbreiding van haar voorstel voor andere huizen,
dan die in het ontworpen artikel genoemd zijn, niet noodig. Waar
meer gelegenheid tot luchtverversching beslaat is het te ver
wachten, dat de bewoners van die gelegenheid wel gebruik zul
len maken. Doch bovendien heeft de commissie dat denkbeeld
niet overgenomen omdat die bepaling van toepassing zou moe
ten zijn ook op reeds bestaande woningen en zij aan de veror
dening geene terugwerkende kracht wenscht te geven.
De heer Duparc doet opmerken dat terwijl straks door
sommige leden werd gezegddat de commissie te veeleischend
was aij nu het verwijt moet hooien te weinig te vragen. Zij
is er nogtans van overtuigdbij de vorige bepalingen geene te
hooge eischen te hebben gesteldmaar vreesde er wel voor
dat zij door het denkbeeld van den heer de Bruijn hoe lof
waardig ook op zich zelf, te volgen, te veel zou worden gevraagd.
Daarenboven zou men het gewenschte doel waarschijnlijk toch
niet bereiken. Over het algemeen toch zijn de menschen niet
weinig bang voor luchtververschingzij verwarren die te veel
met tocht. Nu kan men wel allerlei voorschriften geven om
trent draaibare ramen doch men zal het moeten toestemmen,
dat moeijelijk bepalingen kunnen worden gemaakt omtrent het
openstaan van zoodanige ramen. En wat zouden dan al derge
lijke voorschriften baten Al gaf men dus aan de bepaling de
verlangde uitbreiding, de uitkomst zou waarschijnlijk toch niet
aan de verwachting beantwoorden.
Het artikel wordt nu onveranderd vastgesteld.
Art. 9 wordt onveranderd goedgekeurd.
Art. 10. Bij elke woning moet een waterdigte regen water
bak zijn van een inhoud, berekend naar ten minste 1 */a stère
voor elk inwonend gezin. Wordt de woning door slechts één
gezin bewoond, dan moet de inhoud ten minste 2 stère zijn.
Burgemeester en wethouders kunnen
vergunning geven dat voor twee of meer aangrenzende
woningen een gemeenschappelijke regenwaterbak worde ge
maakt
vrijstelling verleenen van de bepaling van het eerste lid,
indien de woning op voldoende wijze ter hunner beoordeeling,
aan de drinkwaterleiding is aangesloten.
Deze vrijstelling houdt op zoodra de aansluiting is wegge
nomen.
De heer B0kliuis vraagt of deze bepaling nu nog wel noo
dig zal zijn met het oog op de aanslaande exploitatie der drink
waterleiding.
De Voorzitter geeft te kennen, dat ook de commissie dit
punt heeft overwogen en daarom aan de bestaande bepaling
een nieuw lid toegevoegd.
De heer Bekhuis meent dat de verpligting, dat elke wo
ning aan de drinkwaterleiding moet zijn aangesloten wil men
vrijstelling van de bepaling van het eerste lid verkrijgen, voor
velen een groot bezwaar zal zijn daar die aansluiting per ka
mer f 7 zal kosten. Bij spr. staat het streven op den voor
grond dat alle regenbakken althans voor drinkwater buiten
gebruik worden gesteld zoodra de waterleiding in exploitatie
is. Het is niet noodzakelijk, dat aansluiting voor elke woning
verpligtend wordt gesteld, maar volkomen voldoendsindien
voor twee of meer nabijgelegen woningen êên aansluiting
bestaat. Burgemeester en wethouders kunnen bij elk geval op
zich zelf beoordeelen om al dan niet de vrijstelling te ver
leenen.
De heer Duparc /.egt, dat de commissie dit bezwaar cenigs-
zins heeft verwacht. De heer Bekhuis zal intusschen aan zijn
denkbeeld een vorm dienen te geven, en bij amendement eene
aanvulling van dit artikel in den gewenschten zin hebben voor
te stellen-
De heer BökhuiS geeft in antwoord daarop te kennen
dat hij zich van eene formulering heeft onthoudenomdat hem
door den heer van Sloterdijck is medegedeelddat de commis
sie liever zelve de redactie op zich neemt. Gaarne wil hij den
vorm aangeven. Zijne bedoeling is vergemakkelijking voor het
verkrijgen en tevens uitbreiding van het gebruik van het water
uit de waterleiding.
De heer van Sloterdijck deelt mededat aanvankelijk
sommige leden der commissie met het denkbeeld van den ge-
achten vorigen spreker konden medegaan maar dat ten slotte
de meerderheid van meening isdat de redactie van dit artikel
voldoende de bedoeling steunt en behouden moet blijven. Zij
zal dus geene wijziging voorstellen; acht de heer Bekhuis aan
vulling wenschelijk hij zal dan daartoe het voorstel moeten doen.
Spr. moet nog met een enkel woord terugkomen op de op
vatting van den heer Bekhuis als zou de commissie zich uit
sluitend de redactie willen voorbehoudenterwijl de leden van
den raad slechts hun denkbeeld zouden hebben aan te geven.
Aanleiding tot dit beweren is een gesprek tusschen den heer
Bekhuis en spr. in een spoorwegcoupé gevoerd. De ontwerp
verordening die nog niet in behandeling was kwam ter sprake.
In den loop van het gesprek bleek het, dat de heer Bekhuis
tegen enkele bepalingen bezwaren had. Spr. gaf hem in over
weging die bezwaren aan de commissie mede te deelen deze
zou ze dan in overweging kunnen nemen en, bij instemming
daarmedezich gaarne belasten met de redactieomdat zij uit
den aard van haren werkkring het beste hiermede vertrouwd
kan geacht worden en zorg dragen, dat het beslaande verband be
houden blijve. Doch geenszins was het spr's. bedoeling de
leden dezer vergadering te beletten of op eemgerlei wijze hun
het regt te betwistenom amendementen in te dienen. De
commissie ziet gaarne van dat regt een ruim gebruik gemaakt,
111 tie overtuiging, dat ook zij vrijheid van gevoelen behoudt en be
voegd blijft zich niet te vereenigen met voorstellen, die in strek
king of in vorm met hare ontwerpen niet overeenkomen. Aan
dat spoorweggesprek is dus eene te uitgebreide beteekenis ge
geven hetgeen spr. voor het vervolg tot voorzigtigheid zal
aansporen.
De heer Meijer schaart zich aan de zijde van de meerder
heid der commissiedie voor onveranderd behoud van dit arti
kel is. Haar hoofdargument daarvoor is datwerd het denk
beeld van den heer Bekhuis overgenomen het gevolg zou zijn,
dat men langzamerheid bij het bouwen van woningen voor meer
dan één gezinhet maken van regenbakken nalietde aanslui
tingen aan de waterleiding gebrekkig zouden zijn of geheel ont
breken en men er op uit zou zijngebruik te maken van het
waterdat van gemeentewege werd verschaft. Daardoor zou
een te groote last op de gemeente drukken. Spr. vestigt de
aandacht van den raad op den aanhef van het betrokken arti
kel dat niet handelt over woningen bestemd voor één gezin
maar over zoogenaamde kazernewoningen waarin onderschei
dene gezinnen verblijf houden. Ten opzigte van dezen, laat het
artikel aan de beoordeeling van burgemeester en wethouders
over of de aansluiting binnenshuis voldoende is er wordt dus
niet als eisch gestelddat de woning van elk gezin afzonderlijk
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 13 Maart 1888.
23
behoorlijk is aangesloten en daarom is het bezwaar van den
heer Bekhuis van weinig gewigt. Spr. wenscht dus onveran
derd behoud van het voorgedragen artikel»
De heer Bekhuis stelt nu voor sub b aldus te lezen
vrijstelling te verleenen van de bepaling van het eerste lid, in
dien het verkrijgen van water uit de drinkwaterleiding ter be
oordeeling van burgemeester en wethouders voldoende is ver
zekerd."
Dit amendement wordt niet ondersteund en komt niet in be
handeling.
Hel artikel wordt nu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Artt. 11 en 12 blijven onveranderd.
Art. 13 wordt met eene kleine wijziging op voorstel der com
missie, vastgesteld als volgt
Het is verboden woningen, welke in strijd met bovenstaande
staande bepalingen worden ingerigt of gebouwd te bewonen
te verhuren of aan anderen ter bewoning af te staan.
Artt. 14 tot en met 29 leiden tot geene bespreking en wor
den onveranderd vastgesteld.
Alsnu wordt besloten vast tc stellen navolgende
VERORDENING op het bouwen en op liet inrit
ten van woningen en tegen het bewo
nen van voor de gezondheid nadeelige
of voor het leven gevaarlijke woningen.
Art. 1.
Bij het aanleggen van een nieuwe straat of buurt moeten aan
de straten de afmetingen worden gegeven, welke door den ge
meenteraad voor ieder bijzonder geval worden voorgeschreven.
Bij het aanleggen van eene straat of buurt, bestaande uit
woningen van eene verdiepingmoet de afstand tusschen de
tegen elkander overstaande gebouwen ten minste 10 meter be
dragen waarvan eene breedte van ten minste 3 meter door
bestrating voor verkeersweg moet worden ingerigt.
Art. 2.
De hoogte tot welke gebouwen muren of schuttingen mo
gen worden opgetrokkenwordt bepaald als volgt
waar de aangrenzende straat of die straat met het water 12
meter of daarboven breed is anderhalfmaal de breedte van die
straat of van die straat met het water
waar de breedte is van 11 tot 12 meter, 14 meter.
10
t
11
13
n
9
n
10
12
b
B
n
8
9
11
7
8
10
ff
6
7
9
5
6
8
n
4
5
7
n
3
V
i
G
n
B
beneden
3
5
hoekhuizen
geldt
voor de toepassing van
deze
schaal
grootste breedte van straat of van straat met waterwaaraan
het gebouw wordt opgetrokken.
Bij vernieuwing of herstelling mogen de gebouwen tot dezelf
de hoogte als vroeger worden opgetrokken. Het te vernieuwen
of te herstellen gebouw mag echter met eerder worden afge
brokendan na voorafgaande kennisgeving van het voornemen
daartoe aan burgemeester en wethouders en nadat deze de hoog
te van het te vernieuwen of te herstellen gebouw hebben doen
meten.
Het dak mag niet steiler worden opgetrokken dan met een
hoek van 75 graden en moet van eene goede afwatering zijn
voorzien.
De hoogte wordt gemeten uit de straat of het voetpad vóór
het huis tot aan den bovenkant der lijst of gootofzoo geen
van beiden er is, tot halverwege de hoogte van het dak.
Waar de breedte van de straat ol de kade met het water
minder dan 3 meter bedraagt, mag geen nieuw gebouw worden
gesticht, dan op een afstand van 6 meter van het tegenover
staand gebouwmuur of schutting.
Door breedte der straat wordt verstaan de afstand tusschen
de voorkanten der tegen elkander overstaande gevels.
In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders
eene afwijking toestaan van de bepalingen, in het eerste lid van
dit artikel voorkomende.
Art. 3.
Van het voornemen tot het stichten of inrigten van nieuwe
of tot het verbouwen van bestaande woningen moet schriftelijk
kennis worden gegeven aan burgemeester en wethouders.
Art. 4.
De oppervlakte van elke woning mag voor ieder gezin niet
minder zijndan 25 centiare binnenwerks.
Art. 5.
Bij het stichten of inrigten van nieuwe of het verbouwen van
bestaande woningen moeten de volgende voorschriften in acht
worden genomen
Waar de bodem vochtig is, ter beoordeeling van burge
meester en wethouders, moet de grond tot eene diepte van ten
minste Ü.50 meter uitgegraven en de gemaakte uitdieping met
of zand kolencintels aangevuld worden. Voor ophooging zon
der voorafgaande uitgraving mogen geene andere dan de ge
noemde stoffen worden gebezigd.
Onder houten vloeren van den beganen grond, waaronder
geen kelders zijnmoet over de geheele oppervlakte eene ruim
te van ten minste 0.20 meter hoogte worden opengelaten, welke
met eene laag kolencintels ter dikte van ten minste 0.10 me
ter of met eene dubbele steenlaag van geen mindere hardheid
dan die van middelbonte mop in slappe basterd tras bevloerd
en door open roosters in gemeenschap met de buitenlucht ge-
bragt moet worden.
c. De bovenkant van den vloer van den beganen grond moet
ten minste 0.15 meter boven de stoep of, als er geen stoep
is, ten minste 0.25 meter boven den weg langs de woning
worden aangebragt.
d. Bij verdiepingen beneden den beganen grond deel uit
makende van eene woning moet de onderkant van de balk
laag ten minste 0.60 meter boven den weg langs de woning
worden aangelegd.
Art. 6.
Bij het stichten of inrigten van nieuwe of liet verbouwen van
bestaande woningenmoeten
a. de muren en vloeren van den kelder of van de verdie
ping beneden den beganen grond van waterkeerende materialen
worden gemaakt
b. de fundamenten, onmiddellijk aan en ter diepte van ten
minste 0.10 meter beneden het trasraam geheel gemetseld wor
den met slappe basterd tras, van steen, die geene mindere hard
heid heeft dan die van middelbonte mop. Meerdere diepte daar
beneden kan in zand worden gewerkt
c. op elk fundament een trasraam worden gemaakt van klin
kertsteen in basterd tras waarvan ten minste 0.15 meter be
neden de straat of het voetpad langs de woningenen ten
minste 0.10 meter boven den beganen grond in de woning wor
den gemetseld