92 Verslag der handelingen van den
De heer d.0 la Faill© vraagtof liet de bedoeling isdat
de te benoemen onderwijzer ook aan de meisjes gymnastiek
onderwijs zal geven. Spr. doet die vraag omdat tot nu toe
het systeem is gevolgddat dit onderwijs aan meisjes door
onderwijzeressen wordt gegeven.
De Voorzitter deelt mede, dat deze benoeming geschiedt
ter vervulling der vacaturedie is ontstaan door het ontslag
van Mej. Hempenius. Deze is aan die school als gewone on
derwijzeres vervangen door eene onderwijzeres, die de acte voor
de gymnastiek niet bezit, en tengevolge daarvan is door bur
gemeester en wethoudersop advies van het hoofd der school
de heer G. S. Hofstra tijdelijk aangewezen, om het gymnastiek
onderwijs ook aan de vrouwelijke leerlingen op gemeenteschool
no. G te geven. Nu is die tijdelijke opdragt geëindigd en moet
eene definitieve benoeming geschieden.
De heer d.0 la Faill0 doet opmerkendat toch aan de
andere scholen het gymnastiek-onderwijs aan de meisjes door
onderwijzeressen wordt gegeven spr. zou gaarne vernemen of
niet ook voor deze school hiertoe de gelegenheid bestaat.
De Voorzittor zegt, dat geene .onderwijzeressen voor hel
onderwijs in de gymnastiek aan deze school beschikbaar zijn.
Hierop wordt overgegaan tot eene stemming, waarvan het
resultaat is, dat op G. S. Hofstra 18, en op D. H. Zijlstra 2
steramen zijn uitgebragt, zoodat eerstgenoemde wordt benoemd.
Wordt besloten deze benoeming te doen rekenen te zijn in
gegaan den 1 October j.l.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek der directie van de Harmonieom gedeeltelijke
kwijtschelding der recognitie.
Burgemeester en wethouders stellen daarbij voor, te beslui
ten
aan de vereeniging „de Harmonie" alhier over het jaar 1889
tot een bedrag van 300 kwijtschelding te verleenen van de
recognitie, bij de overeenkomst van den 4 October 1880 vast
gesteld op ƒ350.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Plantonga vvenscht niet gelijke discussiën te ope
nen, als in het vorige jaar over een voorstel van dezelfde strek
king zijn gevoerd. De omstandigheden zijn volkomen gelijk. Spr.
moet alleen verklarendat zijne zienswijze in deze niet is
veranderd en dat zijne straks uit te brengen stem tegen het voor
stel op dezelfde motieven is gegrondals door hem verleden
jaar zijn ontwikkeld.
Ook de heer Duparc zegt, dat hij behalve de argumenten,
in twee vorige jaren tegen de inwilliging van een gelijk voor
stel te berde gebragtthans nog een nieuw argument daar
tegen heeft. Door de directie der „Harmonie" wordt sinds ver
leden jaar de maatregel toegepastdat de van haar uitgaande
muzikale uitvoeringen, tooneelvoorstellingen enz., alléén voor de
leden der Vereeniging toegankelijk zijn, een maatregel, van het
standpunt der directie volkomen geregtvaardigd en door spr.
als lid der Vereeniging dan ook ten zeerste toegejuicht. Maar
door dezen maatregel heeft de zaak nu nog een geheel ander
aanzien gekregen terwijl men vroeger ten gunste van het ver
zoek der directie nog kon aanvoeren, dat de Vereeniging dan
toch ook aan niet-leden de gelegenheid om kunstgenot te smaken
aanbood, is die gelegenheid nu vervallen en heeft de Vereeniging
geheel het karakter van eene sociëteit gekregen. Om die reden
vindt spr. nog te minder aanleidingom aan het voorstel zijne
stem te geven.
te Leeuwarden van den 9 October 1888.
De lieer Oost0rhoff Heeft eene kleine bedenking legen het
door den heer Duparc gesprokene.
Die geachte spreker zegt dat de Vereeniging „de Harmojiie"
tegenwoordig geheel het karakter van sociëteit draagt. Dit acht
spr. minder juist; wel is het waar, dat vele, zoo niet de meeste
voorstellingen alleen voor de leden der Vereeniging toegankelijk
zijn maar dit is niet met alle het gevalzooals met de voor
stelling op Zaterdag a. s. Spr. voor zich heeft zich op het vol
gende standpunt geplaatst.
Indertijd, bij de oprigting der Vereeniging, is zij volgens spr.
wel wat stiefmoederlijk behandeld. Van ondersteuning van de
zijde der gemeente, zooals dit in andere plaatsen met dergelijke
inrigtingen wel plaats heeftwas geen sprakeen als men nu
nagaat dat de Vereeniging jaarlijks aan de gemeente 100 moet
betalen wegens vergoeding voor de door de gemeente uitge
voerde werken in verband met de stichting van het gebouw en
bovendien ƒ350 als erkenning van het eigendomsregt der ge
meente op den grond, waarop het gebouw is gestichtdan kan
men niet zeggen, dat de Vereeniging zich zeer mag verheugen in
de sympathie van de gemeente ook waar zij ontegenzeggelijk
althans eenig belang heeft in hare instandhouding, zooals meer
malen is aangetoond. Om die reden is spr. er zeer voorom
gunstig op dit verzoek te beschikken.
De heer Duparc erkentdat in het gebouw van de Har
monie wel voorstellingen worden gegeven waarvan spr. zelfs
onderscheidene voorbeelden zou kunnen aanhalen, die ook voor
niet-leden der Vereeniging toegankelijk zijn maar die voorstel
lingen gaan dan uit van particulieren, door wie de zaal wordt
afgehuurd. Daarmede heeft de Vereeniging zelve niets te maken.
Aan spr's nieuw argument wordt dus door de gemaakte opmer
king niets te kort gedaan.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebragt en verworpen met
12 tegen 8 stemmen. Vóór stemden de heeren Oosterhofï,
Dirks Reeling Brouwer Hijlkema van Sloterdijck van Ha-
rinxma thoe Slootende la Faille en van Eijsinga.
Het verzoek van de directie der Harmonie wordt ahoo ge
wezen van de hand.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van den heer M. Verdenius om ontslag als ge
meente-veearts.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
aan den heer M. Verdenius eervol ontslag te verleenen uit
zijne betrekking van gemeente-veearts, welk ontslag zal worden
gerekend te zijn ingegaan den 1 October 1888.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. C. E. Schrijver.
Wordt conform het voorstel besloten
aan Mej. G. E. Schrijver eervol ontslag te verleenen als on
derwijzeres in de nuttige handwerken aan de gemeenteschool
no. 10, in te gaan op 15 November e.k. of zooveel vroeger als
hare opvolgster in functie zal treden.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan L. Romeinonderwijzer aan de
gemeenteschool no. 1.
Conform het voorstel wordt besloten met ingang van den 4
November 1888 aan L. Romein, overeenkomstig zijn verzoek,
eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer
aan de gemeenteschool no. 1.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van J. Beekmanom aan zijne woning
Noorderplantage no. 7 een veranda op gemeentegrond te mogen
opstellen.
Verslag der handelingen van den gemeentel
Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten
I. den grond, gelegen aan de noordoostzijde van het gebouw
plaatselijk bekend Noorderplantage No. 7 voor zoover die is
ingenomen door de verandaaan den publieken dienst te ont
trekken.
II. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Statenaan J.
Beekman, timmerman alhier, tot wederopzegging in gebruik af
te staan den grond, tegen den noord-oostelijk en gevel van het
gebouwplaatselijk bekend Noorderplantage No. 7 ter breedte
van 9 meter en ter diepte van 1.5 meter, onder voorwaarde:
a. dat die grond wordt in gebruik gegevenuitsluitend met
de bestemmingom daarop eene veranda te hebben
b. dat de afstand in gebruik alleen geschiedt aan J. Beek
man persoonlijken door dezen niet aan anderen mag worden
overgedragen
c. dat J. Beekman zich schriftelijk tegenover de gemeente moet
verbindenomwanneer hij het door hem in huur bewoonde,
gebouw verlaatde veranda met toebehooren weg te nemen en
den grond weder in denzelfden toestand te brengen, waarin die
zich vóór het opstellen der veranda bevond
d. dat J. Beekman voornoemd jaarlijks op den 12 November,
voor het eerst op den 12 November 1888ten kantore van den
gemeenteontvanger moet betalen een retributie van ƒ1.als
erkenning van het eigendomsregt der gemeente op den in ge
bruik afgestanen grond.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van eene instructie voor den opzigter der plantsoenen.
(Zie bijlage No. 13 tot het verslag van 's raadshandelingen.)
Daar door geen der leden over het voorstel in zijn geheel het woord
wordt gevraagd, wordt overgegaan tot behandeling der artikelen.
Artt. 1. tot en met 3 worden zonder discussie onveranderd
goedgekeurd.
Art. 4. Hij doet aan den directeur de noodige voorstellen en
dient hem desverlangd van advies omtrent de maatregelen die
tot instandhouding, verbetering of uitbreiding der plantsoenen
en beplantingen worden vereischt.
Hij stelt den directeur er tijdig meê in kenniswanneer met
het jaarlijksch snoeijen of beitelen van het boomgewas een begin
zal worden gemaakt.
De heer van Slot0rdijk ziet in het 2e lid van Git artikel
voorgeschreven, dat de opzigter den directeur tijdig kennis moet
gevenwanneer met het jaarlijksch snoeijen of beitelen van.het
boomgewas een begin zal worden gemaakt. Het is spr. niet
regt duidelijk waarom deze bepaling alleen hier noodig is en
niet ook ten opzigte van andere werkzaamheden. Spr. acht dit
voorschrift niet doelmatig, omdat de opzigter het niet altijd lang
vooruit kan zeggendaar dit werk veel afhangt van weêr en
wind. Spr. zou dus gaarne met het doel van dit voorschrift in
kennis gesteld worden.
De Voorzittor zegt, dat de bepaling ziet op hel jaarlijksch
snoeijen in het najaar of in den winter. Dan zal de opzigter
vooruit den directeur moeten waarschuwen, teneinde deze in de
gelegenheid zij om daarop toezigt te houden, en mededeeling
er van te doen aan burgemeester en wethouders. Den direc
teur toch is opgedragen geene boomen te doen wegnemen
zonder toestemming van het dagelijksch bestuuren het dage-
lijksch bestuur wenscht op de hoogte te blijven van hetgeen er
met de boomen geschiedt. Wordt dus de directeur door den op
zigter gewaarschuwddan kan hij daarvan mededeeling doen
aan burgemeester en wethouders en in hunne vergadering de
aangelegenheid bespreken.
De heer Duparc had gelijke opmerking willen maken als
door den heer van Sloterdijck is geschied. Hij ziet daarom van
het woord af, alleen wenscht hij eene in zijn oog taalkundige
te Leeuwarden van den 9 October 1888. 93
verbetering voor te stellen n.l. om den aanhef van hel 2c lid
te doen luiden als volgt: „Hij geeft den directeur tijdig kennis
enz".
Dienovereenkomstig wordt besloten en het artikel wordt al
dus gewijzigd vastgesteld.
Art. 5. wordt goedgekeurd, onder weglating, op voorstel van
den heer Duparc, van de woorden „er voor" in den eersten regel.
Art. 6. Hij regelt de werkzaamheden, die aan de gemeente
lijke plantsoenen en beplantingen moeten worden verrigt en
houdt het vereischte toezigt op de uitvoering.
Hij zorgt voor de naleving der bij de verpachting van het
grasgewas gestelde voorwaarden en bepalingen, voor zoover die
betreffen het maaijen van het gras en de behandeling der be
plantingen en geeft van iedere overtreding kennis aan den di
recteur.
Bij storm zal hijzoowel ter voorkoming van ongelukken als
ter beveiliging der boomen en plantsoenenzoo veel mogelijk
de noodige maatregelen van voorzorg nemen.
De omgewaaide boomen doet bij zoo spoedig mogelijk oprui
men.
De heer Duparc stelt voor, in het derde lid, in plaats van
„Bij storm zal hij nemen", te lezen: „Bij storm neemt hij
enz."
De heer M0ij0r heeft zich afgevraagd welke de bedoeling
is van de laatste twee leden van dit artikel. Bij art. 3 sub d
wordt den opzigter reeds de zorg voor het kweeken en bewaren
van planten en bloemen opgedragen, terwijl nu in art. G wordt
te kennen gegevendat die zorg zich ook moet uitstrekken bij
storm en dat hij de omgewaaide boomen moet opruimen. Waar
nu de zorg bij art. 3 in het algemeen aan den opzigter is op
gedragen kan volgens spr. het nadere voorschrift in art. G
vervallen.
Bovendien acht spr. het eene gevaarlijke bepalingin zoover
dat zij er toe zal kunnen leidendat de politieaan wie het
toezigt op de veiligheid der wegen behoort, voortaan die zorg
van zich zal afschuiven en er op rekenen dat door den opzig
ter de noodige maatregelen zullen worden genomen. Spr. zou
het dus voorzigtig achtendeze twee alinea's te roijeren.
De Voorzittor wijst er op, dat juist deze bepaling eiken
twijfel wegneemtwie na een storm de boomendie rnogten
zijn omgewaaid moet wegruimen.
Viel dit nadere voorschrift wegdan zou er ten opzigte van
het opruimen van boomen twijfel kunnen ontstaan of dat op
ruimen behoorde tot de zorg voor het plantsoendus het werk
was voor den opzigterdan wel tot de zorg voor de veiligheid
van den wegdie aan de politie toekomt. Burgemeester en
wethouders meenden alle verpligtingen voor den opzigter naauw-
keurig te moeten omschrijven.
De heer van Harinxma tllO0 Sloot0n kan nog aan
het door den voorzitter gesprokene toevoegendat juist door
deze bepalingen het bezwaar van den heer Meijer wegvalt.
Er woidt nu duidelijk gereglementeerd, lot wien de politie, aan
wie de zorg voor den weg maar niet het opruimen van boo
men is zich heeft te wendenwanneer zij eenige omgewaaide
boomen heeft waargenomen. Zij heeft zich voortaan onmiddel
lijk te wenden tot den opzigter der plantsoenen, en niet tot den
directeur der gemeentewerkenhetgeen anders alligt voor de
hand zou liggen.
De heer Oosterhoff acht ook wijziging van het derde lid
wenschelijkomdat deze bepaling, zooals zij nu luidt, naar het
hem voorkomt, onuitvoerbaar zou zijn. De opzigter zaleerst
wanneer er storm is, maatregelen van voorzorg moeten nemen,
maar dan kan het reeds te laat zijn, of het den opzigter haast